Onrechtmatige daad. Procedure op naam niet-bestaande vennootschap. Vergissing. Verzet wederpartij tegen rectificatie. Niet-bestaande vennootschap veroordeeld in proceskosten. Reconventionele vordering tot vergoeding onbetaald gebleven proceskosten in volgende procedure; art. 4 lid 1 Hnw en 6:162 BW.
[eiser], handelend onder de naam [A], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
DE GEMEENTE DE RONDE VENEN, zetelende te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 259461/HA ZA 08-2535 van de rechtbank Utrecht van 11 februari 2009 en 21 april 2010;
b. de arresten in de zaak 200.072.897 van het gerechtshof te Amsterdam van 6 september 2011 en 17 januari 2012.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de arresten van het hof Amsterdam van 6 september 2011 en 17 januari 2012 en afdoening zoals in de conclusie vermeld.
3 Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en het procesverloop zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.12. Samengevat gaat het om het volgende.
(i) [A] B.V. (hierna ook: de B.V.) heeft de Gemeente gedagvaard en betaling gevorderd van € 442.567,--.
(ii) Nadat de Gemeente had verzocht de B.V. niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat deze vennootschap niet bestaat, heeft de B.V. rectificatie gevraagd omdat zij in de inleidende dagvaarding abusievelijk als partij is genoemd. De B.V. heeft aangevoerd dat de werkelijke naam is [eiser], tevens handelende onder de naam [A].
(iii) De rechtbank heeft het door de Gemeente gemaakte bezwaar tegen rectificatie gehonoreerd en bij vonnis van 15 oktober 2008 [A] (zonder de toevoeging B.V.) niet-ontvankelijk verklaard en veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente ten bedrage van € 11.365,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat van 1 juli 2001 tot 18 december 2007 sprake is geweest van de rechtsvorm [A] B.V. i.o. en dat blijkens het uittreksel uit het handelsregister van 21 maart 2008 geregistreerd staat de eenmanszaak “[A]”, gedreven voor rekening van [eiser].
(iv) De Gemeente heeft verbetering verzocht van het vonnis in die zin dat [A] wordt gewijzigd in “[eiser]”. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Zij overwoog onder meer dat in het dictum van het vonnis van 15 oktober 2008 is bedoeld de B.V. te vermelden.
3.2.1
[eiser] vordert in dit geding (opnieuw) betaling door de Gemeente van het bedrag van € 442.567,--. De Gemeente vordert in reconventie betaling van het hiervoor in 3.1 onder (iii) genoemde bedrag van € 11.365,-- ter zake van de in de eerdere procedure toegewezen proceskosten alsmede € 136.018,-- op de grond dat [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis. De rechtbank heeft zowel in conventie als in reconventie de vordering afgewezen.
3.2.2
Het hof heeft het vonnis ten aanzien van de vordering in conventie bekrachtigd, maar ten aanzien van de vordering in reconventie vernietigd. Het heeft de reconventionele vordering van de Gemeente alsnog grotendeels toegewezen. Met betrekking tot de vordering van de Gemeente ter zake van eerdergenoemd bedrag van € 11.365,-- aan proceskosten heeft het hof in zijn tussenarrest (rov. 4.12) onder meer het volgende overwogen:
“4.12 Met de gemeente is het hof van oordeel dat [eiser], door op naam van een niet bestaande vennootschap een procedure te beginnen, in strijd heeft gehandeld met het [bepaalde] in artikel 4 lid 1 van de Handelsnaamwet en dat zulks jegens de gemeente onrechtmatig was.
De gemeente heeft als gevolg hiervan schade geleden, bestaande uit de in het vonnis van 15 oktober 2008 geliquideerde proceskosten, die zij thans niet op [eiser] kan verhalen. De vordering tot vergoeding van de kosten, waarin de niet bestaande vennootschap [A] B.V. is veroordeeld, tezamen groot € 11.365,-, is dan ook toewijsbaar. (…)”.
In zijn eindarrest (rov. 2.6) overwoog het hof, voor zover in cassatie van belang, onder meer het volgende:
“2.6 (…) Voor zover het de procedure in reconventie betreft zal het vonnis worden vernietigd en zal [eiser] worden veroordeeld om aan de gemeente te voldoen een bedrag van € 99.786,- + € 11.365,- = € 111.151,-, te vermeerderen met de wettelijke rente (…)”
3.3
Onderdeel 2.3, dat is gericht tegen rov. 4.12 van het tussenarrest, is gegrond.
Ingevolge art. 4 lid 1 Handelsnaamwet (hierna: Hnw) is het verboden een handelsnaam te voeren die in strijd met de waarheid de indruk wekt dat de onderneming rechtspersoonlijkheid bezit of een ander type rechtspersoonlijkheid dan de naam suggereert. Degene die schade lijdt door overtreding van art. 4 lid 1 Hnw, kan in beginsel krachtens art. 6:162 BW een vordering tot – onder meer – schadevergoeding instellen.
In het onderhavige geval echter kan niet worden geoordeeld dat [eiser] onrechtmatig jegens de Gemeente heeft gehandeld door de eerste procedure aanhangig te maken op naam van de B.V. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Gemeente zich in die procedure heeft gesteld, dat zij toen een niet-ontvankelijkheidsverweer heeft gevoerd op de grond dat de B.V. niet bestond, dat de B.V. duidelijk heeft gemaakt dat sprake was van een vergissing en bedoeld was als partij te laten optreden [eiser] h.o.d.n. [A], en dat de Gemeente vervolgens bezwaar heeft gemaakt tegen deze rectificatie van de partij-aanduiding. Onder deze omstandigheden biedt art. 4 lid 1 Hnw in verbinding met art. 6:162 BW geen grondslag voor de reconventionele vordering van de Gemeente tot vergoeding van de proceskosten van de eerste procedure.
Het hiervoor overwogene brengt mee dat de bestreden arresten niet in stand kunnen blijven voor zover zij betrekking hebben op de reconventionele vordering van de Gemeente ter zake van die proceskosten en dat de overige klachten van het middel geen behandeling behoeven.
3.4
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen omdat ook het door de Gemeente aan haar reconventionele vordering ten grondslag gelegde art. 245 Rv haar niet kan baten. De Gemeente heeft zich eerst op deze bepaling beroepen nadat het vonnis van 15 oktober 2008 in kracht van gewijsde was gegaan, en zij heeft nagelaten hoger beroep van dit vonnis in te stellen en in dit appel een beroep te doen op art. 245 Rv.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 6 september 2011 en 17 januari 2012, doch uitsluitend voor zover daarbij de reconventionele vordering van de Gemeente tot betaling door [eiser] van een bedrag van € 11.365,--, vermeerderd met rente, is toegewezen;
wijst de reconventionele vordering van de Gemeente tot betaling door [eiser] van een bedrag van € 11.365,--, vermeerderd met rente, af;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 459,35 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A. Loth, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 25 oktober 2013.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: