Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2015:1195

Hoge Raad
01-05-2015
01-05-2015
14/05984
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:162, Gevolgd
Verwijzing naar: ECLI:NL:GHARL:2015:5411
Insolventierecht
Cassatie

WSNP. Procesrecht. Schending hoor en wederhoor? Proces-verbaal eerste aanleg waarvan schuldenaar stelt geen kennis te hebben kunnen nemen (HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5882, NJ 2012/637).

Rechtspraak.nl
NJB 2015/926
JWB 2015/178
RvdW 2015/631
NJ 2015/233 met annotatie van
TvPP 2015, afl. 4, p. 115

Uitspraak

1 mei 2015

Eerste Kamer

nr. 14/05984

LZ/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. J. van Weerden.

Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. het vonnis in de zaak C/02/281691 FT RK 14/812 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 juli 2014;

b. de arresten in de zaak HV 200.152.848/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 september 2014 en 20 november 2014.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 20 november 2014 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend cassatierekest zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging van het bestreden arrest.

De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 12 maart 2015 op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [verzoeker] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen op de grond, kort gezegd, dat niet aannemelijk is dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest.

(ii) [verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld. De eerste mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 3 september 2014. Het hof heeft op 18 september 2014 een tussenarrest gewezen, waarna op 12 november 2014 een voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Bij zijn eindarrest heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

3.2.1

Middel 1 klaagt dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden doordat het zijn oordeel mede heeft gebaseerd op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van 1 juli 2014, terwijl dit proces-verbaal niet aan [verzoeker] of zijn advocaat ter beschikking heeft gestaan.

3.2.2

Het hof heeft blijkens zijn tussenarrest (rov. 2.1 en 2.3) kennis genomen van het beroepschrift van [verzoeker] met producties en voorts van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 1 juli 2014.

Blijkens het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling bij het hof van 12 november 2014 heeft de advocaat van [verzoeker] aldaar medegedeeld dat zij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank nimmer heeft ontvangen. Het proces-verbaal houdt niet in dat het hof op deze mededeling van de advocaat heeft gereageerd. Het hof heeft vervolgens eindarrest gewezen, daarbij verwijzend naar zijn tussenarrest en naar de voortgezette mondelinge behandeling.

3.2.3

Uit de hiervoor in 3.2.2 weergegeven gang van zaken kan worden afgeleid dat het hof zijn oordeel mede heeft gebaseerd op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, alsmede dat het hof ambtshalve over dat proces-verbaal heeft kunnen beschikken. Gelet op het fundamentele belang van het beginsel van hoor en wederhoor, had het hof moeten nagaan of de rechtbank een afschrift van dat proces-verbaal aan de advocaat van [verzoeker] had toegezonden, of had het zelf een afschrift aan de advocaat van [verzoeker] moeten doen toekomen, alvorens mede op basis van dat proces-verbaal uitspraak te doen (vgl. HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5882, NJ 2012/637). Het middel is dus gegrond.

3.2.4

De overige middelen behoeven geen behandeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 november 2014;

verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 1 mei 2015.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.