Het Hof heeft in de bestreden uitspraak - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende overwogen:
"De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep - kort gezegd - betoogd dat nu de wet per 1 juli 2011 geen strafrechtelijk financieel onderzoek meer vereist voor toepassing van artikel 36e, derde lid van het Wetboek van Strafrecht, de vraag rijst of die wijziging van wet in het voor- of nadeel van veroordeelde moet worden uitgelegd.
In de visie van de advocaat-generaal dient deze wijziging van wet in het voordeel van veroordeelde te worden uitgelegd, zodat de ontnemingsvordering tot het bedrag van 45.719,65 dient te worden afgewezen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof kan de wijziging van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek niet langer is vereist, niet worden aangemerkt als een wijziging van de strafbaarstelling, zodat deze wijziging niet in het voordeel van verdachte kan worden uitgelegd. Naar het oordeel van het hof betreft het niet een verandering aangaande de norm of de bedreiging met straf of maatregel, welke berust op veranderd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van enig feit, maar slechts een wijziging betreffende een formeel vereiste dat volgens de wetgever in voorkomende gevallen inefficiëntie kan voorkomen (zie: Kamerstukken II 2009/10, 32 194, nr. 6, p. 13-14). Gelet hierop staat de aangehaalde wijziging van wet toewijzing van de ontnemingsvordering niet in de weg."