De Rechtbank heeft de klaagster in het klaagschrift van 14 januari 2015 niet-ontvankelijk verklaard en daaromtrent het volgende overwogen:
"De raadkamer overweegt dat klaagster reeds eerder heeft geklaagd over het beslag op het (zelfde) viertal vorderingen van klaagster op de NVWA. Bij beschikking van de raadkamer van deze rechtbank van 21 oktober 2014 is dit klaagschrift ongegrond verklaard. Deze beschikking is thans onherroepelijk. Gelet hierop ziet de raadkamer zich voor de vraag gesteld of klaagster ontvankelijk is in haar klaagschrift.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 31 maart 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH1478) moet vooropgesteld worden dat, zolang het beslag niet is geëindigd, niet is uitgesloten dat een belanghebbende opnieuw een klaagschrift indient strekkende tot teruggave aan hem van op de voet van artikel 94 of artikel 94a Sv inbeslaggenomen voorwerpen, indien een eerder door hem met datzelfde doel ingediend klaagschrift waarop ten gronde is beslist, niet heeft geleid tot teruggave aan hem. In een dergelijk hernieuwd beklag is de klager echter niet-ontvankelijk indien daarin enkel een beroep wordt gedaan op feiten en/of omstandigheden waarop hij in het eerdere klaagschrift of bij gelegenheid van de behandeling daarvan een beroep heeft gedaan. (...)
Klaagster heeft aangevoerd dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Daartoe heeft zij gewezen op een verklaring van haar accountant, waarin deze opmerkt dat van belang is voor de continuïteit van het bedrijf dat de vorderingen (waarop thans beslag rust) worden geïncasseerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster hiermee geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, nu reeds in september/oktober 2014 sprake was van het achterwege blijven van een aanzienlijke inkomenspost. Voorts heeft de officier van justitie (onder andere) opgemerkt dat de dreiging met faillissement niet verbaast aangezien het openbaar ministerie stelt dat deze rechtspersoon mede is opgericht met als doel om uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken en/of te verhinderen en om eventuele beslaglegging te voorkomen.
De raadkamer is van oordeel dat klaagster geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden heeft aangevoerd. Het beklag tot opheffing van het beslag op de vorderingen strekt er in wezen toe dat een aanzienlijke inkomstenpost binnen het bedrijf van klaagster kan worden benut. Het is voorstelbaar dat het niet kunnen benutten van een dergelijke inkomstenpost financieel nadelige gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van klaagster. Deze gevolgen zijn echter reeds ingetreden direct na de beslaglegging op de vorderingen. Er zijn geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden aangevoerd welke sindsdien zijn ingetreden. Gelet op het vorenstaande zal de raadkamer klaagster niet-ontvankelijk verklaren in haar klaagschrift."