De Rechtbank heeft het klaagschrift, dat strekt tot teruggave van de onder de klager inbeslaggenomen personenauto ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
" [klager] heeft aangevoerd dat de auto onder hem in beslag is genomen ter zake verdenking van een strafbaar feit. Klager stelt eigenaar te zijn van die auto. Het strafvorderlijk belang verzet zich niet tegen teruggave van de auto. Door het voortduren van de inbeslagneming wordt niet alleen klager benadeeld, maar tevens zijn familiekring. Mede krachtens het beginsel van onschuldpresumptie wenst klager teruggave van voornoemde auto.
[betrokkene 1] heeft aangevoerd dat haar ex-partner de autopapieren uit haar auto heeft gestolen en de auto heeft overgeschreven op naam van zijn vriend [klager] . Klaagster heeft hiervan aangifte gedaan. Klaagster heeft rekeningafschriften en een kentekenbewijs overgelegd om aan te tonen dat zij de rechtmatige eigenaar van de auto is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen teruggave van de in beslag genomen auto. Nu het in het midden blijft aan wie de auto toebehoort, is het uitgangspunt dat het beslag teruggegeven dient te worden aan degene onder wie het in beslag is genomen. In dit geval is dat [klager] .
De rechtbank oordeelt als volgt. [betrokkene 1] heeft haar standpunt dat zij de rechtmatige eigenaar van de auto is, niet kunnen onderbouwen met stukken. Dat het zo gegaan is als zij heeft verklaard, kan de rechtbank op basis van de thans voorliggende stukken niet vaststellen. Het klaagschrift van [betrokkene 1] zal daarom ongegrond worden verklaard.
Dat [klager] civielrechtelijk een sterker recht op de auto heeft, kan de rechtbank eveneens niet vaststellen, omdat niet vastgesteld kan worden dat [klager] een koper te goeder trouw is geweest (artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek). De rechtbank kan daarom niet beoordelen of [klager] een geldige aanspraak heeft op het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp en verklaart het klaagschrift van [klager] om die reden ongegrond.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de ex-partner van [betrokkene 1] als verdachte is aangemerkt in de onderliggende strafzaak. Mocht deze verdachte nog worden gedagvaard, dan zal de zittingsrechter een beslissing moeten nemen over het beslag. Indien dagvaarding achterwege blijft, zal de officier van justitie een beslissing over het beslag dienen te nemen."