3.1.1 Wat betreft het jaar 2016 heeft het Hof gewezen op het oordeel van de Hoge Raad in het arrest van 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:816, over dezelfde rechtsvraag met betrekking tot de box 3-heffing in de jaren 2013 en 2014, en overwogen dat er geen reden is te veronderstellen dat de situatie in 2016 anders is dan die in die jaren. Zelfs indien op stelselniveau de box 3-heffing een buitensporige en zware last voor belastingplichtigen vormt, is er geen plaats voor ingrijpen van de rechter, tenzij een individuele belastingplichtige in strijd met artikel 1 EP wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last als gevolg van de box 3-heffing, aldus het Hof.
3.1.2 Gezien de hoogte van de box 3-heffing, het belastbare inkomen uit werk en woning, de aanwezigheid van een eigen woning zonder hypotheekschuld en de opbrengst van het vermogen kan de box 3-heffing voor het jaar 2016 naar het oordeel van het Hof niet worden aangemerkt als een zodanige last.
3.2.1 Wat betreft het jaar 2017 heeft het Hof overwogen dat het niet slechts moet beoordelen of belanghebbende wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last, maar ook of de box 3-heffing een schending van artikel 1 EP op stelselniveau meebrengt. Een splitsing van het bezwaar vanwege een massaalbezwaarprocedure brengt niet mee dat de overige regels van de Awb buiten toepassing blijven. In een procedure als deze dient de rechter in volle omvang te beoordelen of het primaire besluit (de aanslag) juist is, omdat de wetgever in de bepalingen omtrent massaal bezwaar niet een van de Awb afwijkende regeling heeft getroffen, aldus het Hof.
3.2.2 Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de door de wetgever gemaakte veronderstellingen over de samenstelling van en het rendement op het vermogen die ten grondslag liggen aan de box 3-heffing niet elke redelijke grond ontberen. Er kan dan ook niet worden gezegd dat de wetgever heeft gehandeld in strijd met het vereiste van fair balance, mede gelet op de ruime beoordelingsvrijheid die de wetgever heeft. Evenmin kan worden geoordeeld dat deze regeling niet voldoet aan de eisen van lawfulness. De rendementsheffing vanaf het jaar 2017 is op stelselniveau dan ook niet in strijd met artikel 1 EP, aldus het Hof.
3.2.3 Gezien de hoogte van de box 3-heffing, het belastbare inkomen uit werk en woning, de aanwezigheid van een eigen woning zonder hypotheekschuld en de opbrengst van het vermogen is naar het oordeel van het Hof van een individuele en buitensporige last ook voor het jaar 2017 geen sprake.