Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2021:1510

Hoge Raad
05-11-2021
05-11-2021
20/03338
In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2020:7158
Belastingrecht
Cassatie

Procesrecht. Invordering. Art. 10 en art. 15 Invorderingswet 1990; art. 7, lid 1, Kostenwet invordering rijksbelastingen; art. 4:122 en 4:123 Awb; zijn kosten dwangbevel rechtsgeldig in rekening gebracht door vermelding in exploot van betekening dwangbevel? Executoriale titel?

Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2021/2620
V-N 2021/48.18 met annotatie van Redactie
NJB 2021/3195
BNB 2022/14 met annotatie van E.B. PECHLER
NLF 2021/2168
FED 2022/15 met annotatie van Y.E.J. GERADTS
Belastingblad 2022/62 met annotatie van P. Koedood
NTFR 2021/3790 met annotatie van mr. drs. W.A. de Paepe
Viditax (FutD) 2021110512
FutD 2021-3396

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/03338

Datum 5 november 2021

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 september 2020, nr. 20/003451, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 19/2453) betreffende aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.B.H. Beune, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende en [A] zijn vennoten in VOF [B]. De Ontvanger heeft op 28 november 2018 tegen belanghebbende acht dwangbevelen ter versnelde invordering van navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten bedrage van in totaal € 1.772.758 uitgevaardigd. Voorts is op het dwangbevel vermeld ‘Tot nu toe verschuldigde kosten van vervolging: € 0,00’.

2.2

Bij exploot heeft de belastingdeurwaarder deze dwangbevelen op 28 november 2018 om 09.45 uur betekend. In het exploot van de belastingdeurwaarder is vermeld dat de betekeningskosten € 12.197 belopen met de vermelding ‘Als u de schuld binnen 2 dagen betaalt dan bent u de betekeningskosten niet verschuldigd’.

3 Procedure bij het Hof

3.1

Bij het Hof was, voor zover in cassatie van belang, in geschil of de kosten rechtsgeldig in rekening waren gebracht.

3.2

Het Hof heeft geoordeeld dat de kosten rechtsgeldig in rekening zijn gebracht. Daartoe heeft het Hof overwogen dat de kosten weliswaar niet zijn vermeld op de dwangbevelen maar in het exploot, zodat de zaak afwijkt van het geval dat door de Hoge Raad in het arrest van 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1200 is beslist, maar dat niet reeds daarom moet worden geconcludeerd dat van een rechtsgeldig in rekening brengen van de kosten geen sprake is. Het oordeel van de Hoge Raad ziet immers op de situatie waarin vervolgingskosten door de ontvanger in rekening zijn gebracht, aldus het Hof.

4 Beoordeling van de middelen

4.1

Het eerste middel betoogt dat de kosten niet rechtsgeldig in rekening zijn gebracht omdat zij niet op een dwangbevel zijn vermeld.

4.2.1

In dit geval zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd die met toepassing van artikel 10 van de Invorderingswet 1990 terstond en tot het volle bedrag invorderbaar zijn verklaard en ter zake waarvan met toepassing van artikel 15 van de Invorderingswet 1990 terstond dwangbevelen zijn uitgevaardigd.

4.2.2

In een zodanig geval geldt als uitgangspunt dat kosten van invordering niet in rekening kunnen worden gebracht zonder dat de belastingschuldige in de gelegenheid is geweest om van zijn belastingschuld kennis te nemen en deze te voldoen.2 Dit neemt niet weg dat al ten tijde van de betekening van een dwangbevel aan de belastingschuldige kenbaar kan worden gemaakt dat, en tot welk bedrag, kosten ter zake van die betekening verschuldigd worden indien deze geen gebruik maakt van de gelegenheid om de belastingschuld binnen een door de ontvanger te stellen redelijke termijn te voldoen.

4.2.3

Het eerste middel berust op de opvatting dat de kosten van het dwangbevel alleen rechtsgeldig in rekening kunnen worden gebracht door vermelding van die kosten in het dwangbevel zelf. Die opvatting vindt geen steun in het recht. Het middel miskent dat artikel 4:122, lid 1, aanhef en letter d, Awb zodanige vermelding voorschrijft teneinde de ontvanger een executoriale titel ter zake van die kosten te verschaffen. Dit laat onverlet dat met de vermelding van die kosten in het exploot van bekendmaking van een dwangbevel die kosten rechtsgeldig in rekening zijn gebracht en dat daartegen op grond van artikel 7, lid 1, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (administratief) beroep bij de ontvanger openstaat voor de belastingschuldige. Het middel faalt daarom.

4.2.4

Opmerking verdient dat het niet vermelden van de kosten op het dwangbevel tot gevolg heeft dat een executoriale titel voor de invordering van die kosten ontbreekt. De ontvanger zal dan de (dwang)invordering van de in rekening gebrachte kosten separaat ter hand moeten nemen.

4.3

Ook de overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.4

Al hetgeen hiervoor is overwogen voert tot de slotsom dat het beroep in cassatie ongegrond moet worden verklaard.

5 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

6 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.

1 ECLI:NL:GHARL:2020:7158.

2 HR 17 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1200.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.