In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerder] is bij vonnis van 22 april 2015 van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 50.655,--. [verweerder] heeft niet vrijwillig betaald.
(ii) Op 3 mei 2017 heeft [eiser] ten laste van [verweerder] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank op de periodieke uitkering die [verweerder] toekomt op grond van de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW-uitkering). Bij deze beslaglegging is de beslagvrije voet als bedoeld in art. 475c (oud) Rv en art. 475d (oud) Rv niet toegepast. De AOW-uitkering is vervolgens zonder vermindering met de beslagvrije voet uitbetaald aan de door [eiser] ingeschakelde deurwaarder, tot verhaal van de vordering van [eiser] op grond van het hiervoor onder (i) genoemde vonnis.
(iii) Volgens de gegevens in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) is [verweerder] in Nederland ingeschreven, op een adres in [plaats]. Na ontvangst van een melding dat [verweerder] daar niet echt zou wonen, heeft de gemeente [plaats] in het voorjaar van 2018 de juistheid van die inschrijving onderzocht. In mei 2018 heeft de gemeente [plaats] aan [verweerder] geschreven dat het onderzoek naar de inschrijving was afgerond en dat hij terecht bleek te zijn ingeschreven op het in de BRP vermelde adres.
(iv) Naast zijn inschrijving op het adres dat in de BRP is vermeld, is [verweerder] ingeschreven op een adres in Turkije. Hij is eigenaar van een woning in [plaats 1] in Turkije.
(v) [verweerder] heeft meermalen verzocht de beslagvrije voet toe te passen bij het innen van de schuld. Dit verzoek is niet ingewilligd, omdat de deurwaarder het standpunt van [eiser] volgt dat – kort gezegd – [verweerder] in Turkije woont en daar over aanvullend vermogen beschikt.
(vi) Naast de AOW-uitkering ontvangt [verweerder] een pensioen van € 55,29 (netto) per maand van een pensioenfonds en krijgt hij zorgtoeslag.