3.1
Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte zowel de beslissing van 19 juli 2021 als de beslissing van 13 augustus 2021 heeft vernietigd. Nu beroep tegen een beslissing van de klachtencommissie op grond van art. 10:7 lid 2 Wvggz kan worden ingesteld binnen een termijn van zes weken, was de beslissing van 19 juli 2021 ten tijde van het instellen van het beroep door betrokkene op 22 september 2021 al in kracht van gewijsde gegaan, zodat het beroep zich alleen kon richten tegen de beschikking van 13 augustus 2021. Voor zover in het verzoekschrift is gelezen dat ook beroep is ingesteld tegen de beslissing van 19 juli 2021, had dat beroep niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Nu tegen de beslissing over de klachten geen beroep is ingesteld binnen de beroepstermijn van zes weken, heeft de rechtbank ten onrechte een oordeel gegeven over de klachten, aldus het middel.
3.2.1
In hoofdstuk 10 van de Wvggz is een klachtenprocedure opgenomen. Deze regeling is bedoeld als een toegankelijke voorziening, waarbij zo min mogelijk drempels worden opgeworpen voor de betrokkene om zijn klachten door een onafhankelijke commissie te laten beoordelen.1
3.2.2
Art. 10:3 lid 1 Wvggz bepaalt dat de betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht kan indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in die bepaling genoemde artikelen. Bij een verzoek als bedoeld in art. 10:3 Wvggz kan verzoeker bij de klachtencommissie tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder verzoeken (art. 10:11 lid 1 Wvggz). De klachtencommissie kan ook ambtshalve tot schadevergoeding door de zorgaanbieder besluiten (art. 10:11 lid 1 Wvggz). De klachtencommissie neemt een schriftelijke en gemotiveerde beslissing binnen 14 dagen dan wel vier weken na ontvangst van de klacht (art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz).
3.2.3
In de Wvggz is niet bepaald dat de klachtencommissie afzonderlijk kan beslissen over de toekenning van schadevergoeding op grond van art. 10:11 lid 1 Wvggz. Voor de rechter is dit wel bepaald (art. 10:11 lid 2 Wvggz). Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever heeft bedoeld de klachtencommissie de mogelijkheid te geven afzonderlijk over de klacht en de toekenning van schadevergoeding te beslissen. De klachtencommissie dient daarom binnen de beslistermijn bedoeld in art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen over zowel de klacht als, indien dit aan de orde is, de toekenning van schadevergoeding. Voordat de klachtencommissie beslist over de toekenning van schadevergoeding, dient zij tevens de zorgaanbieder te horen (art. 10:11 lid 3 Wvggz).
3.2.4
Nadat de klachtencommissie een beslissing heeft genomen of indien de klachtencommissie niet tijdig een beslissing heeft genomen, kan zowel de betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene, als de zorgaanbieder een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht (art. 10:7 lid 1 Wvggz). De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen (art. 10:7 lid 2 Wvggz).
3.2.5
Uit hetgeen hiervoor in 3.2.3-3.2.4 is overwogen volgt dat indien de klachtencommissie binnen de beslistermijn bedoeld in art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz alleen een schriftelijke en gemotiveerde beslissing heeft genomen over de klacht, en de beslissing over de toekenning van schadevergoeding heeft aangehouden, de klachtencommissie niet tijdig een beslissing heeft genomen als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz. De betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene, en de zorgaanbieder kunnen in dat geval binnen zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen (zie hiervoor in 3.2.3), een verzoekschrift als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz indienen bij de rechter. Het verzoekschrift kan ook worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop de klachtencommissie alsnog haar schriftelijke en gemotiveerde beslissing over de toekenning van schadevergoeding aan de verzoeker heeft meegedeeld. Behoudens hetgeen hierna in 3.3.2 wordt overwogen, ligt in beide hiervoor bedoelde gevallen zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling aan de rechter voor.
3.2.6
Uit hetgeen hiervoor in 3.2.1-3.2.5 is overwogen volgt dat de klacht faalt dat ten tijde van de indiening van het verzoekschrift van 22 september 2021 de beroepstermijn ten aanzien van de beslissing van de klachtencommissie van 19 juli 2021 al was verstreken en de rechtbank daarom geen inhoudelijke beslissing kon geven over de klachten van betrokkene. Pas met de beslissing van de klachtencommissie van 4 augustus 2021 was immers sprake van een beslissing als bedoeld in art. 10:7 Wvggz over zowel de klacht als het verzoek van betrokkene om schadevergoeding. Het verzoekschrift van 22 september 2021 is ingediend binnen zes weken nadat de beslissing van 4 augustus 2021 aan betrokkene is meegedeeld (zie hiervoor in 2.1 onder (iv)), en derhalve binnen de termijn bedoeld in art. 10:7 lid 2 Wvggz.
3.3.1
De Hoge Raad ziet aanleiding om, ten overvloede, het volgende te overwegen.
3.3.2
Indien de betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van de betrokkene, of de zorgaanbieder een verzoekschrift indient bij de rechter als bedoeld in art. 10:7 lid 1 Wvggz, strekt dit verzoekschrift tot het verkrijgen van een beslissing over de klacht. De beslissing van de klachtencommissie ziet zowel op de klacht als, indien dit aan de orde is, op de toekenning van schadevergoeding (zie hiervoor in 3.2.3). Een en ander brengt, mede gelet op de samenhang tussen de klacht en de toekenning van schadevergoeding, mee dat in de procedure bij de rechter in beginsel zowel de klacht als de toekenning van schadevergoeding ter beoordeling voorligt (zie hiervoor in 3.2.5) en dat de rechter bij zijn beoordeling van het verzoekschrift in beginsel niet gebonden is aan de beslissing van de klachtencommissie. Dit is anders indien partijen ondubbelzinnig te kennen geven dat zij ten aanzien van bepaalde geschilpunten waarover door de klachtencommissie is beslist, geen beslissing van de rechter verlangen. In dat geval dient de rechter de beslissing van de klachtencommissie over die geschilpunten te eerbiedigen en daarmee bij zijn beslissing over daarmee samenhangende geschilpunten rekening te houden.2