Proceskostenvergoeding; punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht moet buiten toepassing blijven wegens strijd met het discriminatieverbod (HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752).
Rechtspraak.nl V-N Vandaag 2022/2293 V-N 2022/41.28.23 NLF 2022/1902 NTFR 2022/3407 met annotatie van mr. E.C.G. Okhuizen BNB 2022/127 Belastingblad 2022/407 Viditax (FutD) 2022092323 FutD 2022-2597
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 november 2021, nr. 20/003051, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van een Rechtbank Limburg (nr. ROE 19/1129) betreffende een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door T.G. van Laarhoven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2 Beoordeling van het middel
2.1
Bij het vaststellen van de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep is het Hof conform punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) uitgegaan van een waarde per punt van € 534.
2.2
Het middel klaagt erover dat het Hof had dienen uit te gaan van een waarde per punt van (destijds) € 748.
2.3
Het middel slaagt. Zoals de Hoge Raad heeft geoordeeld in zijn arrest van 27 mei 2022,2 moet punt 1 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Bpb wegens strijd met het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet buiten toepassing blijven. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
2.4
De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen door de proceskostenvergoeding voor de procedure in hoger beroep vast te stellen op € 1.898 (= 2,5 x € 759).
3 Proceskosten
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand gaat de Hoge Raad uit van de waarde per punt die is neergelegd in punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit (tekst vanaf 1 januari 2022).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover die betrekking heeft op de proceskostenveroordeling in hoger beroep,
- draagt het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 134,
- veroordeelt het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.518 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg in de kosten voor het geding bij het Hof, vastgesteld op € 1.898 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.