Vervolgingsuitlevering opgeëiste persoon (Vanuatuaanse en Nigeriaanse nationaliteit) naar Verenigde Staten t.z.v. verspreiden van kinderporno. Heeft rechtbank verzuimd te responderen op verweer dat opgeëiste persoon door uitlevering het risico loopt te worden blootgesteld aan een flagrante inbreuk op enig hem ingevolge art. 6 EVRM toekomend recht? HR: art. 81.1 RO.
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2022, nummer [001], op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering
van
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de opgeëiste persoon.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2022.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: