In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 11 september 2017 heeft het Royal Court of Jersey tussen onder meer BNP en [verzoekster] een aantal vonnissen gewezen, te weten een ‘Jersey Trial Judgment’, een ‘Act of Court’ en een ‘World Wide Freezing and Disclosure Order’ (hierna gezamenlijk: de Jersey-vonnissen).
(ii) De beslissingen in het Jersey Trial Judgment en de Act of Court hielden onder meer in (a) diverse betalingsverplichtingen van BNP en [verzoekster], waaronder een bevel aan BNP en [verzoekster] om “jointly and severally” een bedrag van USD 100.347.046,-- te betalen aan een derde, en (b) een bevel aan [verzoekster] om BNP schadeloos te stellen “under the two contractual indemnities and under the inherent jurisdiction of the Court”. Dit vrijwaringsbevel omvatte tevens alle kosten die BNP zou moeten maken om de vrijwaring te effectueren.
(iii) Nadien zijn in 2018 nog drie andere Acts of Court door het Royal Court of Jersey vastgesteld (hierna: de Acts of Courts 2018). Deze Acts vermelden onder meer de bedragen die BNP is verschuldigd uit hoofde van in de Jersey-vonnissen opgenomen betalingsverplichtingen, zoals het Royal Court die na het horen van de advocaten van de betrokken partijen, onder wie [verzoekster] en BNP, nader heeft geconcretiseerd en vastgesteld.
(iv) [verzoekster] heeft zonder succes tegen de Jersey-vonnissen geappelleerd bij het Court of Appeal of Jersey.
(v) BNP heeft in 2018 conservatoir verhaalsbeslag gelegd op onder meer de aandelen van [verzoekster] in een Curaçaose vennootschap.
(vi) Op verzoek van BNP zijn vier ‘Certificates’ afgegeven door ‘officers of the Royal Court of Jersey’, waaronder een in 2019 afgegeven ‘Fourth Certificate’. Hierin zijn de door BNP te betalen bedragen zoals vermeld in de Acts of Court opgesomd tot een totaal van USD 105.275.090,52 en GBP 9.967.952,46. De officer vermeldt dat hij (aangehecht) bewijs van betaling van deze bedragen heeft gezien, waarna, onder verwijzing naar de vrijwaringsverplichting van [verzoekster], wordt geconcludeerd dat [verzoekster] gehouden is om BNP deze bedragen te betalen. Ook wordt verklaard dat de vrijwaringsverplichtingen van [verzoekster] na de beslissingen in appel ‘res judicata’ en ‘immediately enforceable’ zijn.
(vii) Bij beschikking van 29 augustus 2019 heeft het gerecht in eerste aanleg van Curaçao de Jersey-vonnissen erkend en aan BNP verlof verleend om deze uitspraken jegens [verzoekster] ten uitvoer te leggen. Bij beschikking van 14 april 20201 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba de beschikking van het gerecht bevestigd, met dien verstande dat het verlof tot tenuitvoerlegging is beperkt tot het Trial Judgment en de Act of Court van 11 september 2017.