In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Ten aanzien van betrokkene is op 16 juli 2021 een zorgmachtiging verleend.
(ii) De zorgverantwoordelijke heeft tijdens de looptijd van de hiervoor onder (i) genoemde zorgmachtiging op de voet van art. 8:11 e.v. Wvggz enkele malen achtereen beslist tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg waar de zorgmachtiging niet in voorziet:
- op 29 januari 2022 heeft de zorgverantwoordelijke beslist tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in de vorm van het uitoefenen van toezicht op betrokkene, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en opnemen in een accommodatie;
- op 2 februari 2022 is een nieuwe beslissing genomen tot tijdelijke verplichte zorg, met als zorgvormen: insluiten, uitoefenen van toezicht op betrokkene, onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en opnemen in een accommodatie;
- Op 5 februari 2022 is wederom een beslissing genomen tot tijdelijke verplichte zorg, bestaande uit het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, uitoefenen van toezicht op betrokkene en opnemen van betrokkene in een accommodatie.