In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Sinds 2002 is [de verhuurder] eigenaar van een pand aan de [a-straat] te Amsterdam. In dit pand heeft [de verhuurder] van maart 2002 tot maart 2006 een hotel gedreven.
(ii) In maart 2006 heeft [de verhuurder] de onderneming verkocht aan Hotel De Lantaerne Leidsekade B.V. (hierna: De Lantaerne) en het pand (hierna: het gehuurde) aan deze vennootschap verhuurd.
(iii) Blijkens de schriftelijke huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) is de huur aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op 1 maart 2006, met voortzetting van de huurovereenkomst voor steeds weer vijf jaar.
(iv) Bij schriftelijke overeenkomst tussen [de verhuurder], De Lantaerne en Centre Hotel van 21 april 2009 is Centre Hotel als huurder van het gehuurde in de plaats van De Lantaerne gesteld.
(v) De overeengekomen huur bedroeg in mei 2016 € 248.706,96 per jaar.
(vi) In februari 2014 heeft [de verhuurder] de huur opgezegd tegen 28 februari 2016 (op welke datum de huurovereenkomst tien jaar heeft geduurd) wegens onder meer dringend eigen gebruik.
(vii) In februari 2014 is Centre Hotel een procedure begonnen bij de kantonrechter te Amsterdam, om te komen tot verlaging van de huurprijs.
(viii) Bij vonnis van 30 maart 2015 heeft de kantonrechter de huurprijs van het gehuurde vastgesteld op bedragen die per jaar stapsgewijs lager werden, van € 212.865,18 per 13 september 2012 tot € 84.200,-- per 13 september 2016 (bedragen steeds per jaar en exclusief btw).
(ix) Tegen het hiervoor onder (viii) genoemde vonnis heeft [de verhuurder] hoger beroep ingesteld. In die procedure heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 15 september 2020 de huurprijs per 13 september 2012 vastgesteld op € 180.000,-- exclusief btw per jaar.1