art. 6:2 Awb; Verrekening voorlopige aanslag; geen fictieve weigering bij uitblijven van beslissing die geen voor bezwaar vatbaar besluit is.
Rechtspraak.nl V-N Vandaag 2022/1003 V-N 2022/19.14 met annotatie van Redactie NLF 2022/0881 met annotatie van Jeannette van der Vegt FED 2022/63 met annotatie van G.C.D. Grauss BNB 2022/75 met annotatie van J.J. VETTER NTFR 2022/1845 met annotatie van mr. I. van Wijk Viditax (FutD) 2022042221 FutD 2022-1205
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 juni 2021, nr. 19/000131, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 18/3263) betreffende de verrekening van door belanghebbende op een voorlopige aanslag verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017 en een verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
2.1
Terecht heeft het Hof geoordeeld dat uit de omstandigheid dat bij de bestuursrechter niet kan worden opgekomen tegen een besluit van de Ontvanger over de verrekening van uit te betalen en te ontvangen bedragen volgt dat het ook niet mogelijk is om bij de bestuursrechter op te komen tegen het uitblijven van een beslissing op een bezwaar tegen een dergelijk verrekeningsbesluit2. Voor zover de klachten tegen dit oordeel opkomen falen zij daarom.
2.2
De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.