Het hof1 heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de geldvorderingen van de vier (stief)kinderen vastgesteld op een bedrag van € 59.454,20 per persoon. Daartoe heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, in zijn eindbeschikking het volgende overwogen.
De levensverzekeringspolis, althans het aan [de tweede echtgenote] toekomende deel, is niet verpand aan Direktbank. (rov. 6.5.3)
De niet verpande uitkering is wel in mindering gekomen op de hypothecaire vordering betreffende het woonhuis van [de tweede echtgenote] en de erflater. (rov. 6.5.4)
[de tweede echtgenote] was jegens de geldverstrekker verplicht tot verpanding van (het deel van) de polis waarvan zij begunstigde is, maar dat heeft zij nagelaten. De verzekering was uitdrukkelijk gericht op dekking van de hypotheekschuld bij overlijden. (rov. 6.5.5 en 6.5.6)
Een verzoek van [de tweede echtgenote] aan ASR om opnieuw te betalen (en Direktbank te dwingen het aan haar betaalde bedrag terug te geven) zou daarop zijn afgestuit: haar niet-nakoming zou [de tweede echtgenote] per saldo zijn tegengeworpen en zij zou gehouden zijn de schade als daardoor veroorzaakt aan Direktbank, zijnde het alsdan gemiste bedrag van de uitkering, te vergoeden. (rov. 6.5.7)
Onder deze omstandigheden bestaat geen reden om het bedrag van de nalatenschap aan te passen zoals door [de tweede echtgenote] bepleit. Dat haar deel van de polis niet was verpand leidt per saldo niet tot enig nadeel voor haar: met de uitbetaling aan de geldverstrekker is immers een eigen verplichting van [de tweede echtgenote] uit 2004 jegens deze geldverstrekker ingelost. Bovendien is met de inlossing ook een schuld die [de tweede echtgenote] voor de helft aanging, deels voldaan. (rov. 6.5.8)
De uitkering van ASR van € 400.000,-- zal als behorend tot de gemeenschappelijke boedel niet langer worden gecorrigeerd. De vordering van Direktbank bedraagt in de gecorrigeerde versie van de becijfering van de omvang van de nalatenschap derhalve € 250.000,-- (in plaats van € 650.000,--). Dit betekent per saldo dat de nalatenschap, zijnde de helft van de gemeenschappelijke boedel, toeneemt met de helft van dit meerdere bedrag, derhalve met € 200.000,--. (rov. 6.19.1)