Het hof1 heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze ziet op de uitkering tot levensonderhoud van de man aan de vrouw en deze uitkering vastgesteld op nihil tot het moment dat de echtelijke woning is verkocht en geleverd aan de koper, en op € 266,-- bruto per maand daarna.
Het hof heeft daartoe als volgt overwogen:
Ten aanzien van de draagkracht van de man
De man is tandarts en voert een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De man is alimentatie verschuldigd vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, zodat zijn draagkracht naar dat tijdstip moet worden beoordeeld, te weten: 5 augustus 2021. In beginsel is de winst in 2021 een uitgangspunt bij de bepaling van de draagkracht van de man. Naast de winst is eveneens van belang de vrije kasstroom die de onderneming van de man genereert. Onder de vrije kasstroom verstaat het hof gelden die niet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering. Beide partijen dienen zich ervan bewust te zijn dat de financiële omstandigheden van een ondernemer snel kunnen veranderen en dat dit een grond kan zijn voor aanpassing van de alimentatie. (rov. 5.13)
De man heeft een groot aantal financiële gegevens in het geding gebracht, waaronder het rapport inzake de jaarrekening 2020. De balans 2020 acht het hof zeer zwak. Het bedrijfsvermogen in 2020 is € 90.126,-- negatief en de liquide middelen bedragen op 31 december 2020 slecht € 4,--. Het resultaat over 2020 bedraagt € 152.474,--. De man stelt dat apparatuur van de tandartspraktijk versleten is en moet worden vervangen en voorts dat er geen vervangingsreserve is. Ter zitting is gebleken dat de man de nieuwe apparatuur ook kan leasen en dat daarmee een bedrag verschuldigd is van € 2.000,-- per maand, dus € 24.000,-- per jaar. De leasebedragen kunnen ten laste van het resultaat worden gebracht. De omzet voor 2021 heeft de man begroot op € 400.000,-- en die van 2022 op € 420.000,--. De winst heeft de man begroot voor 2021 op € 135.000,-- en voor 2022 op € 150.000,--. Voor de vervangingsinvestering van € 24.000,- gaat het hof uit van leasetermijnen van € 24.000,--. (rov. 5.14)
De periode vanaf 5 augustus 2021 in het geval van dubbele woonlasten
Het hof gaat voor de berekening van het netto besteedbaar inkomen in 2021 uit van de door de man begrote winst uit onderneming van € 135.000,--. Voorts neemt het hof mee de zelfstandigenaftrek van € 6.670,-- en de MKB-winstvrijstelling van € 17.966,--. Het hof houdt daarnaast rekening met de door de man getroffen pensioenvoorziening van € 908,-- per maand, met € 1.096,-- voor premie van de arbeidsongeschiktheidsverzekering en met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van € 3.553,--. Op grond van het voorgaande becijfert het hof het netto besteedbaar inkomen van de man in het jaar 2021 op € 7.984,-- per maand. (rov. 5.15)
De verschuldigde rentelast per 1 januari 2021 bedraagt € 1.505,-- per maand. Nu de vrouw het volledig eigendom heeft van de echtelijke woning, zijn deze lasten voor de man niet fiscaal aftrekbaar. Het hof zal deze lasten in de draagkrachtberekening daarom meenemen als netto-woonlast. Hoewel de echtelijke woning nog steeds niet is verkocht, heeft de man deze woning in 2021 verlaten en heeft hij een appartement betrokken. De man betaalt voor dat appartement een (kale) huursom van € 2.230,--. Nu de echtelijke woning tot op heden voor de man als woonruimte beschikbaar was, komt het in de gegeven omstandigheden voor rekening en risico van de man dat hij een dergelijk duur appartement heeft betrokken. Het hof begroot een redelijke woonlast voor de man op € 1.250,-- per maand en zal dit bedrag eveneens als netto-woonlast in de draagkrachtberekening betrekken. Het hof betrekt daarbij dat er voor de man geen noodzaak is om zich in [plaats] te vestigen, alwaar de huren aanmerkelijk hoger zijn. (rov. 5.16)
Het draagkrachtloos inkomen van de man in 2021 bedraagt € 7.277,-- per maand en er resteert een draagkrachtruimte van € 707,-- per maand. Na aftrek van de door de man te betalen kinderalimentatie en de zorgkorting resteert er vanaf 5 augustus 2021 geen ruimte voor het voldoen van enig bedrag aan partneralimentatie. (rov. 5.20)
De periode vanaf 1 januari 2022 in het geval van dubbele woonlasten
Het hof gaat voor het berekenen van het netto besteedbaar inkomen van de man in 2022 uit van een winst uit onderneming van € 150.000,-- alsmede de zelfstandigenaftrek van € 6.310,-- en de MKB-winstvrijstelling ter hoogte van € 20.117,--. Rekening houdend met een bedrag van € 1.096,-- per maand voor zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering, de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW van € 3.284,-- en de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering van € 1.096,-- per maand, becijfert het hof het netto besteedbaar inkomen van de man in 2022 op een bedrag van € 8.631,-- per maand. (rov. 5.21)
Gelet op het door de man verschuldigde bedrag aan kinderalimentatie en het bedrag aan zorgkorting resteert er ook vanaf 1 januari 2022 zolang de man dubbele woonlasten heeft, geen ruimte voor het voldoen van enig bedrag aan partneralimentatie. (rov. 5.22)
Enkele woonlasten
De man stelt zich op het standpunt dat eerst na verkoop van de echtelijke woning draagkracht beschikbaar zal zijn om een bedrag aan partneralimentatie te voldoen. Uit de door het hof aan deze beschikking aangehechte berekening, waarbij het hof slechts nog uitgaat van woonlasten aan de zijde van de man van € 1.250,-- netto per maand, volgt dat in dat geval sprake zal zijn van een draagkrachtloos inkomen van de man in totaal € 5.785,-- per maand en dat een draagkrachtruimte resteert van € 2.846,-- per maand, waarvan € 1.708,-- per maand beschikbaar is voor kinder- en partneralimentatie. Na aftrek van de door de man te betalen kinderalimentatie voor twee kinderen heeft de man, vanaf het moment dat de man geen dubbele woonlasten meer heeft, ruimte om een partneralimentatie van € 266,-- bruto per maand aan de vrouw te voldoen. (rov. 5.23)