De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [de wederpartijen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de gevolmachtigde schoonzoon] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de wederpartijen] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;
in het incidentele beroep:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 januari 2022 voor zover daarin (i) de kosten in hoger beroep zijn gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt en (ii) de vordering tot veroordeling van [de wederpartijen] in de kosten van het geding in eerste aanleg is afgewezen;
- veroordeelt [de wederpartijen] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [de gevolmachtigde schoonzoon] begroot:
- in eerste aanleg op € 1.383,--;
- in hoger beroep op € 2.003,--;
- in cassatie op € 2.600,-- voor salaris, wat de kosten in cassatie betreft vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [de wederpartijen] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 12 mei 2023.