Zwaar lichamelijk letsel door schuld in verkeer, art. 6 WVW 1994. Strafmotivering (taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en ontzegging van rijbevoegdheid van 18 maanden). Kon hof een t.t.v. plegen van bewezenverklaard feit niet-onherroepelijke veroordeling betrekken in strafmotivering? HR: Om redenen vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. CAG: Strafbaar feit waarvoor verdachte i.c. is veroordeeld is begaan op 25-6-2018. Veroordeling tot ontzegging van rijbevoegdheid waar hof naar heeft verwezen, is eerst na die datum onherroepelijk geworden. Hof heeft overwogen dat deze eerdere veroordeling de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw te hard te rijden, dat het dit gegeven als strafverzwarend in zijn oordeel meeneemt en dat het daarin reden ziet verdachte een fors hogere ontzegging van rijbevoegdheid op te leggen dan in LOVS-oriëntatiepunten genoemd. Strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing.
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2022, nummer 21-002917-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat in Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof een ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit niet-onherroepelijke veroordeling in de strafmotivering heeft betrokken.
3.2
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 14 tot en met 17.
4 Beoordeling van het derde cassatiemiddel
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.
5 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: