Het hof1 heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het heeft daartoe als volgt overwogen.
De bewindvoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de rechthebbende wilsonbekwaam is. De vraag is of de bewindvoerder (namens de rechthebbende) een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling mag indienen. (rov. 3.5.1-3.5.2)
De gebruikelijke uitleg van HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010 is dat het niet tot de taak van de beschermingsbewindvoerder behoort om een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. Het hof vindt deze uitleg ook terug in HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:751 over de positie van de beschermingsbewindvoerder tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling. Een beschermingsbewind kan naast een schuldsaneringsregeling bestaan, maar dat maakt niet dat de beschermingsbewindvoerder, als er nog geen sprake is van toepassing van de schuldsaneringsregeling, ook bevoegd is om het verzoek tot toelating in te dienen. (rov. 3.5.3-3.5.5)
Sinds 1 januari 2014 is aan art. 1:441 lid 1 BW toegevoegd dat de bewindvoerder de bevoegdheid heeft om te doen wat aan een goed bewind bijdraagt. Ondanks deze ruime(re) taakopvatting met betrekking tot de beschermingsbewindvoerder, heeft de wetgever niet beoogd om de lijn van het arrest van 2012 te veranderen. Uit de Kamerstukken II 2011/12, 33054, nr. 3 (memorie van toelichting) en nr. 6 (nota naar aanleiding van het verslag) leidt het hof af dat de beschermingsbewindvoerder wel de taak heeft de rechthebbende te begeleiden om aan de eisen van de schuldsaneringsregeling te voldoen, maar dat is niet hetzelfde als het indienen van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Die bevoegdheid gaat veel verder, gezien de persoonlijke verplichtingen van een saniet binnen de wettelijke schuldsaneringsregeling, die niet door een beschermingsbewindvoerder kunnen worden vervuld. Ook uit de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.20 bij HR 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:751, blijkt dat de lijn van 2012 nog wordt gevolgd en dat het indienen van het verzoek niet tot de (in 2014 verruimde) taak van de beschermingsbewindvoerder behoort. (rov. 3.5.6-3.5.8)
Indien de rechthebbende wilsonbekwaam is en niet zelf een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen, voorziet de wet in andere mogelijkheden. Bijvoorbeeld via het (alsnog aanvragen van het) curatorschap (art. 1:378 BW e.v.). Een curator heeft wél de bevoegdheid om een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. (rov. 3.5.10)
Daarnaast bestaat de route van art. 284 lid 4 Fw. Als het voor een schuldenaar niet mogelijk is om zelf een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te doen, kan het verzoek ook worden gedaan door het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente waarin deze persoon zijn woon- of verblijfplaats heeft. Het college handelt dan niet namens de schuldenaar, maar ten behoeve van de schuldenaar (zie ook art. 287 lid 6 en lid 7 Fw). (rov. 3.5.11)
De rechtbank heeft dan ook terecht en op goede gronden geoordeeld dat (de bewindvoerder namens) de rechthebbende niet in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan worden ontvangen. (rov. 6)