Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof in strijd met artikel 359 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over het gebruik van de verklaringen van de [familie] als (steun)bewijs voor de in de zaak met parketnummer 10-030857-20 onder 1 tenlastegelegde mondelinge bedreiging.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 10-030857-20 onder 1 bewezenverklaard dat:
“1. hij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 5 februari 2017 te [plaats], althans in Nederland, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen “maak dat je wegkomt anders hak ik je kop eraf, ik maak je dood!” en die [benadeelde 1] dreigend (via sms) de woorden toe te voegen:
- “ey ma pang pang ik weet waar je woont. Ik kom langs later met de Marokkanen buren praten laat ze je een kaulo koffoe op je hoofd geven” en/of
- “kom dezer dagen brieven brengen dan ik wacht beneden op je.. kom voor een pak rammel” en/of
- “pas op voor koffoe ik pak jullie” en/of
- “de marokkanen buren gaan jullie pakken heb met ze gepraat... laat ze je pakslaag geven” en/of
- “jullie hebben de verkeerde gekozen om mee te vechten” en/of
- “bij de beurzen moet je niet komen ik mep je mars samen met mijn miedium vrienden daar. Wees gewaarschuwd!” en/of
- “ik heb je al gezegd wat gaat gebeuren. 1 actie van jou en ik zet een grote voodoo op jou” en/of
- “je adres heb ik al ik pak je hard als ik jouw kop zie op straat of op de beurs” en/of
- “ik pak je als ik je zie.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2017 van de politie Eenheid Rotterdam, met nummer PL1700-2017043834-1 (p. 14 t/m 38 van het proces-verbaal met nummer PL1700- 2020022924), inhoudende de verklaring van [aangever] - zakelijk weergegeven -:
Ik ben namens de benadeelde mijn vader [benadeelde 1] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van bedreiging te [plaats] waar wij wonen en op de paranormale beurzen in Rotterdam en Rijswijk. Wij leerden een man kennen die bekend is van televisie en die aanwezig is op paranormale beurzen in Rotterdam Ahoy en Rijswijk. In oktober 2016 begon [verdachte] mijn vader [benadeelde 1] op de paranormale beurs in Rijswijk uit te schelden en te bedreigen met de woorden: “Maak dat je wegkomt anders hak ik je kop eraf, ik maak je dood!” In november 2016 kreeg mijn vader de eerste dreig sms'jes. In deze sms'jes stuurt hij (het hof begrijpt: de verdachte) de meest walgelijke dingen naar mijn vader. Ik overhandig u hierbij een kopie van alle sms'jes die mijn vader heeft gekregen. De sms'jes beginnen vanaf 7 december 2016 tot en met 5 februari 2017. Wij voelen ons niet meer veilig. Wij zijn erg bang.
Ontvangen op 28 december 2016: “Ey ma pang pang ik weet waar je woont. Ik kom langs later met de Marokkanen buren praten laat ze je een kaulo koffoe op je hoofd geven. Kom dezer dagen brieven brengen dan ik wacht beneden op je .. kom voor een pak rammel”.
Ontvangen op 28 december 2016: “Pas op voor koffoe ik pak jullie”.
Ontvangen op 29 december 2016: “De marokkanen buren gaan jullie pakken heb met ze gepraat... Laat ze je pak slaag geven”.
Ontvangen op 31 december 2016: “Jullie hebben de verkeerde gekozen om mee te vechten”.
Ontvangen op 13 januari 2017: “Bij de beurzen moet je niet komen ik mep je mars samen met mijn miedium vrienden daar. Wees gewaarschuwd!”.
Ontvangen op 23 januari 2017: “ik heb je al gezegd wat gaat gebeuren. 1 actie van jou en ik zet een grote voodoo op jou”.
Ontvangen op 24 januari 2017: “Je adres heb ik al ik pak je hard als ik jouw kop zie op straat of op de beurs”.
Ontvangen, op 31 januari 2017: “ik pak je als ik je zie”.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 november 2018 van de politie Eenheid Rotterdam, met nummer PL1700-2017043834-14 (p. 64 en 65 van het proces-verbaal met nummer PL1700-2020022924), inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] - zakelijk weergegeven -:
Uw dochter, [aangever] deed op woensdag 8 februari 2017 aangifte ter zake bedreiging. Zij deed de aangifte in uw bijzijn. Dat deed zij omdat ik werd bedreigd door [verdachte]. Ik kwam [verdachte] weer tegen op een paranormale beurs in Rijswijk. Ik vroeg hem mijn geld terug. [verdachte] stond op achter zijn bureau en maakte zich groot. Ik hoorde hem zeggen: “maak dat je weg komt, je gaat er aan, ik hak je kop eraf.” Ik werd hier erg bang van. Ik stond te trillen van angst. Ik was bang dat hij mij iets aan zou doen. Kort daarna ik denk 4 weken later begon [verdachte] mij te bedreigen en te beledigen via sms berichten. Deze berichten heeft mijn dochter bij de aangifte gevoegd.
3. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 15 maart 2021, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De aangevers [familie] zijn bij mij geweest. Ik heb sms-berichten gestuurd. U vraagt mij waarom ik de sms’jes gestuurd heb. Ik zeg u dat ik de aangevers zeker weten heb bedreigd. Op de beurs in Rijswijk heb ik hen gezien.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 november 2019 van de politie Eenheid Rotterdam, met nummer PL1700-2017043834-21 (p. 71 t/m 76 van het proces-verbaal met nummer PL1700-2020022924), inhoudende de verklaring van de verdachte - zakelijk weergegeven -:
V: In één van die smsjes staat dat u vader [benadeelde 1] beschuldigt. Hoe zit dat dan?
Ik heb sms'jes gestuurd met ferme taal.”
2.2.4
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 mei 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in, met inbegrip van een voetnoot:
“5. Voor feit 1 verzoek ik u cliënt vrij te spreken. Nu de mondelinge bedreiging niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en de schriftelijke uitlatingen geen bedreigingen zijn in de juridische zin van het woord.
“maak dat je wegkomt anders hak ik je kop eraf, ik maak je dood”
6. Om te beginnen met de mondelinge bedreiging die cliënt in oktober 2016 zou hebben geuit op de beurs. Cliënt ontkent dit tegen [benadeelde 1] te hebben gezegd.
7. Het bewijs voor dit feit wordt volledig gebaseerd op de verklaringen van de [familie], namelijk door [benadeelde 1], zijn echtgenote [betrokkene 1] en hun dochter [aangever]. Deze verklaringen zijn echter niet te beschouwen als op zichzelf staande verklaringen. Het lijkt er namelijk sterk op dat er onderlinge beïnvloeding heeft plaatsgevonden. Hierdoor hebben we niet drie op zichzelf staande verklaringen, maar vertellen alle getuigen elkaars verhaal na. De verklaringen komen dus in feite uit één en dezelfde bron.
• Om te beginnen blijkt uit de aangifte van dochter [aangever] dat zij aangifte doet voor haar vader. Zij is zelf niet aanwezig geweest bij het voorval van de beurs. [voetnoot 2] De verklaring moet dus vooraf in ieder geval met vader besproken zijn. Het ligt echter voor de hand dat zij de aangifte en het voorval met het gehele gezin hebben besproken. Dit blijkt ook wel uit het feit dat ze in de “wij” vorm spreekt in de aangifte;
• Wat ook opvalt is het grote tijdsverloop tussen de aangifte en de verklaringen van vader, moeder en het zusje. Na de aangifte zijn deze verklaringen pas zo’n 1,5 jaar later opgenomen. De verklaring van vader ([benadeelde 1]) is zelfs pas op 28 november 2018 opgenomen. Ruim 2 jaar na het voorval. Het is een feit van algemene bekendheid dat zulk groot tijdsverloop van invloed is op het geheugen. Na 1,5 tot 2 jaar is het bijna onmogelijk om exacte bewoordingen te herinneren. Tenzij je het vaker met elkaar hebt besproken, herhaald, of zelfs voor het verhoor de aangifte hebt doorgelezen. Ik vermoed en vrees dat dit laatste is gebeurd. Het is namelijk wel heel bijzonder dat het gehele gezin 1,5 tot 2 jaar later bijna exact dezelfde woorden van bedreiging noemt, als in de aangifte van 2017.
Sterker nog, zelfs de volgorde van de woorden komt in de getuigenverklaringen overeen.
Aangifte [aangever] namens [benadeelde 1]: “Maak dat je weg komt, anders hak ik je kop eraf, ik maak je dood!” (p. 16)
[betrokkene 1]: “Maak dat je weg komt, ik hak je kop eraf. Ik maak je dood.”
(p. 60)
[betrokkene 2]: “Maak dat je weg komt, anders hak ik je kop eraf, ik maak je dood.” (p. 62)
[benadeelde 1]: “maak dat je wegkomt, je gaat er aan, ik hak je kop eraf.” (p. 64)
8. Het is erg onwaarschijnlijk dat zij het zich 1,5 tot 2 jaar na dato alle drie nog zo exact kunnen herinneren. Het kan bijna niet anders dan dat er hier beïnvloeding heeft plaatsgevonden.
9. De getuigenverklaringen kunnen dan ook niet als steunbewijs worden gebruikt voor de mondelinge bedreiging. Ander bewijs voor dit onderdeel is er niet. Ik verzoek u dan ook cliënt vrij te spreken van de mondelinge bedreiging.
Voetnoot 2: PV aangifte p. 16: “In oktober 2016 gingen mijn vader, moeder en jongere zusje naar de beurs.”