De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank, maar uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op de beslissing op het verzoek om vergoeding van immateriële schade en de beslissingen over het griffierecht en over de proceskosten,
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg tot vergoeding van deze immateriële schade, vastgesteld op € 500,
- draagt het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 136,
- draagt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg op aan belanghebbende te vergoeden het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof van € 134 en het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank van € 48, en
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg in de kosten van belanghebbende voor het geding voor het Hof, vastgesteld op € 875 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en € 346,91 aan reis- en verletkosten, tezamen € 1.221,91.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.