Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen gaat de Hoge Raad uit van de feiten en omstandigheden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.1-2.10. Deze komen op het volgende neer.
(i) In de zomer van 2019 hebben de schuldenaren voor schuldhulpverlening contact gehad met de gemeente Westland. Begin augustus 2019 hebben zij in dit kader een aanvraag tot begeleiding ingediend. Bij beschikking van 2 oktober 2019 heeft de gemeente een aanbod tot schuldhulpverlening gedaan, uit te voeren door een schuldhulpverlener.
(ii) In een op 27 september 2019 gedateerde en ondertekende overeenkomst schuldhulpverlening tussen de schuldenaren en de schuldhulpverlener is vermeld dat de schuldhulpverlener zich zal inspannen om een minnelijke schuldregeling tussen de schuldenaren en hun (gezamenlijke) schuldeisers tot stand te brengen.
(iii) Met ingang van 31 mei 2021 is ten aanzien van alle goederen die de schuldenaren toebehoren, een bewind ingesteld.
(iv) Per 9 april 2022 is de dienstverlening door de schuldhulpverlener gestaakt.
(v) Bij besluit van 3 oktober 2022 heeft de gemeente een aangepast plan van aanpak voor schuldhulpverlening vastgesteld. De in dat kader opgestelde stabilisatieovereenkomst bepaalt dat de schuldenaren zich inspannen om inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen en te houden. De opgestelde overeenkomsten schuldbemiddeling verplichten de schuldenaren om zich in te spannen maximaal inkomen te verwerven, en de gemeente om zich in te spannen met alle schuldeisers afspraken te maken over de schulden. De overeenkomsten bepalen dat de gemeente alle inkomsten boven het vrij te laten bedrag behoudt voor de schuldeisers.
(vi) Bij beschikkingen van 9 maart 2023 heeft de rechtbank Den Haag de toenmalige bewindvoerder van de schuldenaren op eigen verzoek ontslagen, en een nieuwe bewindvoerder benoemd.
(vii) De gemeente heeft op 19 april 2023 aan de nieuwe bewindvoerder bericht dat er tot dat moment nog geen spaarverplichting van toepassing was, omdat het krediet afhankelijk was van het akkoord dat bereikt moest worden.
(viii) Uit een brief van de gemeente van 5 juli 2023 aan de bewindvoerder blijkt dat de gemeente in september 2022 de schuldregeling heeft gestart, waarna ook de schuldregelingsovereenkomst is ondertekend. Door de vele aanpassingen in de berekeningen van het vrij te laten bedrag zijn er diverse voorstellen uitgebracht met wisselende aanbiedingspercentages, aldus de gemeente.
(ix) Uit een overzicht dat is opgesteld door de bewindvoerder blijkt dat in de periode september 2019-juni 2023 (onder beslag op de maandelijkse inkomsten van de schuldenaren) een bedrag van in totaal € 78.795,13 is afgedragen aan een beslaglegger. Verder blijkt dat het totaalsaldo van de inkomsten van de schuldenaren, na aftrek van de afdrachten beslag en na aftrek van het vrij te laten bedrag, negatief is, met dien verstande dat op maandbasis in enkele maanden wel een positief saldo voor de post ‘te ontvangen boedel’ wordt berekend. Gesaldeerd met posten niet-kwijtgescholden decentrale belastingen, komt de totaalpost ‘te ontvangen boedel’ uit op afgerond € 3.596,--. Dit bedrag is beschikbaar voor de boedel.
(x) Als de afdrachten onder het beslag niet worden meegerekend, is het saldo van de inkomsten van de schuldenaren minus het vrij te laten bedrag (€ 151.834,34 + € 18.166,21 + € 32.285,67 - € 1.116,67 - € 143.455,55 =) € 57.714,--. Dat positieve saldo was, op het hiervoor bedoelde bedrag van afgerond € 3.596,-- na, niet beschikbaar voor de boedel.