Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2024:2

Hoge Raad
09-01-2024
09-01-2024
22/02447
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1002
In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:1842
Strafrecht
Cassatie

Zaak Vandros. Medeplegen uitlokking van (medeplegen) (poging tot) moord (art. 289 Sr), medeplegen uitlokking van medeplegen doodslag (art. 287 Sr), medeplegen uitlokking van zware mishandeling (art. 302.1 Sr) en deelneming aan criminele organisatie (art. 140.1 Sr) in periode van 2002 tot en met 2006. Veroordeling tot levenslange gevangenisstraf. 1. Rechtmatigheid kroongetuigenregeling, art. 226g Sv. Zijn afspraken met kroongetuigen en hun daaruit voortkomende verklaringen rechtmatig tot stand gekomen en kunnen deze zonder schending van recht op eerlijk proces voor bewijs worden gebruikt? 2. Zijn verklaringen van kroongetuigen betrouwbaar en kunnen deze voor bewijs worden gebruikt?

Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Hof heeft aan de hand van vereisten van jurisprudentie van EHRM overwogen dat er alle ruimte is geweest voor verdediging om betrouwbaarheid van (verklaringen van) kroongetuigen uitvoerig te onderzoeken en haar ondervragingsrecht uit te oefenen, terwijl er voldoende zicht is gekomen op voordelen die kroongetuigen in ruil voor hun verklaringen hebben gehad. Hof heeft geconcludeerd dat onder die omstandigheden door art. 6 EVRM gegarandeerd recht op eerlijk proces niet reeds formeel beletsel opwerpt voor gebruik van verklaringen van kroongetuigen. Hof heeft er blijk van gegeven dat het zich bewust is geweest van risico’s, die kleven aan gebruik van verklaringen van kroongetuigen, en heeft verklaringen van kroongetuige A ook niet als enig concreet bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij hem tlgd. feiten gebruikt. Gelet hierop getuigt ‘s hofs oordeel dat afspraken i.h.k.v. getuigenbeschermingstraject geen vormverzuim opleveren en evenmin schending van art. 6 EVRM met zich brengen en dat dit oordeel niet hoeft te worden genuanceerd in het licht van rechtspraak van EHRM, niet van onjuiste rechtsopvatting en is het niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Ad 2. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Omstandigheid dat hof in onderzoek naar betrouwbaarheid van kroongetuigen heeft voortgebouwd op wat in ander proces (Passageproces) in dit verband heeft plaatsgevonden, is niet onbegrijpelijk. Hof heeft onder ogen gezien dat (gelet op tijdsverloop) behoedzaam moet worden omgegaan met herinneringen van kroongetuigen. ‘s Hofs oordeel dat omstandigheid dat een van kroongetuigen niet volledig naar waarheid heeft verklaard losstaat van feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd en geen afbreuk doet aan mogelijkheid om hun verklaringen over die feiten op betrouwbaarheid te toetsen, is niet onbegrijpelijk. Eigen reconstructie van hof m.b.t. gesprek van kroongetuige A met OvJ, die slechts klein onderdeel uitmaakt van bewijsconstructie, doet uitgebreid betrouwbaarheidsonderzoek niet teniet, nu hof ervan blijk heeft gegeven zeer behoedzaam te zijn omgegaan met verklaringen van kroongetuige A. Gelet hierop is ‘s hofs oordeel over betrouwbaarheid van kroongetuigen niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Volgt verwerping.

Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2024-0001
RvdW 2024/121
NJ 2024/45

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/02447

Datum 9 januari 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 juni 2022, nummer 23-002697-19, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de afspraken met de kroongetuigen [betrokkene 5] en [betrokkene 4] en hun daaruit voortkomende verklaringen, rechtmatig tot stand zijn gekomen en zonder schending van het recht op een eerlijk proces voor het bewijs konden worden gebruikt.

2.2

Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5.5.

3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1

Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verklaringen van de kroongetuigen [betrokkene 5] en [betrokkene 4] betrouwbaar zijn en voor het bewijs konden worden gebruikt.

3.2

Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6.5.

4 Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Omdat de opgelegde levenslange gevangenisstraf zich naar haar aard niet voor vermindering leent, volstaat de Hoge Raad met dat oordeel.

6 Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering, M. Kuijer en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.