Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2024:593

Hoge Raad
16-04-2024
16-04-2024
22/00483
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:211
Strafrecht
Cassatie

Rijden met ongeldig verklaard rijbewijs, art. 9.2 WVW 1994. Strafmotivering (gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, en taakstraf van 28 uur, subsidiair 14 dagen hechtenis). Mocht hof rekening houden met twee eerdere veroordelingen wegens rijden met ongeldig verklaard rijbewijs, die t.t.v. bewezenverklaard rijden met ongeldig verklaard rijbewijs niet onherroepelijk waren? HR herhaalt HR:2010:BM9968 m.b.t. voorwaarden waaronder bij strafoplegging rekening kan worden gehouden met niet tlgd. feit. Hof heeft i.h.b. gewicht toegekend aan omstandigheid dat verdachte niettegenstaande eerdere veroordelingen zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbaar feit, terwijl deze veroordelingen nog niet onherroepelijk waren t.t.v. begaan van feit waarop strafoplegging betrekking heeft. Strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.

Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. strafoplegging en terugwijzing.

Rechtspraak.nl
SR-Updates.nl 2024-0076
RvdW 2024/480

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 22/00483

Datum 16 april 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 februari 2022, nummer 21-002946-21, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat in Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

De raadsman van de verdachte en H. Brentjes, advocaat in Utrecht, hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt over de strafmotivering.

2.2

De verdachte is voor overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) op 7 november 2020, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, en een taakstraf van 28 uur, subsidiair 14 dagen hechtenis. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:

“Het hof overweegt dat de verdachte een auto heeft bestuurd ondanks dat hij daartoe op dat moment niet bevoegd was, omdat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Dergelijke beslissingen van het CBR hebben tot doel de verkeersveiligheid te bevorderen. De verdachte, die van de ongeldigverklaring op de hoogte was, heeft zich hier niets van aangetrokken.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de strafoplegging tevens gelet op de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van 21 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte in juli 2021 tweemaal onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige. De opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van in totaal 6 weken zijn reeds ten uitvoer gelegd. Deze veroordelingen hebben verdachte niet weerhouden om opnieuw met een ongeldig verklaard rijbewijs een personenauto te besturen. Dit weegt het hof sterk in het nadeel van verdachte.”

2.3

Bij de stukken bevindt zich een Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 december 2021 over de verdachte. De inhoud van dat uittreksel is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6.

2.4.1

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. De rechter mag bij de strafoplegging rekening houden met een niet tenlastegelegd feit, onder meer wanneer de verdachte voor dit feit onherroepelijk is veroordeeld en dit feit wordt vermeld ter nadere uitwerking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (vgl. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9968). Daarbij wordt, mede gelet op artikel 78b van het Wetboek van Strafrecht, met een onherroepelijke veroordeling gelijkgesteld een onherroepelijke strafbeschikking.

2.4.2

Als in zulke gevallen het vermelden van een niet tenlastegelegd – al dan niet soortgelijk – feit aanleiding geeft tot strafverzwaring, moet de veroordeling of de strafbeschikking voor dat feit in beginsel onherroepelijk zijn op het moment dat deze in het vonnis of het arrest bij de strafoplegging in aanmerking wordt genomen. Maar als met de vermelding van het niet tenlastegelegde feit bij de strafoplegging in het bijzonder gewicht wordt toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte ondanks een eerdere veroordeling of een eerdere strafbeschikking zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo’n strafbaar feit – bijvoorbeeld doordat in de strafmotivering wordt vermeld dat die veroordeling of die strafbeschikking de verdachte niet ervan heeft weerhouden opnieuw zo’n strafbaar feit te begaan – moet de veroordeling of de strafbeschikking voor dat niet tenlastegelegde feit al onherroepelijk zijn ten tijde van het begaan van het feit waarop de strafoplegging betrekking heeft.

2.5

In de onder 2.2 weergegeven strafmotivering, waarin het hof heeft overwogen dat twee eerdere veroordelingen uit juli 2021 de verdachte niet ervan hebben weerhouden om opnieuw met een ongeldig verklaard rijbewijs een personenauto te besturen, komt tot uitdrukking dat het hof in het bijzonder gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat de verdachte niettegenstaande deze twee eerdere veroordelingen voor overtreding van artikel 9 lid 2 WVW 1994 zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan zo’n strafbaar feit. Deze veroordelingen dateren van na het begaan van het onder 2.2 vermelde feit waarop de strafoplegging betrekking heeft en waren dus nog niet onherroepelijk op het moment van het begaan van het feit. De strafoplegging is daarom, gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld, ontoereikend gemotiveerd.

3 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;

- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2024.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.