In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige]) is in 2008 in Costa Rica geboren. Zij heeft de Costa Ricaanse nationaliteit.
(ii) [de man] heeft aan de rechtbank in San José, Costa Rica, een verzoek gedaan om rechterlijke machtiging tot erkenning van [de minderjarige].
(iii) Tijdens de gerechtelijke procedure is door DNA-onderzoek vastgesteld dat het voor 99,999% zeker is dat [de man] de biologische vader is van [de minderjarige].
(iv) Bij uitspraak van 10 februari 2016 heeft de rechtbank in Costa Rica op basis van het DNA-bewijs machtiging verleend aan [de man] tot erkenning van [de minderjarige] en heeft de rechtbank de erkenning als verricht beschouwd.
(v) [de man] is vervolgens op de Costa Ricaanse geboorteakte van [de minderjarige] geregistreerd als vader van [de minderjarige].
(vi) In 2018 is [de man] gehuwd met de moeder van [de minderjarige].
(vii) Bij beschikking van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 17 april 2023 is aan [de minderjarige] een verblijfsvergunning verleend.
(viii) [de minderjarige] verblijft nu in Nederland.
(ix) [de man] heeft de Nederlandse nationaliteit.