2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
in conventie en in reconventie
a. JPS is voor 99% eigenaar van het schip David Prvi, zijnde een tug boat. De resterende 1% eigendom is in handen van Rivana (productie 14 bij CvA). JPS is 100% aandeelhouder van Rivana.
Rivana treedt op als rompbevrachter van de David Prvi op grond van een bare boat charter overeenkomst van 27 maart 2011 met JPS (productie 4a bij conclusie van antwoord (hierna: CvA). Op 27 maart 2014 zijn JPS en Rivana wederom een dergelijke overeenkomst aangegaan (productie 9a bij CvA) (hierna: de BBC-overeenkomst).
Rivana heeft op 27 maart 2014 een onder-rompbevrachtingsovereenkomst aangaande de David Prvi gesloten met PDV Marina S.A. (hierna: PDV) als onder-rompbevrachter, voor een periode van “6 months + 6 months” (de sub bare boat charter overeenkomst, hierna: de SBBC-overeenkomst). Daarin is onder meer vermeld dat de vennootschap naar Venezolaans recht Venezuelan Energy & Navigation S.A. (hierna: Vensa) optreedt als “shipbroker”. (productie 16 bij verzoekschrift/4b bij CvA)
[naam1] is directeur van vennootschap naar Panamees recht Tampa Marine S.A. (hierna: Tampa) en van Vensa. [naam 3] is commercieel manager van Bluemarine. [naam 4] was directeur van Rivana. [naam 5] was directeur van JPS.
Bij e-mail van 24 september 2014 (productie 21 bij verzoekschrift) heeft [naam 5] van JPS een e-mail die hij een dag eerder aan [naam 2] van Tampa had gestuurd, doorgestuurd naar [naam1] van Tampa, c.c. aan en [naam 3] Jr. van Bluemarine. Daarin heeft hij – voor zover van belang – het volgende medegedeeld:
“(…) Now all invoices for whole year 2013 are paid for both tugs.
Pls send us invoices for rest of that contract for both tugs as follows:
David Prvi-full January and February, 27.45 days and March 2014-end of contract.”
Bij e-mail van 25 maart 2015 (productie 23 bij verzoekschrift) heeft [naam 5] van JPS aan [naam1] van Tampa, [naam 3] en [naam 3] Jr. van Bluemarine en [naam 4] van Rivana – voor zover van belang – het volgende medegedeeld:
“(…) kindly send us the commission contract at 7.5% total comm per tug ( 570 usd pd per tug) for tugs Champion/David for the period as follows:
David new CP lasting from 27.03.2014. for 6 plus 6 months but tug boat was Onhire until 18.9.2014. when she stopped working and CP was not extended (…)”
Als bijlage bij een e-mail van 1 april 2015 heeft [naam 2] van Tampa “commission agreements” ten aanzien van onder meer de David Pvri naar [naam 5] van JPS gestuurd. Op diezelfde dag heeft JPS deze doorgestuurd naar Rivana, waarna Rivana deze ondertekend naar Tampa en JPS heeft terug gestuurd (productie 23 bij verzoekschrift).
In de “commission agreement” tussen Rivana en PDV (productie 11 bij verzoekschrift) is, met verwijzing naar de onder c. vermeldde SBBC-overeenkomst, bepaald dat Rivana (“the Owners”) aan Tampa (“who act as commercial brokers”) een commissie van USD 570,00 per dag zou betalen gedurende de tijd dat de David Prvi in gebruik is onder voornoemde SBBC-overeenkomst. De “commission agreement” bevat verder de volgende bepaling:
“This aforesaid amount of commission to be paid by Owners as and when charterers [lees: PDV; opm. GEA] make ful payments of subjects hire monthly basis and to be wire transferred to the following account: (…)”
i. Tampa heeft op 8 en 17 april 2015 facturen gestuurd naar Rivana met betrekking tot de commissie voor de David Prvi in Venezuela voor 31 dagen in augustus 2014 en voor 17 dagen in september 2014 voor een totaalbedrag van US$ 27.360 (zie blz 4 en 5 van de pleitaantekeningen Rivana en JPS van 4 april 2019 en productie 7b bij CvA).
Op 23 januari 2017 heeft [naam 4] van Rivana abusievelijk een overboekingsbewijs van een andere betaling naar Bluemarine gestuurd (productie 25 bij verzoekschrift en 16a bij CvA).
Bij e-mail van 24 januari 2017 (productie 29 bij verzoekschrift) heeft [naam 4] als directeur van Rivana aan Bluemarine (als reactie op een e-mail van Bluemarine waarin de vrees werd geuit dat [naam1] niet zou betalen) – voor zover van belang – het volgende medegedeeld:
“(…) Don’t worry about the commission fees because we will take care of it but first we need to clarify our situation as creditors. As you know we have a debt versus Tampa but as we talked last time if we want to transfer this debt from Tampa to a different creditor we need to sign an agreement with them. (…)”
Bij e-mail van 4 maart 2017 (productie 29 bij verzoekschrift) heeft [naam 3] van Bluemarine aan [naam 4] van Rivana het volgende medegedeeld:
“Please confirm if this details are ok to transfer.
(..) other hand attached you will find the invoices for David sept oct with the new payment details. (…)
Please about Champion let me know when you get the green light tot pay this amount to talk with [naam1] to sign the contract tampa bluemarine (…)”
Bij e-mail van 15 maart 2017 (productie 29 bij verzoekschrift) heeft [naam 3] van Bluemarine aan [naam 4] van Rivana het volgende medegedeeld:
“(..)ere you have the email I send to you around week and a half ago.
Let me know if its ok the invoices.
(..) other han i already talked with Bank Officer and he processed the transfer yesterday I hope you receive the money today until Friday.
Please if is possible remember to put in the papers to our lawyer to the signature from [naam ]. Dates form the total dept from david (…) from Rivana/Salver to Tampa to transfer to us.”
Bij e-mails van 16 maart 2017 (productie 29 bij verzoekschrift) antwoordt [naam 4] van Rivana aan [naam 3] van Bluemarine:
“(…) Sorry for boring you but the invoice for October is not correct. The amount needs to be changed. (…)
(…) the termination of the CPs with Pdvsa they were:
David Prvi --> September 27th 2014”
Bij de stukken bevindt zich een factuur met als datum 17 mei 2017 (productie 14 bij verzoekschrift) waarbij Bluemarine een bedrag van USD 33.090 aan Rivana factureerde met betrekking tot “commission charge for Tug Boat DAVID PRIV” over 31 dagen in augustus 2014 en 27 dagen in september 2014.
In een “Credit Assignment Agreement” van 23 mei 2017, gesloten tussen Tampa als “assignor” en Bluemarine als “assignee” (productie 13 bij verzoekschrift), is overeengekomen dat Tampa aan Bluemarine de rechten uit hoofde van de “maritime brokerage charges” met betrekking tot de in de hierboven onder c bedoelde overeenkomst overdroeg.
In een schriftelijke verklaring van 19 september 2017 (productie 30 bij verzoekschrift) heeft mr. J.C. Mata van Mata & Pitti advocaten in Panama verklaard dat de credit assignment agreement tussen Tampa en Bluemarine op 12 maart 2017 was aangevraagd en was uitgegeven op 16 mei 2017.
Bij e-mail 19 juli 2017 met als onderwerp: “Tampa issue” (productie 27 bij verzoekschrift) heeft [naam 4] van Rivana aan [naam 3] Jr. van Bluemarine en [naam1] van Tampa en Vensa het volgende medegedeeld:
“Sorry for not replying before for the issue related to Tampa but I priorly needed to know if the documents you sent could comply with croatian local normative since as you know the main owner is a croatian company. I have received a reply today where they are asking the following details that should be in the contract you jointly signed for complying with their laws:
for each ship it’s compulsory a list of invoices issued by the original debtor with the period related to whom the invoice has been issued and the number and the date of the invoice;
for each ship it’s compulsory the total amount of all pending and issued invoices;
it’s compulsory for each signing company to add the documents issued by panamian authorities, duly apostilled and issued not earlier than three months ago: certificate of registration, certificate of good standing, register of directors and copy of passport of the signing person:
Please note that we can’t procede forward with documents you sent until you don’t provide as stated above. As soon as we will receive the above mentioned documentation we will be able to reply accordingly. (…)”
Bij brieven van 4 augustus 2017 heeft Bluemarine Rivana en JPS gesommeerd om binnen drie dagen over te gaan tot betaling van USD 33.090,00 aan commissie voor de David Prvi.
Na daartoe verkregen verlof heeft Bluemarine op 11 augustus 2017 ten laste van Rivana en JPS conservatoir beslag doen leggen op de David Prvi en op de in het schip aanwezige bunkers. De vorderingen waren voorlopig begroot op USD 43.000 ter zake van de David Prvi en op USD 479.000 ter zake van de Champion, zijnde een ander schip waarvan JPS 99% eigenaar is.
In een door Rivana en JPS jegens Bluemarine ingestelde procedure in kort geding heeft het Gerecht bij vonnis van 27 september 2017 het op de bunkers van de David Prvi gelegde beslag opgeheven en de begroting van de vordering waarvoor het beslagverlof is verleend verlaagd tot een bedrag van USD 43.000,-. Verder werd Bluemarine veroordeeld om, indien het beslag op het schip werd gehandhaafd, binnen tien dagen na betekening van het vonnis zekerheid te stellen ten behoeve van Rivana in de vorm van een bankgarantie voor een bedrag van USD 40.000, op straffe van een dwangsom.
Bluemarine heeft bedoelde bankgarantie op 12 oktober 2017 verkregen en Rivana is daarvan op 20 oktober 2017 in kennis gesteld (productie 23 bij verzoekschrift).
Nadat Rivana en JPS een bankgarantie hebben gesteld is het beslag op de David Prvi op 19 november 2017 opgeheven.
JPS en Rivana hebben, bij “cease and desist letter” van 7 mei 2018 van hun gemachtigde, Bluemarine gesommeerd tot het stoppen van laster (productie 16b bij CvA).
Bluemarine heeft in reactie daarop bij e-mail van 9 mei 2018 ontkend dat zij zich schuldig maakte aan laster, maar bevestigd dat zij ter voorkoming van procedures dergelijke uitlatingen niet zou doen (productie 31 bij dupliek in conventie en repliek in reconventie).