Het verwijzingshof heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen:
- Vitens heeft in deze procedure gevorderd primair (a) verklaringen voor recht dat alleen industriewaterleidingen zijn overgedragen, en (b) veroordeling tot rectificatie van de akten, en subsidiair (a) gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling en (b) veroordeling tot medewerking aan teruglevering van de andere leidingen dan industriewaterleidingen (rov. 2.2);
- De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat de primair gevorderde verklaringen voor recht moeten worden afgewezen, dat het beroep van Vitens op dwaling slaagt en dat zij voornemens is de op dwaling gebaseerde subsidiaire vordering toe te wijzen, met inbegrip van de veroordeling tot medewerking aan teruglevering. De rechtbank heeft in het eindvonnis de subsidiair onder (b) gevorderde medewerking aan teruglevering toegewezen, en het meer of andere gevorderde afgewezen (rov. 2.3);
- Deltaborgh c.s. heeft van deze vonnissen hoger beroep ingesteld. Vitens heeft geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar primaire vorderingen en haar subsidiaire vordering onder (a). Na cassatie en verwijzing is dus uitsluitend de subsidiaire vordering onder (b) aan de orde (rov. 2.4);
- Met haar grieven beoogt Deltaborgh c.s. dat de subsidiaire vordering onder (b) alsnog wordt afgewezen. Als gevolg van de grieven en de devolutieve werking ligt het geschil over de subsidiaire vordering onder (b) in volle omvang ter beoordeling aan het verwijzingshof voor (rov. 2.5);
- Het arrest voor verwijzing is door de Hoge Raad vernietigd omdat B.I.C. als partij in het geding had moeten worden opgeroepen. Vitens heeft na verwijzing FC Twente (als rechtsopvolger van B.I.C.) alsnog als partij opgeroepen. FC Twente heeft aangegeven dat, indien en voor zover de (resterende) vordering van Vitens op een andere grondslag dan vernietiging wegens dwaling wordt toegewezen, Vitens geen belang heeft bij toewijzing van die vordering jegens haar (rov. 2.6);
- Naast vernietiging wegens dwaling heeft Vitens aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij meer heeft geleverd dan door partijen was overeengekomen. Daarover wordt het volgende overwogen (rov. 2.7);
- Vitens heeft van meet af aan gesteld dat het geschil de vraag betreft of zij meer dan alleen de industriewaterleidingen heeft overgedragen. Zij heeft steeds gesteld dat de partijbedoeling was om enkel industriewaterleidingen te verkopen maar dat zij onbedoeld ook drinkwaterleidingen heeft geleverd. In rov. 5.13 van haar tussenvonnis van 23 augustus 2017 heeft de rechtbank terecht en onbestreden overwogen dat Vitens dit geschilpunt ook aan haar subsidiaire vordering ten grondslag heeft gelegd. De primaire en subsidiaire vorderingen zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex en hebben verder dezelfde strekking. Vitens heeft in haar memorie van antwoord23 aangegeven dat zij afziet van incidenteel appel tegen de afwijzing van haar primaire vorderingen, omdat door de toewijzing van de subsidiaire vorderingen materieel hetzelfde resultaat kan worden bereikt. In haar memorie van antwoord en antwoordmemorie na cassatie en verwijzing heeft Vitens dit standpunt nader gepreciseerd (rov. 2.8);
- Naar de kern genomen betreft het geschil tussen partijen de vraag naar de inhoud van de koopovereenkomst met betrekking tot het waterleidingnetwerk. De vraag of een overeenkomst met de door Vitens gestelde inhoud tot stand is gekomen moet worden beantwoord aan de hand van de Haviltex-maatstaf, waarbij alle omstandigheden van belang zijn. De stelplicht en bewijslast ter zake de gestelde inhoud rusten op Vitens (rov. 2.9);
- De koopovereenkomst dient te worden bezien in de context van het onbetwiste voornemen van Vitens om de activiteiten voor industriewaterlevering af te bouwen en de gesprekken over verkoop die zij heeft gevoerd met de rechtsvoorgangster van Aqua Twente en haar directeur A. Heuver (rov. 2.10);
- Weliswaar staan slechts drie partijen in het schriftelijke koopcontract24 vermeld, maar door Vitens is onbestreden naar voren gebracht dat Aqua Twente uiteindelijk de industriewaterlevering wenste over te nemen. Tussen partijen is besloten dat Vitens het netwerk zou verkopen aan B.I.C., dat B.I.C. zou verkopen aan Deltaborgh, en dat Deltaborgh het leidingnetwerk drie maanden na registratie weer zou doorverkopen en leveren aan Aqua Twente, welke laatste in deze constructie dus ook partij was. Zijdens Deltaborgh c.s. waren steeds dezelfde personen bij de overeenkomsten en transacties betrokken (rov. 2.11);
- De bewoordingen van de schriftelijke stukken met betrekking tot de koopovereenkomst - de notariële verklaring25, het schriftelijk koopcontract en de leveringsakten26 - bieden steun aan de door Vitens gestelde inhoud van de koopovereenkomst (rov. 2.12);
- Ook de feitelijke gang van zaken is een belangrijke aanwijzing dat partijen niet de bedoeling hadden het drinkwaterleidingnetwerk over te dragen. Zoals het hof Arnhem-Leeuwarden heeft overwogen (rov. 5.2) en naar tussen partijen ook na cassatie en verwijzing niet ter discussie staat, had Vitens het leidingnetwerk voor drinkwater in gebruik en is zij dit na de overdracht ook blijven gebruiken voor het transport van drinkwater (rov. 2.13);
- Evenals het hof Arnhem-Leeuwarden (rov. 5.2) acht het verwijzingshof relevant dat de prijs van het verkochte leidingnetwerk is bepaald op € 1,-, omdat die alleen verklaarbaar is als bedoeld werd het (in slechte staat verkerende) industriewaterleidingnetwerk over te dragen (rov. 2.14);
- Gelet op het voorgaande ging Vitens ging er terecht niet van uit dat zij ook het drinkwaterleidingnetwerk had verkocht en hoefde zij daar redelijkerwijs ook niet van uit te gaan (rov. 2.15). Gerechtvaardigd vertrouwen van Deltaborgh c.s. dat Vitens alle leidingen wilde overdragen vindt geen althans onvoldoende steun in de feiten en omstandigheden in deze zaak. De enkele (abusievelijke) vermelding van drinkwaterleidingen op de netwerktekeningen is daarvoor onvoldoende; het verwijzingshof onderschrijft de overweging van het hof Arnhem-Leeuwarden in zijn rov. 5.3 (rov. 2.16);
- Aldus heeft Vitens de door haar gestelde inhoud van de overeenkomst voldoende onderbouwd en heeft Deltaborgh c.s. deze onvoldoende gemotiveerd betwist. Vaststaat derhalve dat enkel industriewaterleidingen zijn gekocht en verkocht; alleen daarover hadden partijen wilsovereenstemming. Hieruit volgt ook dat de dwingende bewijskracht van schriftelijke koopovereenkomst en de leveringsaktes niet tot een ander oordeel leidt (rov. 2.17);
- Bij dit oordeel is ook in aanmerking genomen dat hoewel alle op de netwerktekeningen voorkomende leidingen geschikt zijn voor het transport van industriewater, feitelijk vaststaat dat Vitens een deel van het netwerk in gebruik had voor drinkwater en dat het industriewaternetwerk een zelfstandig, niet met de andere ingetekende leidingen verbonden netwerk is (rov. 2.18-2.19);
- Verder zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel kunnen leiden. Het gaat dan met name om hetgeen partijen besproken hebben voorafgaand aan en/of ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst alsmede de gang van zaken in het kader van de uitvoering daarvan (rov. 2.20);
- Voorts staat tussen partijen vast dat Vitens – gelet op de vermelding van voor drinkwater gebruikte leidingen op de netwerktekeningen – wel ook drinkwaterleidingen heeft geleverd. Dat vaststaande feit volgt ook uit de afwijzing van de primaire vorderingen, waartegen Vitens niet (incidenteel) heeft geappelleerd, zodat die beslissing van de rechtbank gezag van gewijsde heeft gekregen (rov. 2.21);
- De slotsom is dat Vitens méér heeft geleverd dan door partijen was overeengekomen. De subsidiaire vordering onder (b) is toewijsbaar op deze grondslag. Dat brengt mee dat de rechtbank de subsidiaire vordering onder (b) terecht heeft toegewezen (rov. 2.22);
- Gelet op het voorgaande behoeven de verweren van Deltaborgh c.s. en FC Twente tegen het beroep op dwaling van Vitens geen bespreking (rov. 2.23);
- De grieven falen (rov. 2.24), zodat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd (rov. 2.25);
- Als de in het ongelijk gestelde partij zal Deltaborgh c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van zowel Vitens als FC Twente (rov. 2.25).