In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan:2
(i) Bij de onteigeningsvonnissen van 16 december 2020 heeft de rechtbank Den Haag in elk van de drie zaken vervroegd de onteigening uitgesproken ten behoeve en ten name van ProRail van de volgende gronden (hierna tezamen: het onteigende):
in zaak 20-584:
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [001] , ter grootte van 00.00.74 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [002] , ter grootte van 00.01.35 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [003] , ter grootte van 00.00.11 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [004] , ter grootte van 00.00.11 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [005] , ter grootte van 00.00.11 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [006] , ter grootte van 00.01.86 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [007] , ter grootte van 00.01.85 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [008] , ter grootte van 00.01.84 hectare;
‒ een deel ter grootte van 00.00.07 hectare van het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [009] , ter grootte van 00.05.00 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [010] , ter grootte van 00.36.55 hectare;
‒ een deel ter grootte van 00.25.54 van het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [011] , ter grootte van 00.30.30 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [012] , ter grootte van 00.00.10 hectare;
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [013] , ter grootte van 00.01.82 hectare;
in zaak 20-586:
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [014] , ter grootte van 00.22.31 hectare, en;
in zaak 20-587:
‒ het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [015] , ter grootte van 00.00.18 hectare;
‒ een deel ter grootte van 00.24.19 hectare en een deel ter grootte van 00.01.35 hectare van het perceel kadastraal bekend [gemeente] , [sectie 2] , nummer [011] , ter grootte van 00.30.30 hectare.
(ii) De in de zaken 20-584, 20-586 en 20-587 betrokken aaneengesloten hele kadastrale percelen vormen samen met de – niet in de onteigening betrokken – percelen kadastraal bekend [sectie 2] , nummers [016] , [017] , [018] , [019] , [020] , [021] en [022] van [eisers] één langgerekte strook grond met een totale oppervlakte van 16.979 m², bestaande uit:
‒ een woonperceel ( [016] ), met daarop de woning met tuin van [eiser 1] ;
‒ een bedrijfsterrein ( [017] en [014] ) met daarop een grote loods, een kleinere halfopen loods, een houten verkoop-/kantoor-/kantineruimte en een buitenverkoop-/parkeer- en laad- en losterrein;
‒ een grotendeels verhard pad ( [011] );
‒ een terreindeel ( [006] , [007] , [008] en [010] gedeeltelijk) alsmede een aantal kleine strookjes grond ( [001] , [002] , [003] , [004] , [005] en [013] ) door [eisers] gebruikt voor de opslag van een grote hoeveelheid bestratingsmaterialen (hierna: het opslagterrein);
‒ een terreindeel ( [009] , [018] , 964, [020] gedeeltelijk, [021] , [022] ) met daarop (restanten van) een aantal houten recreatiechalets (hierna: de recreatiegrond); en
‒ grasland ( [010] gedeeltelijk, [019] en [020] gedeeltelijk).
(iii) Van deze percelen is 9.454 m² onteigend, te weten:
‒ ongeveer de helft van het bedrijfsterrein, met daarop de houten verkoop-/kantoor-/kantineruimte en een deel van het buitenverkoop-/parkeerterrein;
‒ een groot deel van het pad;
‒ het hele opslagterrein;
‒ ongeveer de helft van het grasland;
‒ een deel van de onbebouwde recreatiegrond.
Alle onteigende percelen waren op de peildatum onbebouwd, met uitzondering van perceel [014] , waarop de hiervoor genoemde houten verkoopruimte/kantoor/kantine stond, die werd gebruikt door de onderneming van [eiser 1] .
(iv) Van de hiervoor omschreven langgerekte strook grond resteren na de onteigening (zie pagina 18 van het deskundigenrapport):
‒ een deel van het bedrijfsterrein (met een oppervlakte van 1.952 m²) met daarop de grote loods en de halfopen loods;
‒ het woonperceel (met een oppervlakte van 588 m²);
‒ een deel van de onbebouwde recreatiegrond, het grasland en het verharde pad (samen 4.985 m²);
Deze resterende gronden hebben een totale oppervlakte van 7.585 m².
(v) Tijdens de descente waren de in de onteigening betrokken percelen van [eisers] grotendeels in gebruik door [A] B.V. (hierna: [A] B.V.), een groot- en detailhandel in tuin- en bestratingsmaterialen waarvan [eiser 1] enig directeur en aandeelhouder is. Het grasland was verhuurd aan derden voor (semi) agrarisch gebruik. De voormalige recreatiegrond lag op de peildatum braak.
(vi) In de onteigeningsvonnissen is het voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op:
‒ in zaak 20-584: € 441.000 voor [eiser 1] , waarvan door ProRail direct € 336.000 (te weten € 190.587,69 plus € 145.412,31) aan Cumberland uitgekeerd moest worden en € 105.000 aan [verweerder 4] ;
‒ in zaak 20-586: € 468.000 voor [eiseres 2] B.V., welk bedrag in zijn geheel uitgekeerd moest worden aan Cumberland;
‒ in zaak 20-587: € 7.087 voor [eiser 1] .
(vii) De opneming door de rechter-commissaris en deskundigen als bedoeld in art. 54a en volgende van de Onteigeningswet heeft plaatsgevonden op 26 mei 2020. Daarnaast heeft op 24 februari 2021 een aparte opname plaatsgevonden van de op het onteigende aanwezige voorraad bestratingsmaterialen.
(viii) Op 10 februari 2021 zijn de onteigeningsvonnissen ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster. Deze datum geldt dus als de peildatum.
(ix) In het definitieve deskundigenrapport van 24 november 2021 (hierna: het definitieve rapport) hebben deskundigen over de aan [eisers] gezamenlijk toekomende schadeloosstelling als volgt geadviseerd:
‒ waarde onteigende € 960.000
‒ waardevermindering overblijvende € 179.700
‒ bijkomende schade € 279.000
totaal € 1.418.700
te vermeerderen met btw, deskundigenkosten en rente.
(x) In het definitieve rapport hebben deskundigen over bedoelde btw overwogen dat er rekening mee moet worden gehouden dat de onteigende gronden (deels) moeten worden aangemerkt als bouwterrein in de zin van de Wet Omzetbelasting, in welk geval [eisers] btw verschuldigd zijn over de aan hen toekomende schadeloosstelling. Deskundigen hebben hierin aanleiding gezien om, in overeenstemming met partijen, extern nader advies te vragen over dit fiscale aspect. Zij hebben daartoe een adviseur van Countus ingeschakeld (zie onder 11.5.6 van het definitieve rapport). In een ‘Memo’ van 2 maart 2022 (hierna: het rapport van Countus) concludeert Countus – voor zover nu relevant – dat:
(a) geen aanleiding bestaat voor vergoeding van btw over de schadeloosstelling voor [eiser 1] , maar;
(b) wel over de schadeloosstelling die toekomt aan [eiseres 2] B.V.
(xi) Op 4 maart 2022 hebben deskundigen de rechtbank bericht dat zij dit advies van Countus over de door [eisers] verschuldigde btw overnemen. Deskundigen hebben daarbij ook laten weten dat zij – anders dan [eisers] – geen aanleiding zien om een nadere schadepost op te nemen in de schadeloosstelling voor [eisers] voor “de schade die [eiser 1] mogelijk lijdt als gevolg van het door de onteigening vervroegd aflossen van de hypothecaire schuld aan [verweerder 4]”. Deskundigen zijn met ProRail van oordeel dat uit de op 19 januari 2022 door [eisers] ter zake aan hen toegezonden stukken blijkt dat het vervroegd opeisen van de hypotheek het gevolg is van het niet (tijdig) voldoen van termijnbetalingen en (dus) niet het gevolg is van de onteigening.
(xii) Tijdens de pleidooien op 29 november 2022 hebben partijen gereageerd op het definitieve rapport en het hiervoor omschreven aanvullend advies van deskundigen van 4 maart 2022.