De bewindvoerder is van het vonnis van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het hof ’s-Hertogenbosch. Zij heeft het volgende aangevoerd.
De rechthebbende is wilsonbekwaam, begrijpt het verzoek niet en kan niet overzien wat zij ondertekent als de bewindvoerder haar het verzoek ter ondertekening zou voorleggen. Het beschermingsbewind dateert al van 2017. In 2022 heeft de rechthebbende een CIZ-indicatie voor beschermd wonen met intensieve dementie-zorg gekregen. Bij beschikking van 14 februari 2023 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant een mentorschap ten behoeve van de rechthebbende ingesteld, met de benoeming van de bewindvoerder tot mentor.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet behoort tot de taken van de bewindvoerder, dan wel dat deze, om deze reden, de rechthebbende niet kan vertegenwoordigen, omdat uit de door de rechtbank aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010, niet zonder meer volgt dat het aanvragen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet tot de taken van de beschermingsbewindvoerder behoort.
Voorts volgt volgens de bewindvoerder uit de conclusie van A-G De Bock van 28 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1238, dat moet worden uitgegaan van een ruime taakstelling van de beschermingsbewindvoerder, in die zin dat deze de bevoegdheid heeft om te doen wat aan een goed bewind bijdraagt, en dat de bewindvoerder proactief moet zijn en moet nagaan voor welke voorzieningen de rechthebbende in aanmerking kan komen, om de financiële situatie van de rechthebbende te stabiliseren. In de visie van de bewindvoerder behoort daartoe ook de taak om namens de rechthebbende in voorkomend geval om toelating tot de schuldsaneringsregeling te verzoeken, met name als die persoon dat zelf niet meer kan.2