vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
zaaknummer: 1407321 \ CV EXPL 13-1752
vonnis van: 11 februari 2014
func.: 341
vonnis van de kantonrechter
1.
[eisers]
wonende te [woonplaats]
2.
[eisers]
wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: [eisers]
procedeert voor beide eisers in persoon
t e g e n
de buitenlandse vennootschap BRITISH AIRWAYS PLC
kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: British Airways
gemachtigde: aanvankelijk mr. P.J. Verdam, thans mr. J. Lameijer
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op de dagvaarding van 18 december 2012 met producties heeft British Airways bij conclusie van antwoord met producties gereageerd. Bij instructie tussenvonnis van 26 maart 2013 is besloten tot schriftelijk voortprocederen, waarna de volgende processtukken zijn genomen:
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [eisers] niet meer op die door British Airways bij dupliek overgelegde productie gereageerd. De zaak staat voor vonnis.
vordering
2.
[eisers] vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
primair:
I. € 1.141,12 vermeerderd met wettelijke rente, binnen acht dagen na dagtekening,
respectievelijk na betekening van het vonnis;
subsidiair
II. € 3.000,00 aan smartengeld binnen acht dagen na dagtekening, respectievelijk na
betekening van het vonnis;
primair en subsidiair
III. proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten.
3.
[eisers] stellen hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat British Airways de verplichtingen die voortvloeien uit de Verordening (EG) Nr. 261/2004 (hierna te noemen: de Verordening) en de Nederlandse beleidsregels niet is nagekomen. Volgens [eisers] volgt uit de Verordening dat luchtvaartmaatschappijen passagiers de instap in het vliegtuig c.q. de vlucht dienen te weigeren, indien er onder andere sprake is van ontoereikende reisdocumenten. Dit standpunt is in verband met de handhaving van de Verordening verduidelijkt in een Nederlandse beleidsregel van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. [eisers] wijzen er op dat in artikel 2 sub a van voornoemde beleidsregel is vastgesteld, dat wanneer de passagier niet beschikt over toereikende reisdocumenten, dit een redelijke grond is om de betreffende passagier te weigeren op een vlucht te vervoeren. [eisers] menen dat uit deze bepalingen in ieder geval een impliciete verplichting tot instapweigering volgt.
Indien [eisers] op de onderhavige vlucht waren geweigerd omdat de documenten niet toereikend waren, dan was British Airways conform artikel 14 van de Verordening verplicht [eisers] te informeren over hun rechten. Volgens [eisers] hadden zij er op gewezen moeten worden dat zij hun vlucht konden omboeken naar een andere vlucht met een andere bestemming.
British Airways is ernstig tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst door [eisers] zonder toereikende reisdocumenten toe te laten op de vlucht. Volgens [eisers] heeft dit gezorgd voor enorme consequenties aan hun zijde. Zij hebben meer dan 30 uur in het vliegtuig gezeten omdat zij bij aankomst in India direct op de eerste vlucht naar Amsterdam zijn teruggezet en hebben daarnaast ook aanzienlijke financiële schade geleden.
4.
Subsidiair doen [eisers] een beroep op artikel 6:162 BW. [eisers] voeren aan dat zij weinig ervaring hebben met het boeken van reizen c.q. vliegtickets. [eisers] heeft dan ook contact opgenomen met de Customercare van British Airways en gevraagd of het vliegticket op zich voldoende is om hun reis naar India te verwezenlijken. Customer Care heeft vervolgens aangegeven dat zij met de geboekte vliegtickets op reis konden en heeft verder geen woord gerept over het vereiste van een visum. Volgens [eisers] hebben zij er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat uitsluitend de vliegtickets voldoende waren om hun reis te verwezenlijken. [eisers] menen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de door [eisers] geleden schade volledig voor hun rekening dient te komen, omdat [eisers] anders zouden hebben gehandeld indien zij door British Airways op de hoogte waren gesteld van de juiste informatie.
beoordeling
8.
[eisers] hebben via tussenkomst van Vliegtickets.nl via internet een overeenkomst gesloten met British Airways. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of British Airways jegens [eisers] in de uitvoering van de overeenkomst tekort is geschoten, althans jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld, door [eisers] voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst niet te waarschuwen voor het visumvereiste voor India, althans bij het instappen voor de vlucht naar New Dehli hun reisbescheiden niet op de aanwezigheid van een visum voor India hebben gecontroleerd.
9.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze vraag naar Nederlands recht dient te worden beantwoord. Nu [eisers] de overeenkomst in Nederland hebben gesloten met een partij die in Nederland kantoorhoudt en de vlucht vanuit Nederland is aangevangen, gaat ook de kantonrechter van de toepasselijkheid van het Nederlands recht uit.
10.
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overlegd leidt de kantonrechter af, dat
- -
de toen [leeftijd] [eisers] 5 dagen voor vertrek via internet een retourvlucht naar India hebben geboekt zonder na te gaan of voor toelating tot India een visum is vereist;
- -
British Airways [eisers] bij het totstandkomen van de reisovereenkomst er niet expliciet op hebben gewezen dat voor India een visum is vereist;
- -
British Airways bij het inchecken voor de vlucht naar New Dehli niet heeft gecontroleerd of tot de reisdocumenten van [eisers] ook een visum voor India behoorde.
11.
Naar het oordeel van de kantonrechter strekt de Verordening ertoe passagiers die een vlucht hebben geboekt rechtsbescherming te bieden, bestaande uit het daadwerkelijk toelaten tot de geboekte vlucht en het tijdig uitvoeren van de geboekte vlucht, bij gebreke waarvan een luchtvaartmaatschappij onder in die Verordening gestelde voorwaarden aan passagiers compensatie heeft aan te bieden.
Uit de Verordening vloeit niet voort dat op een luchtvaartmaatschappij de verplichting rust bij het aangaan van de reisovereenkomst de passagier te wijzen op een visumvereiste of bij aanvang van de vlucht te controleren of een passagier alle vereiste reisdocumenten heeft en voorzover blijkt dat zulks niet het geval is de luchtvaartmaatschappij verplicht is de passagier de toegang tot de vlucht te weigeren.
In dit geval zijn [eisers] tot de door hun geboekte heenvlucht toegelaten en is de heenvlucht ook tijdig uitgevoerd. Hiermee is op zichzelf de Verordening niet geschonden.
12.
De kantonrechter is van oordeel dat gelet op de aard van de reisovereenkomst – een professionele luchtvaartmaatschappij die zeer geregeld vluchten op onder meer India uitvoert en een consument – op British Airways de verplichting rust hetzij te wijzen op een visumvereiste hetzij de consument er expliciet op te wijzen dat de consument zelf heeft na te gaan of er een visum is vereist en zo ja dit zelf tijdig heeft te regelen.
13.
Niet gesteld of gebleken is dat in de reisovereenkomst tussen [eisers] en British Airways een specifieke bepaling is opgenomen, waaruit kan worden afgeleid dat op British Airways de verplichting rust [eisers] bij het totstandkomen van de overeenkomst en/of tijdig voorafgaand aan de vlucht te wijzen op het visumvereiste voor India. Een dergelijke verplichting voor een luchtvaartmaatschappij vloeit ook niet voort uit een specifieke wettelijke bepaling.
14.
Uit de door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden ten tijde van het totstandkomen van de reisovereenkomst leidt de kantonrechter het navolgende af:
- -
[eisers] worden verondersteld kennis te hebben genomen van de algemene voorwaarden van vliegticket.nl waarin expliciet is opgenomen dat de passagier zelf voor de juiste reisdocumenten, waaronder een visum, heeft zorg te dragen;
- -
in de bevestiging per e-mail van de boeking van de vliegreis zijn [eisers] er expliciet op gewezen dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor geldige reisdocumenten, zoals een visum.
De kantonrechter laat de algemene vervoersvoorwaarden van British Airways buiten beschouwing. Weliswaar is bij het totstandkomen van de overeenkomst de algemene vervoersvoorwaarden van de luchtvaartmaatschappij, in dit geval British Airways, van toepassing verklaard, maar [eisers] hebben op goede gronden de vernietiging van de algemene vervoersvoorwaarden ingeroepen, nu zij daarvan bij het totstandkomen van de reisovereenkomst geen kennis hebben gekregen, een directe hyperlink ontbrak en die algemene voorwaarden ook niet na het totstandkomen van de reisovereenkomst aan [eisers] zijn toegezonden.
15.
Uit het hiervoor onder r.ov. 14 overwogene volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [eisers] er expliciet op zijn gewezen dat zij zelf hebben na te gaan of voor hun vliegbestemming India een visum noodzakelijk is. Nu British Airways daarmee aan hun uit de aard van de reisovereenkomst voortvloeiende verplichting hebben voldaan, is British Airways in dit opzicht bij het totstandkomen van de overeenkomst niet jegens [eisers] tekort geschoten.
16.
Vervolgens rijst de vraag of British Airways bij het inchecken heeft te controleren of [eisers] over alle noodzakelijke reisdocumenten voor de vlucht naar India, waaronder een visum, beschikken. [eisers] stellen zulks, terwijl dit door British Airways wordt betwist.
17.
Op grond van nationale wetgeving en internationale verdragen rust in het algemeen op een luchtvaartmaatschappij de verplichting een passagier die niet tot het land van bestemming wegens het ontbreken van geldige reisdocumenten, waaronder een visum, wordt toegelaten naar het land van herkomst te brengen. British Airways heeft onbestreden gesteld dat in het geval van India zelfs een boete aan een luchtvaartmaatschappij wordt opgelegd en in dit geval ook aan British Airways is opgelegd. Kennelijk is het naar het recht van India een strafbaar feit als een luchtvaartmaatschappij een passagier zonder geldig visum naar India vervoert.
Voorts kan uit de door British Airways gehanteerde algemene vervoersvoorwaarden worden afgeleid dat zij bij het inchecken nagaat of passagiers onder meer over een geldig visum beschikken. Passagiers zijn namelijk gehouden alle noodzakelijke reisdocumenten (bij het inchecken) aan British Airways te tonen. Luchtvaartmaatschappijen hebben daarbij, gelet op de hiervoor genoemde uit nationale wetgeving en internationale verdragen voortvloeiende verplichting, ook belang ter voorkoming van onnodige kosten en problemen bij de douane in het land van bestemming.
18.
Gelet op deze achtergrond is de kantonrechter van oordeel dat op British Airways de verplichting rust bij het inchecken te controleren of een passagier een geldig visum heeft. Tussen partijen is niet in geschil dat British Airways dit in het geval van [eisers] heeft nagelaten. Daarmee zijn British Airways jegens [eisers] tekort geschoten.
19.
Dit brengt met zich mee dat British Airways jegens [eisers] hebben te vergoeden alle schade die in causaal verband staat tussen het niet controleren van het hebben van een visum bij het inchecken van de vlucht. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan kosten van verblijf op het vliegveld van het land van bestemming.
20.
[eisers] vorderen primair de kosten van de vliegtickets en subsidiair smartengeld.
21.
Naar het oordeel van de kantonrechter staan de kosten van de vliegtickets niet in causaal verband tot de door British Airways geschonden norm. Als British Airways bij het inchecken wel had gecontroleerd dat [eisers] geen visum voor India hadden, zou British Airways [eisers] de toegang tot de vlucht hebben mogen weigeren. Doordat in de rechtsverhouding tussen partijen het aan [eisers] is te wijten dat zij geen visum hebben, rust op British Airways geen verplichting [eisers] een vliegreis met een andere bestemming aan te bieden of hen alsnog naar India te vervoeren zodra zij over een geldig visum zouden beschikken of de kosten van de tickets te vergoeden. Dit betekent dat de kosten van de vliegtickets geen schade is die in causaal verband staat tot de door British Airways geschonden norm.
22.
[eisers] vorderen subsidiair smartengeld. Vergoeding van smartengeld is naar Nederlands rechts slechts mogelijk indien sprake is van één van de drie in artikel 6:106 lid 1 BW genoemde gevallen. De op zichzelf begrijpelijke ongemakken die [eisers] hebben ondergaan doordat zij na aankomst in New Dehli nagenoeg meteen weer naar Amsterdam – via Londen – zijn teruggevlogen valt niet onder één van de drie in de wet genoemde categorieën. Dit betekent dat het subsidiair gevorderde smartengeld eveneens wordt afgewezen.
23.
Nu [eisers] geen schade hebben gesteld en gevorderd die voor vergoeding in aanmerking komt, behoeft de door British Airways opgeroepen vraag of die schade geheel of gedeeltelijk op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eisers] dient te komen, niet beantwoord te worden.
24.
Bij deze uitkomst van de procedure worden [eisers] veroordeeld in de kosten die aan de zijde van British Airways zijn gevallen.