Beoordeling
4.
[eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Emday inbreuk heeft gemaakt op zijn auteursrecht door – zonder toestemming – een door hem gemaakte foto op haar website en in een brochure te plaatsen.
5.
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de betreffende foto een auteursrechtelijk beschermd werk is. Op grond van de Auteurswet geldt als uitgangspunt dat er voor het openbaar maken of verveelvoudigen van een auteursrechtelijk beschermd werk toestemming van de auteursrechthebbende is vereist.
6.
Emday heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd dat geen sprake is van een inbreuk op een auteursrecht van [eiser] omdat [eiser] – ondanks herhaalde verzoeken – onvoldoende heeft aangetoond de maker en auteursrechthebbende van de foto te zijn.
7.
Op grond van artikel 1 Aw geldt als uitgangspunt dat het auteursrecht op een werk het uitsluitend recht is van de maker van het werk of diens rechtsopvolger. [eiser] stelt dat hij de maker van de foto is en dat het auteursrecht derhalve bij hem rust. Nu Emday de stelling van [eiser] dat [eiser] de maker van de foto is gemotiveerd betwist, is het aan [eiser] – als degene die zich op de rechtsgevolgen van deze stelling beroept – om de juistheid van deze stelling te bewijzen. [eiser] zal dan ook, overeenkomstig zijn bewijsaanbod daartoe, in de gelegenheid worden gesteld het bewijs van die stelling te leveren.
8.
Indien [eiser] er niet in slaagt het hem opgedragen bewijs te leveren, zal zijn vordering worden afgewezen.
9.
Voor het geval [eiser] erin slaagt te bewijzen dat hij de maker van de foto is, overweegt de kantonrechter reeds nu op voorhand als volgt.
10.
In het geval [eiser] erin slaagt te bewijzen dat hij de maker van de foto is, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat [eiser] tevens auteursrechthebbende is van de foto. Het standpunt van Emday dat [eiser] zijn auteursrecht aan Sapph heeft overgedragen, dient – mede gezien de stellingen van [eiser] daartegenover – als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen. Hierbij komt dat gesteld noch gebleken is dat hier sprake is van een (andere) wettelijke uitzondering op de in artikel 1 Aw geformuleerde hoofdregel dat het auteursrecht op een werk (in dit geval de foto) bij de maker rust.
11.
Emday heeft voorts aangevoerd dat er in onderhavige zaak een uitzondering op het in r.o. 5 weergegeven uitgangspunt geldt op grond van artikel 15a Aw. Volgens Emday is het gebruik van de foto – zonder toestemming van de auteursrechthebbende – in dit geval gerechtvaardigd op grond van het in artikel 15a Aw opgenomen citaatrecht.
12.
De kantonrechter oordeelt op dit punt als volgt. Artikel 15a lid 1 Aw bepaalt dat onder bepaalde omstandigheden niet als inbreuk op het auteursrecht wordt beschouwd het citeren uit een werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of uiting met een vergelijkbaar doel. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan in dit geval geen sprake. De foto is immers gebruikt in een aanprijzing (reclame-uiting) van de cursus fotoshop. Een dergelijke aanprijzing is niet aan te merken als een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of uiting met een vergelijkbaar doel. Hierbij geldt bovendien dat de stelling van Emday dat het een cursus is waarin de maatschappelijk opgelaaide discussie over de fotobewerkingen van Sapph centraal staat, niet wordt ondersteund door de op haar website geplaatste tekst (zie hiervoor onder 1.4). In die tekst wordt de voornoemde discussie in het geheel niet genoemd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de publicatie van de foto, zonder daartoe verkregen toestemming van de auteursrechthebbende, niet met een beroep op het citaatrecht is te rechtvaardigen. Dit betekent dat het beroep van Emday op artikel 15a Aw wordt verworpen. Hetgeen [eiser] overigens heeft gesteld ter weerlegging van het beroep op artikel 15a Aw kan hiermee onbesproken blijven.
13.
Het vorenstaande betekent dat, indien [eiser] slaagt in de bewijslevering van zijn stelling dat hij de maker is van de foto, naar het (voorlopig) oordeel van de kantonrechter moet worden aangenomen dat Emday een inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] en dat Emday de schade die [eiser] daardoor heeft geleden dient te vergoeden.
14.
Hierbij verwerpt de kantonrechter het beroep van Emday dat [eiser] door het voeren van deze procedure misbruik van recht maakt als bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uitgangspunt is dat het een ieder in beginsel vrij staat een civiele procedure tegen een ander aanhangig te maken. Dit recht kan echter niet worden uitgeoefend voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Van misbruik is onder meer sprake wanneer de bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (artikel 3:13 lid 2 BW). Hiervan is in dit geval, waarbij aldus van de hypothetische situatie wordt uitgegaan dat [eiser] het hem opgedragen bewijs zal leveren, naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Het enkele feit dat aan [eiser] meermalen is uitgelegd dat Emday geen geld heeft voor een kostbare procedure en dat het uitblijven van een minnelijke regeling tot het faillissement van Emday zal leiden, zoals door Emday is aangevoerd ter onderbouwing van haar beroep op misbruik van bevoegdheid, is hiertoe immers niet voldoende. Dit helemaal nu alsdan vaststaat dat [eiser] in de door hem aanhangig gemaakte procedure in het gelijk zal worden gesteld ten aanzien van de door hem aan zijn vordering ten grondslag gelegde stelling dat Emday een inbreuk heeft gemaakt op zijn auteursrecht waartegen Emday zich voortdurend heeft verweerd.
15.
Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoeding oordeelt de kantonrechter voorshands – vooruitlopend op het te leveren bewijs als vermeld in r.o. 7 – als volgt. Emday heeft [eiser] door de publicatie van de foto een mogelijke bron van inkomsten ontnomen, zodat hem een vergoeding van die schade toekomt. [eiser] stelt dat de door hem geleden schade, exclusief bijkomende verhogingen, € 2.500,- per jaar of deel van een jaar bedraagt. Nu de foto van 17 mei 2009 tot 23 maart 2012 door Emday is gebruikt, is de schade – exclusief bijkomende verhogingen – € 7.500,- (3 x € 2.500,-), aldus [eiser]. [eiser] legt hieraan de stelling ten grondslag dat indien Emday daartoe een verzoek had gedaan, hij voor het bedrag van € 2.500,- een jaarlicentie aan Emday had afgegeven. Nu Emday deze stelling van [eiser] gemotiveerd heeft betwist, is het aan [eiser] om de juistheid hiervan te bewijzen. De kantonrechter zal [eiser] dan ook opdragen te bewijzen dat € 2.500,- het gebruikelijke, door hem gehanteerde tarief is voor het soort gebruik van de foto als in het onderhavige geval. Indien [eiser] dit bewijs levert, zal Emday in beginsel het schadebedrag van € 7.500,- aan [eiser] moeten vergoeden. Indien [eiser] het bewijs niet levert, ziet de kantonrechter vooralsnog – met inachtneming van alle omstandigheden van het geval – aanleiding in dat geval voor wat betreft de hoogte van de schade aansluiting te zoeken bij de tarieven van Stichting FotoAnoniem, zoals door Emday in de conclusie van antwoord naar voren gebracht.
16.
Voorts oordeelt de kantonrechter (voorlopig) dat de door [eiser] op basis van de algemene voorwaarden van de fotografenfederatie gevorderde toeslag van 300% en 100% ten opzichte van het basistarief van een licentievergoeding wegens het ontbreken van toestemming van [eiser] en het niet vermelden van de naam van [eiser] bij de afgebeelde foto, niet toewijsbaar is, reeds omdat de betreffende algemene voorwaarden niet tussen partijen gelden en overigens geen grondslag voor toewijzing van de toeslag van in totaal 400% is gesteld of gebleken.
17.
De kantonrechter ziet – mede vanuit proceseconomisch oogpunt – aanleiding [eiser] reeds nu, naast het bewijs als vermeld in r.o. 7, ook het bewijs als vermeld in r.o. 15 op te dragen.
18.
In afwachting van het te leveren bewijs, zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.