De rechtbank overweegt als volgt.
Getty Images heeft recht op bescherming van (de door) haar (beheerde) auteursrechten. Indien blijkt van inbreuken op haar rechten kan zij in beginsel niet alleen aanspraak maken op een vergoeding van de door haar geleden schade, maar heeft zij er ook recht op dat aan de inbreukmaker een verbod wordt opgelegd onder dwangsom om verdere inbreuken te voorkomen. Bij de beantwoording van de vraag of dat verbod mede betrekking dient te hebben op andere werken dan die waarvan de inbreuk in rechte is komen vast te staan en die geen voorwerp van het onderzoek in deze zaak zijn dient een belangenafweging te worden gemaakt.
In het algemeen is er geen plaats om het verbodsrecht dat de Aw kent voor alle werken met een dwangsom jegens een bepaalde wederpartij te versterken. Dat kan anders zijn indien aannemelijk is dat er een reële dreiging is dat de betreffende partij op aanzienlijke schaal inbreuken zal gaan plegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de omstandigheid dat door TROS, naast de foto’s, nog drie andere afbeeldingen uit de collectie van Getty Images zonder toestemming zijn gebruikt onvoldoende om een verbod onder dwangsom voor de gehele collectie te rechtvaardigen. Daar komt in dit geval bij dat TROS een omroep is die mede via het internet journalistieke werkzaamheden verricht. Die journalistieke arbeid wordt beschermd door artikel 10 EVRM. Er kan zich dan een botsing voordoen tussen het recht van vrije meningsuiting enerzijds en het recht op handhaving van de auteursrechten anderzijds. Een verbod onder dwangsom is immers een beperking van de vrijheid van meningsuiting. De vraag of die beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving zal steeds per keer aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld.
Een algeheel verbod onder dwangsom is daarmee in het algemeen niet te verenigen. Een dergelijke maatregel waar een verbod vooraf wordt gegeven met een aanzienlijke dwangsom zal immers een “chilling effect” kunnen hebben, dat de journalist ervan zou kunnen weerhouden, ook in de gevallen waarin het recht op vrije meningsuiting dient voor te gaan op het auteursrecht, tot publicatie over te gaan.
Dat kan anders zijn indien er aanwijzingen zijn dat het betrokken medium op grote schaal systematisch ongerechtvaardigd op het auteursrecht inbreuk maakt. Het relatief geringe aantal geconstateerde inbreuken van TROS gedurende betrekkelijk korte tijd is daarvoor echter geen aanwijzing.
De rechtbank zal mitsdien het gevorderde verbod voor de gehele collectie afwijzen.