vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: C/13/557150 / HA ZA 14-33
Vonnis van 19 augustus 2015
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAALWEAR GROUP B.V.,
gevestigd te Tilburg,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
WAALFIN HOLDING S.A.,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
3. de vennootschap naar buitenlands recht
WAALWEAR BRANDS S.A.R.L.,
gevestigd te Luxemburg (Luxemburg),
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. F.E. Vermeulen,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-BRANDS QUALITY WEAR B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRAND WORKS HOLDING B.V.,
gevestigd te Made (gemeente Drimmelen),
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PATLINE HOLDING B.V.,
gevestigd te Breda,
4. [naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONDRAGO HOLDING B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
6. [naam gedaagde 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
advocaat mr. Th. P. ten Brink.
Partijen zullen hierna Waalwear, Waalfin en Waalwear Brands (gezamenlijk: Waalwear c.s.) en A-Brands, Brand Holding, Patline, [gedaagde 4] , Mondrago en [gedaagde 6] (gezamenlijk: A-Brands c.s.) genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
Een door hen als “trademark license agreement” betitelde overeenkomst (hierna: de Licentieovereenkomst) die tussen Waalwear (in de Licentieovereenkomst aangeduid als Licensor) en A-Brands (destijds nog Salty Dog Fashion Group en in de Licentieovereenkomst aangeduid als Licensee) op 15 april 2008 is gesloten, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
[…]
Licensor is the exclusive holder of the right to use the trade mark registrations for the trademark SALTY DOG as set out in Schedule 1 (hereinafter called the “Trade Mark”);
Financial Year: the period running from 1 February until 31 January of the following calender year or a calendar year (choice of licensee).
2.1
Licensor hereby grants to Licensee the […] right (the “License”) to use the Trade Mark in relation to the Goods/Services […]
3.1
Licensee shall exercise all reasonable commercial efforts to ensure the profitable exploitation of the Trade Mark in accordance with the stipulations of this Agreement. Licensee must achieve a minimum Net Sales […] of EUR 3.000,000 per Financial Year […] with a 2% increase per year […].
3.4
Licensee shall permit the Licensor […] to enter Licensee’s premises […] for the purpose of inspecting Licensee’s books and records of the sales figures relating to the exploitation of the Trade Mark. […]
6.5.
Licensee shall under no circumstances:
a) use the Trade Mark in any way that might harm the distinctiveness and reputation and/or the goodwill attached to the Trade Mark;
b) use the Trade Mark in a manner other than the form and the way the Trade Mark is registered. In particular when using the Trade Mark the Licensee shall not change, amend, modify or otherwise alter the appearance of the device registrations or of the special script of the word mark registrations […].
2.2.
A-Brands heeft de volgende merkregistraties verricht:
13-6-2008 S&D SONS AND DAUGHTERS (Benelux)
25-2-2010 STUDS AND DIAMONDS (Benelux)
5-10-2011 S&D LE CHIC (Benelux)
7-8-2012 LCEE (Beeldmerk) (EU)
29-4-2013 LE CHIC (EU)
27-5-2013 Le Chic (beeldmerk) (EU)
2.3.
In 2008-2009 heeft A-Brands kleding op de markt gebracht onder de namen “Salty Dog Le Chic” en “S&D Le Chic by Salty Dog”.
2.4.
Op 13 december 2010 zijn Waalwear en A-Brands een amendement overeengekomen (hierna: het Amendement). Dit houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
As for the Financial Years 2011, 2012 and 2013, Licensee shall (only) pay a fixed Royalty fee of:
[…]
2013: EUR 175,000
[…]
As from the Financial Year 2014 onwards, Licensee shall pay a Royalty fee of 6% of the realized and invoiced total turnover in a Financial Year, to be paid within 30 days after the end of the applicable Financial Year. The minimum yearly Royalty fee shall be EUR 200,000.
2.5.
Op 31 januari 2013 schreef [gedaagde 4] aan Waalwear:
Ik heb […] aangegeven, dat op dit moment ik niet erg gelukkig ben met de licentieovereenkomst aangaande Salty Dog.
De omzetontwikkeling heeft de laatste jaren erg onder druk gestaan, wat natuurlijk niet vreemd is gezien de marktontwikkelingen. […] Volgend jaar wordt de minimumomzet nog een keer verhoogd, waardoor we eigenlijk in een niet erg rooskleurige situatie terecht gaan komen.
[…] Wat zouden de mogelijkheden zijn om toch tot een oplossing te komen, die zonder al te grote kleerscheuren passend zou zijn voor beiden partijen?
Dit kan zijn door het contract aan te passen naar een lagere minimumomzet, maar eventueel ook een overname van de merkrechten. Hierdoor kunnen we zelf marketinginvesteringen in het merk doen, wat we op dit moment tot een minimum beperken, aangezien het merk niet van ons is.
2.6.
Bij brief van 6 juni 2013 schreef A-Brands aan haar afnemers:
Wij hebben moeten constateren dat enkele van onze afnemers achter of voor ons merk Le Chic¸ het merk Salty Dog gebruiken. […] Wij willen u er uitdrukkelijk op wijzen dat deze twee merken volledig los staan van elkaar en bovendien een andere eigenaar hebben. […] Ons eigen merk Le Chic mag niet omschreven worden als “de klassieke lijn van Salty Dog” of woorden van gelijke strekking want daardoor zou er verwarring omtrent de herkomst van beide merken kunnen ontstaan.
2.7.
Bij brief van 1 november 2013 schreef Waalwear c.s. aan A-Brands c.s.
Omdat Waalwear aanwijzingen had dat A-Brands haar verplichtingen onder de Licentieovereenkomst niet naar behoren is nagekomen, heeft Waalwear deze zomer haar recht ingeroepen om op grond van art. 3.4 van de Licentieovereenkomst een audit te laten uitvoeren. […] Doel van de audit was om vast te stellen of A-Brands alle omzet verantwoordt die zij als licentienemer onder de Licentieovereenkomst heeft behaald.
Wat er ook zij van de waarde van de audit zoals die door Brand Works is toegestaan, duidelijk is wel dat de verantwoorde omzet over de jaren 2009 - 2012 behaald met het merk Salty Dog bestendig is gedaald […] en de omzet behaald met het merk S&D Le Chic hooguit stabiel is.
2.8.
Bij brief van 13 december 2013 schreef Waalwear c.s. aan A-Brands c.s. het Amendement buitengerechtelijk te vernietigen op grond van dwaling en/of bedrog.
5 De beoordeling
in conventie
5.1.
Tegen de vermeerderingen van eis is bezwaar gemaakt, maar A-Brands c.s. onderbouwt niet waarom de eisvermeerderingen in strijd zouden zijn met een goede procesorde. A-Brands c.s. heeft de gelegenheid gehad om zich bij akte en ter gelegenheid van het pleidooinhoudelijk uit te laten over de vermeerderde eis en heeft van die mogelijkheden gebruik gemaakt. Van benadeling in haar proces-positie is daarbij niet gebleken. De rechtbank ziet ook onvoldoende grondslag om de eisvermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten, zodat de rechtbank op de vermeerderde eis zal beslissen.
Schenden Licentieovereenkomst
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat A-Brands als aanduidingen/merken voor kleding heeft gevoerd:
- -
S&D Le Chic
- -
S&D Le Chic by Salty Dog
- -
Salty Dog Le Chic
- -
Le chic
- -
LCEE
Waalwear c.s. stelt dat het van tweeën één is: ofwel de aanduidingen/merken vallen binnen het bereik van de Licentieovereenkomst, ofwel de aanduidingen/merken vallen daar niet onder en heeft A-Brands door het introduceren ervan de bepalingen in de Licentieovereenkomst geschonden die haar verbieden om het merk Salty Dog en daaraan verbonden goodwill te schaden.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De kleding die is verkocht met de aanduiding “S&D Le Chic by Salty Dog” en “Salty Dog Le Chic” is steeds ter goedkeuring aan [naam 1] voorgelegd, die namens Waalwear c.s. in ieder geval beoordeelde of het merk Salty Dog correct werd gebruikt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat A-Brands door het gebruik van de aanduiding “by Salty Dog” of “Salty Dog Le Chic”, terwijl de licentiegever op de hoogte was of kon zijn van deze wijze van gebruik van het merk, afbreuk heeft gedaan aan de reputatie van het merk Salty Dog.
5.4.
Vervolgens heeft A-Brands onder haar eigen merken “Le chic” en “LCEE” kleding op de markt gebracht. Het was haar onder de termen van de Licentieovereenkomst niet verboden om een eigen – aan het merk Salty Dog concurrerend merk – op de markt te brengen. Dat A-Brands hiermee afbreuk heeft gedaan aan het merk “Salty Dog” of dat de collectie merkinbreuk oplevert, is onvoldoende onderbouwd. Waalwear c.s. heeft in deze procedure onvoldoende onderbouwd dat A-Brands onvoldoende afstand heeft gehouden van de auteursrechtelijk en merkenrechtelijk beschermde elementen van Salty Dog kleding.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken: het introduceren van een merk onder de aanduiding “Le Chic by Salty Dog” of “Salty Dog Le Chic” en in daarop volgende jaren het merk “Le Chic” als zelfstandig merk voeren, niet in strijd is met de overeenkomst. Dat A-Brands c.s. geprofiteerd heeft van de bekendheid van het merk Salty Dog bij de introductie, acht de rechtbank aannemelijk, maar de rechtbank acht dat op zichzelf nog niet onrechtmatig tegenover Waalwear c.s. of in strijd met de Licentieovereenkomst. Uit deze handelswijze volgt niet dat de zo geïntroduceerde merken onder de in de overeenkomst gedefinieerde “Trade Mark” gerekend moeten worden. Het “Trade Mark” is in de overeenkomst expliciet en uitputtend gedefinieerd en het merkenrecht op de merken zoals LCEE en Le Chic komt Waalwear c.s. niet toe.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat ook na het jaar 2009, toen A-Brands volgens haar eigen stellingen niet langer de aanduiding “by Salty Dog” als aanduiding voor S&D Le Chic gebruikte, nog steeds kleding met de aanduiding “S&D Le Chic by Salty Dog” werd verkocht en dat op verschillende websites een verband tussen Salty Dog en S&D Le Chic werd gelegd. Door Waalwear c.s. is echter niet onderbouwd dat het hier gaat om iets anders dan de verkoop van de oude collectie en niet langer juiste gevolgtrekkingen van derden, zodat er geen grond is voor aansprakelijkheid van A-Brands c.s.
5.7.
Voorts voert Waalwear c.s. aan dat A-Brands c.s. bewust de Licentieovereenkomst schendt door onvoldoende marketing inspanningen te verrichten. A-Brands verricht(te) niet, aldus Waalwear c.s. “all reasonable commercial efforts to ensure the profitable exploitation of the Trade Mark”. Het is aan Waalwear c.s. om in deze procedure te stellen – en bij voldoende betwisting te bewijzen – dat A-Brands niet voldoet aan haar verplichtingen. De enkele mededeling van A-Brands dat zij marketinginvesteringen voor merken waarvoor zij slechts een licentie bezit tot het minimum heeft teruggebracht, is onvoldoende. Daarbij overweegt de rechtbank dat in die periode de financiële situatie van A-Brands precair was (zie hierna onder r.o. 5.10) en door Waalwear c.s. niet gesteld is welke marketinginvesteringen op dat moment van A-Brands tenminste gevergd kon worden als “reasonable commercial efforts”.
5.8.
Dit leidt tot afwijzing van vorderingen zoals weergegeven onder 3.1.1, 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5.
5.9.
Tussen partijen is op 13 december 2010 een amendement gesloten. Waalwear c.s. heeft een vernietigingsverklaring uitgebracht, en stelt dat zij – over de financiële situatie van A-Brands – heeft gedwaald dan wel is bedrogen.
5.10.
Dat de financiële situatie van A-Brands destijds precair was, is door A-Brands met stukken onderbouwd en door Waalwear c.s. niet voldoende weersproken. Waalwear c.s. verwijst naar een artikel in de media ten tijde van de overname van A-Brands door – kort gezegd – [gedaagde 4] , maar met A-Brands c.s. acht de rechtbank begrijpelijk dat een commerciële partij liever niet in de openbaarheid brengt dat zij in financiële problemen zit en de rechtbank acht dit enkele artikel daarom niet voldoende om te concluderen dat A-Brands geen financiële problemen had. Zodoende is niet komen vast te staan over welk feit Waalwear c.s. exact gedwaald heeft: Als voor het beroep op dwaling al relevant zou kunnen zijn wat de oorzaak van die financiële situatie is geweest, dan geldt nog dat Waalwear c.s. niet voldoende heeft onderbouwd dat de daling van de met het merk Salty Dog behaalde omzet te wijten is geweest aan handelen van A-Brands c.s. Voor het beroep op bedrog geldt dat ook niet is gesteld door welke mededeling of verzwijging van A-Brands Waalwear c.s. bedrogen zou zijn.
5.11.
De buitengerechtelijke vernietiging van het Amendement stuit op het voorgaande af.
5.12.
A-Brands heeft een gedeelte van haar activiteiten, waaronder haar licenties voor de merken LCEE en Le Chic afgesplitst naar de nieuwe besloten vennootschap LC Kidswear BV. Waalwear c.s. voert aan dat de splitsing jegens haar onrechtmatig is, omdat zij als schuldeiser van A-Brands wordt benadeeld.
5.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Omdat de rechtbank van oordeel is dat de (licenties voor de) kledinglijnen LCEE en Le Chic niet onder de Licentieovereenkomst vallen, is de splitsing niet in strijd met de bepalingen van de Licentieovereenkomst. De wettelijke splitsingsregeling geeft bijzondere aandacht aan de bescherming van schuldeisers die bij splitsing immers worden geconfronteerd met, in dit geval, dezelfde debiteur maar met minder voor verhaal vatbaar vermogen. De enkele omstandigheid dat na splitsing A-Brands minder vermogen heeft dat vatbaar zou zijn voor verhaal door Waalwear c.s. maakt een splitsing daarom ook nog niet onrechtmatig jegens Waalwear c.s. als schuldeisers. Dat [gedaagde 4] augustus 2013 zou hebben gezegd dat hij A-Brands “zou laten klappen”, mogelijk al per 1 januari 2014 indien onderhandelingen met Waalwear c.s. niet tot een gewenst resultaat zouden leiden, is onvoldoende om te oordelen dat de op 17 november 2014 verleden splitsingsakte als doel heeft om Waalwear c.s. op onrechtmatige wijze te benadelen. De vorderingen van Waalwear c.s. op deze grondslag liggen derhalve voor afwijzing gereed.
in conventie en in reconventie
Ontbinding Licentieovereenkomst
5.14.
A-Brands vordert ontbinding van de overeenkomst, hetzij wijziging van de overeenkomst. Tussen Waalwear c.s. en A-Brands c.s. is een geschil ontstaan en het staat partijen vrij elkaar in rechte te betrekken en wel of niet te onderhandelen over een minnelijke regeling. Een en ander levert geen toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen die voortvloeien uit de Licentieovereenkomst: aan A-Brands komt derhalve geen ontbindingsrecht toe.
5.15.
Dat met de licentie geen winst gemaakt wordt is geen onvoorziene omstandigheid, maar een omstandigheid waarvan A-Brands contractueel – ook na het sluiten van het Amendement – het risico draagt. Ook samen met het tussen partijen ontstane geschil levert dat geen grond voor wijziging van de overeenkomst op.
5.16.
Op grond van het hiervoor overwogene liggen de vorderingen in reconventie voor afwijzing gereed. Daaruit volgt dat A-Brands zich ten onrechte beroept op een opschortingsrecht als verweer tegen de te betalen licentievergoedingen over 2014.
5.17.
De vordering onder 3.1.6 is derhalve toewijsbaar. In deze procedure is niet gesteld dat de omzet van Waalwear over het jaar 2014 zo hoog is geweest dat het bedrag ter hoogte van 6% daarover het minimumbedrag van € 200.000,00 overstijgt, zodat er in deze procedure onvoldoende feitelijke grondslag is aangevoerd om A-Brands te veroordelen tot betalen van een hoger bedrag. Dat laat onverlet dat tussen partijen onverkort geldt dat A-Brands – uit hoofde van het Amendement – een royalty percentage van 6% verschuldigd is en gehouden is inzage te verschaffen over in haar omzetten, gerealiseerd met de kleding die onder de Licentieovereenkomst valt.
5.18.
Tegen de (ingangsdatum van de) gevorderde wettelijke handelsrente is geen verweer gevoerd, zodat dat deel van de vordering toewijsbaar is vanaf de in het Amendement genoemde fatale termijn van 30 dagen na einde van het fiscale jaar op 31 januari 2015.
5.19.
Nu in conventie de vorderingen jegens Brand Holding, Patline, [gedaagde 4] , Mondrago en [gedaagde 6] worden afgewezen en de vorderingen jegens A-Brands slechts worden toegewezen voor zover die zien op betaling van de royalty’s conform het Amendement, zijn partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. De rechtbank zal daarom de proceskosten in conventie tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.20.
A-Brands zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Waalwear c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat € 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00
6 De beslissing
De rechtbank
6.1.
veroordeelt A-Brands om aan Waalwear te betalen een bedrag van € 200.000,00 (tweehonderdduizend euro), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 3 maart 2015 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het anders of meer gevorderde af,
6.5.
wijst de vorderingen af,
6.6.
veroordeelt A-Brands in de proceskosten, aan de zijde van Waalwear c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Thomas, rechter, bijgestaan door mr. E.J. van Veelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2015.