15.3
Oordeel rechtbank
Verdachte is verantwoordelijk voor de moord op twee jonge mannen van 22 en 24 jaar oud, die in de kracht van hun leven stonden. Beide slachtoffers zijn gestorven na toediening door verdachte van het middel succinylcholine.
Verdachte vervulde voor de slachtoffers, die geen Nederlands spraken, de rol van vertrouwenspersoon. Deze rol werd tegen het einde van hun jonge levens steeds verder ingevuld.
Bido Fernandez , die hij vanaf jongs af aan kende, was op initiatief van verdachte en op zoek naar een beter leven, naar Nederland gekomen, waar hij bij verdachte in huis verbleef. Verdachte heeft het slachtoffer na zijn aankomst in Nederland onder zijn hoede genomen en heeft voor hem direct na aankomst een overlijdensrisicoverzekering en drie uitvaartverzekeringen afgesloten. Kort na het afsluiten van de verzekeringen heeft verdachte zijn moeder als begunstigde van de verzekeringen opgegeven. Vijf dagen na de laatste begunstigdewijziging is het slachtoffer, nog geen maand in Nederland, in de woning van verdachte gestorven. Zijn kind, dat daarna in de Dominicaanse Republiek is geboren, heeft hij nooit kunnen zien.
Perez Gonzalez kende verdachte ook al sinds zijn jeugd. Verdachte kende de familie, en met name de moeder van het slachtoffer al even zo lang en had met meerdere familieleden een vertrouwensband. Gedurende de laatste maanden van het leven van het slachtoffer vervulde verdachte de rol van vertrouwenspersoon ook steeds meer ten aanzien van het slachtoffer. Zo beheerde hij de financiën van het slachtoffer, hielp hij hem bij zaken rondom zijn werk, en vroeg hij voor hem twee overlijdensrisicoverzekeringen aan van maar liefst 2.500.000 en 1.500.000 euro, waarbij verdachte zelfs meeging naar een medische keuring. Na afwijzing van deze aanvragen, is een overlijdensrisicoverzekering aangevraagd en afgesloten ter waarde van 300.000 euro. Verdachte heeft zichzelf als begunstigde opgegeven, waarna het slachtoffer binnen enkele weken is komen te overlijden.
De rechtbank kenschetst het handelen van verdachte als gewetenloos. Verdachte heeft binnen enkele dagen nadat het laatst genoemde slachtoffer was overleden uitkering van het verzekerde bedrag opgeëist. De familie van het slachtoffer was op dat moment druk doende om geld in te zamelen om het slachtoffer naar de Dominicaanse Republiek te kunnen repatriëren. Men deed dit op verzoek van verdachte, die zich had opgeworpen als vertegenwoordiger van de familie. Verdachte heeft daarbij de familie opgelicht door twee maal zoveel kosten op te voeren als daadwerkelijk aan hem was berekend voor de repatriëring. Verdachte heeft daarmee op meedogenloze en kille wijze het vertrouwen van de familie nog verder beschaamd.
Verdachte is behalve voor deze moorden ook verantwoordelijk voor poging tot oplichting van verschillende verzekeringsmaatschappijen door niet alleen zijn eigen dood, maar ook die van twee anderen, bekenden van hem, te fingeren, teneinde uitkeringen ingevolge een levensverzekering, uitvaartverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen te kunnen incasseren. Ook de gemeente Amsterdam heeft hij opgelicht, door betrokken te zijn bij het aangeven van zijn eigen overlijden door zijn moeder.
De nabestaanden is groot en onherstelbaar leed aangedaan. Zij kenden verdachte al jaren en vertrouwden hem volkomen. Hun vertrouwen is in elk opzicht onherstelbaar beschadigd. Zij zullen elke dag moeten leven met het verlies van hun dierbaren, die door verdachte uit het leven zijn weggerukt. Uit de verklaringen van de nabestaanden zoals die ter terechtzitting zijn afgelegd, spreekt een groot verdriet.
Verdachte is tot twee maal toe in staat is geweest tot het plegen van een gruwelijke moord op jonge mannen uit zijn eigen kring; mannen die hem vertrouwden. Dat hij zich daarbij slechts heeft laten leiden door financiële belangen, maakt zijn handelen des te gewetenlozer. De pogingen tot oplichting van verzekeringsmaatschappijen laten zien dat hij zich enkel laat leiden door financieel gewin. De feiten rechtvaardigen een zeer langdurige gevangenisstraf.
Het Openbaar Ministerie heeft een levenslange gevangenisstraf geëist. Dit is een straf die alleen in uitzonderlijke gevallen en dan met uiterste behoedzaamheid dient te worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, die de feiten heeft ontkend en zich grotendeels op zijn zwijgrecht heeft beroepen, geen enkel inzicht heeft verschaft in zijn beweegredenen. Uit niets kan worden afgeleid dat verdachte ook maar enig besef heeft van de ernst van zijn daden en van het leed dat hij anderen heeft berokkend. Verdachte is onderzocht door het Pieter Baan Centrum, dat stelt dat verdachte maar beperkt zicht heeft gegeven op zijn belevingswereld en dat het door een lage anamnestische betrouwbaarheid en beperkte collaterale informatie over de ontwikkeling van de persoonlijkheid van verdachte, niet mogelijk is geweest om een volledig persoonlijkheidsonderzoek te verrichten. Uit het opgemaakte rapport blijkt dat verdachte bewust heeft onder-gepresteerd en bewust klachten voortkomend uit neurologische beschadiging, beweerdelijk opgelopen na een auto-ongeluk, heeft gesimuleerd. Neurologisch onderzoek heeft geen schade blootgelegd, maar verdachte blijft cognitieve klachten en symptomen nabootsen. Bij tests waarbij simulatie en onderpresteren wordt gemeten scoort verdachte ver over de grenswaarden heen. Het PBC stelt dat verdachte wordt gekenmerkt door een manipulatieve interpersoonlijke stijl, waarbij hij zich verheven boven anderen lijkt te voelen. Daarbij liegt hij, telkens zijn verhaal bijstellend, zonder enige blijk van ongemak. Dit wijst op pathologisch liegen, aldus het PBC.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of hieruit een stoornis zou moeten worden afgeleid die van enige invloed kan zijn geweest op de begane delicten. De rechtbank heeft daartoe echter geen aanknopingspunten gevonden in het rapport, waarbij de rechtbank rekening houdt met de beperkingen waarmee rapporteurs zich geconfronteerd zagen, maar desondanks stellen dat een ernstige persoonlijkheidspathologie bij verdachte niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank kan niet anders dan het rapport aldus te interpreteren, dan dat verdachte doelbewust de resultaten van het PBC onderzoek heeft willen manipuleren. De rechtbank ziet in het handelen van verdachte, waarbij hij dezelfde, meest ernstige feiten meermalen heeft begaan, in samenhang met de resultaten als beschreven in het rapport, een buitengewoon groot recidiverisico. De rechtbank ziet in het rapport, of in hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht, geen enkel aanknopingspunt om aan te nemen dat in de toekomst het recidiverisico zal verminderen. Gezien de voornoemde beperkingen in het onderzoek zijn er ook geen gronden om een terbeschikkingstelling te overwegen om verdachte te laten behandelen voor een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Dit maakt dat het opleggen van een tijdelijke gevangenisstraf uit maatschappelijk oogpunt uiterst risicovol is. In zoverre komt verdachte voor een levenslange gevangenisstraf in aanmerking.
De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het opleggen van een levenslange gevangenisstraf in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Uit de recente jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 9 juli 2013, 66069/09, Vinter) is af te leiden dat de levenslange gevangenisstraf in strijd kan komen met artikel 3 EVRM als niet reeds op het moment van oplegging van die straf sprake is van een ‘prospect of release’ dan wel een ‘possibility of review’. Een systeem van ‘review’ zoals dat in andere landen bestaat, kent Nederland niet. In Nederland kan een veroordeelde op grond van de Gratiewet een gratieverzoek indienen. Gratie kan worden verleend indien met de tenuitvoerlegging van de straf in redelijkheid geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel wordt gediend. In zijn arrest van 16 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BF3741) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de gratiewetgeving zowel de jure als de facto mogelijkheden biedt om de straf te bekorten. De Hoge Raad heeft zich ná de Vinter-jurisprudentie nog niet over de levenslange gevangenisstraf kunnen uitlaten.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het ontbreken van een dergelijk systeem van ‘review’ in Nederland in de onderhavige zaak aan oplegging van de levenslange gevangenisstraf in de weg moet staan. Daarbij dient de rechtbank de rechten van verdachte af te wegen tegen de belangen van de maatschappij.
De rechtbank ziet zich in de onderhavige zaak geconfronteerd met gruwelijke feiten en een verdachte die, zich op zijn zwijgrecht beroepend, geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in zijn daden. De over verdachte opgemaakte rapportage doet vrezen voor de toekomst. Alles overwegend acht de rechtbank het onverantwoord om op dit moment te oordelen dat verdachte na ommekomst van een tijdelijke gevangenisstraf weer op vrije voeten zal komen. Het risico dat verdachte na het uitzitten van de tijdelijke gevangenisstraf nog steeds een groot gevaar voor de maatschappij vormt, is daarvoor simpelweg te groot.
In zoverre is de afweging tussen een (maximale) tijdelijke gevangenisstraf en een levenslange gevangenisstraf waarbij na ommekomst van een bepaalde periode een toetsingsmoment zou bestaan, niet zuiver. In geval van een toetsingsmoment zou er immers een herbeoordeling plaatsvinden, waarbij onder meer het recidiverisico zou worden betrokken. Een onaanvaardbaar recidiverisico zou ertoe kunnen leiden dat de levenslange gevangenisstraf daadwerkelijk zou moeten worden uitgezeten.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat, ook al zou een systeem van periodieke toetsing omtrent de voortduring van de straf na ommekomst van een bepaalde periode zeer wenselijk zijn, het ontbreken hiervan – de formele mogelijkheden van de gratiewetgeving daargelaten – niet maakt dat in deze zaak de levenslange gevangenisstraf niet kan worden opgelegd.
De slotsom is dat de door de rechtbank passend geachte straf oplegbaar is. De rechtbank acht oplegging van deze straf ook geboden en zal daartoe overgaan.
16. Ten aanzien van de benadeelde partijen
16.1
[zus slachtoffer 2]
De benadeelde partij [zus slachtoffer 2] heeft een bedrag gevorderd van € 9.307,08.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van opgevoerde kosten als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt ter zake van de in zaak A onder 1 bewezen moord op de broer van de benadeelde partij. Het betreft de volgende schadeposten:
- openbaar vervoer : € 61,50
- vliegtickets : € 1.388,88
o vlucht 28 augustus 2014 (€ 284,50)
o vlucht 16 november 2013 (€ 252,78)
o vlucht 18 december 2013 (€ 348,76)
o vlucht 22 november 2013 (€ 252,78)
o vlucht 13 november 2014 (€ 139,06)
o vlucht 25 november 2013 (€ 111,00)
De vordering wordt niet ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op de ticketkosten d.d. 16 november 2013 à € 184,24. Onvoldoende is onderbouwd waarom vergoeding van twee tickets betrekking hebbend op reizen op 16 november 2013 wordt verzocht.
- kosten uitvaart : € 4.780,00
- De gevorderde taxikosten zien kennelijk op kosten die zijn voorgeschoten aan de moeder van het slachtoffer. In die zin vormen deze kosten geen rechtstreeks door de benadeelde partij geleden schade. Die kosten zullen worden afgewezen.
- De kosten voor verblijf in Nederland zijn in de onderhavige procedure onvoldoende vast komen te staan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk verklaren.
- Ook waar het de kosten van rechtsbijstand betreft zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn bijstand aan de benadeelde partij op basis van een toevoeging geschiedt. Dat brengt mee dat de geleden schade beduidend lager zal liggen dan de gevorderde € 768,00. De raadsman heeft geen kosten opgevoerd die samenhangen met een eigen bijdrage.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 6.230,38.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden zijn deze kosten nihil.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, voor zover niet afgewezen, niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
16.2
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een bedrag gevorderd van € 21.855,68.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de opgevoerde kosten als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt ter zake van het in zaak B onder 1 en in zaak C bewezen verklaarde. Het betreft de volgende schadeposten:
- Vliegtickets : € 1.390,06
o De gevorderde kosten voor een vlucht van de benadeelde partij op 7 oktober 2013 worden niet-ontvankelijk verklaard nu rond deze datum geen zitting heeft plaatsgevonden.
o Met betrekking tot de gevorderde kosten ter zake van vluchten van 14 december 2014 en 15 februari 2015 (betreft een retourticket van Amsterdam naar Santo Domingo v.v.) en de vlucht 10 februari 2015 is de rechtbank van oordeel dat alleen de kosten voor de vlucht van Santo Domingo naar Amsterdam en de kosten van omboeking naar 10 februari 2015 voor vergoeding in aanmerking komen. (€ 538,-). De overige kosten worden afgewezen.
o vlucht 26 juli 2015 (€ 622,07)
o vlucht 7 (de rechtbank begrijpt: 6) oktober 2015 (€ 229,99)
Het retourticket van november 2014 staat op naam van de vader van het slachtoffer Perez Gonzalez en is aldus niet als schade van de benadeelde partij aan te merken. Datzelfde geldt voor één van de tickets van 7 oktober 2013, die op naam staat van een ander dan de benadeelde partij. De vordering voor zover betrekking hebbend op deze kosten zal worden afgewezen.
- kosten uitvaart : € 2.782,66
- immaterieel : € 2.000,-
- horloge : € 200,-
- aangegane leningen : € 10.920,-.
Zoals uit de bewezenverklaring blijkt, maakt dit geleende bedrag deel uit van de ongeveer € 14.000,-, die door de benadeelde partij aan verdachte is betaald voor de uitvaart en repatriëring van Perez Gonzalez .
- De gevorderde kosten voor verblijf in Nederland zijn in de onderhavige procedure onvoldoende vast komen te staan. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk verklaren.
- Ook waar het de kosten van rechtsbijstand betreft zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De raadsman van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn bijstand van de benadeelde partij op basis van een toevoeging geschiedt. In dit licht zijn de gevorderde kosten onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 17.292,72, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot heden zijn deze kosten nihil.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, voor zover niet afgewezen, niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van de benadeelde partij wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.
16.5
Generali
De benadeelde partij Generali heeft in totaal een bedrag gevorderd van € 37.55,53, ter zake het in zaak D bewezen verklaarde.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
17. Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de voorwerpen, zoals vermeld op de als bijlage 4 aan dit vonnis gehechte beslaglijst, in beslag genomen.
Nu de op de beslaglijst vermelde items met de nummers 5 tot en met 25 en 31 voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De op de beslaglijst vermelde items met de nummers 1, 26 en 30 dienen bewaard te worden ten behoeve van de rechthebbende.
Het op de beslaglijst vermelde item met nummer 32 dient te worden teruggegeven aan [benadeelde partij 2] , moeder van het slachtoffer A.R. Perez Gonzalez .
De op de beslaglijst vermelde items met de nummers 2, 3, 4, 27, 28, 29, 34, 35, 36 dienen te worden teruggegeven aan het bedrijf of instelling waarvan deze afkomstig zijn.
Het op de beslaglijst vermelde item met nummer 33 dient te teruggegeven aan verdachte.
18. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 47, 57, 289 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
19. Beslissing
Verklaart het in
- zaak A onder 2
- zaak A onder 3, nummers B en C,
- zaak B onder 2, nummers A, D en E en
- zaak C, m.b.t. Yarden Uitvaartzorg
ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in
- zaak A onder 1,
- zaak A onder 3, nummer A,
- zaak B onder 1,
- zaak B onder 2, nummers B en C,
- zaak C, m.b.t. nabestaanden Perez Gonzalez en
- zaak D
ten laste gelegde heeft begaan zoals in bijlage 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 en zaak B onder 1 bewezen verklaarde
moord, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 en zaak B onder 2 bewezen verklaarde
poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak C bewezen verklaarde
oplichting;
ten aanzien van het in zaak D onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak D onder 2 bewezen verklaarde
medeplegen van oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een levenslange gevangenisstraf.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [zus slachtoffer 2] toe tot € 6.230,38. (zesduizend tweehonderdendertig euro en achtendertig eurocent). Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [zus slachtoffer 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [zus slachtoffer 2] aan de Staat € 6.230,-. (zesduizend tweehonderdendertig euro en achtendertig eurocent) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 66 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de gevorderde taxikosten af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot € 17.292,72 (zeventienduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en tweeënzeventig eurocent). Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat
€ 17.292,72 (zeventienduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en tweeënzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 121 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de gevorderde kosten voor de vlucht Amsterdam - Santo Domingo op 15 februari 2015, alsmede kosten voor vliegtickets op naam van anderen af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partijen TAF, Yarden Uitvaartzorg en Generali niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- de op de beslaglijst vermelde items met de nummers 5 tot en met 25 en 31.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- de op de beslaglijst vermelde items met de nummers 1, 26 en 30.
Gelast de teruggave aan Axent van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 2.
Gelast de teruggave aan Monuta van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 3.
Gelast de teruggave aan Klaverblad van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 4.
Gelast de teruggave aan de Belastingdienst van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 27.
Gelast de teruggave aan Visa van:
- het op de beslaglijst vermelde items met de nummers 28 en 29.
Gelast de teruggave aan [naam 3] van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 32.
Gelast de teruggave aan Western Union van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 34.
Gelast de teruggave aan Sportcity van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 35,
Gelast de teruggave aan de Kamer van Koophandel van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 36.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- het op de beslaglijst vermelde item met nummer 33.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Piena, voorzitter,
mrs. F.M. Wieland en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2016.