Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2016:5731

Rechtbank Amsterdam
12-09-2016
04-04-2018
AWB - 16 _ 5231
Bestuursrecht
Voorlopige voorziening

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 16/5231

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2016 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster en

[verzoeker] , namens de v.o.f [V.o.F.] , te [plaats] , verzoeker,

samen te noemen: verzoekers

(gemachtigde: mr. S.L. Schram),

en

het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum van de gemeente Amsterdam , verweerder

(gemachtigde: mr. M. Luttik).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers de last opgelegd om het gebruik als logiesgebouw/hotel op het adres [adres] in [woonplaats] onmiddellijk te staken en gestaakt te houden wegens vlucht- en brandonveilig gebruik. Verweerder heeft bestuursdwang toegepast door het pand te sluiten en heeft bepaald dat het logiesgebouw/hotel in ieder geval voor drie maanden gesloten blijft.

Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 augustus 2016.

Verzoeker is verschenen en verzoekster is vertegenwoordigd door haar vader, de heer [naam 1] . Zij zijn bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verder zijn namens verweerder verschenen [naam 2] , toezichthouder, en [naam 3] van de Brandweer Amsterdam -Amstelland (hierna: de brandweer).

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst in de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. Hij let daarbij op de belangen van partijen, waarbij hij een afweging moet maken tussen aan de ene kant het belang van de verzoekende partij dat zo snel mogelijk een voorziening wordt getroffen en aan de andere kant de belangen bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit. Dit staat in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepszaak.

2. Verzoekster is eigenaar van het pand aan de [adres] . Zij heeft het pand sinds 1 februari 2015 verhuurd aan de vennootschap onder firma (v.o.f.) [V.o.F.] van verzoeker, die eigenaar is van [bedrijf] , gevestigd op het [adres] te [plaats] .

2.2

Op 21 juli 2016 hebben toezichthouders van verweerder samen met de brandweer een bezoek gebracht aan het pand. Naar aanleiding van hun bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat de gebouwen worden gebruikt als logiesgebouw/hotel. Er zijn vier logiesverblijven, acht toeristen en elf slaapplaatsen aangetroffen. Uit het advies van de brandweer blijkt dat niet voldaan wordt aan de eisen van brandveiligheid die gelden voor logiesgebouwen. Daarom is sprake van een vlucht- en brandonveilige situatie.

2.3

Verweerder heeft het advies van de brandweer om de situatie zo spoedig mogelijk te beëindigen overgenomen en verzoekers in het bestreden besluit gelast het gebruik van de gebouwen als logiesgebouw/hotel te staken en gestaakt te houden vanaf 21 juli 2016. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekers handelen in strijd met de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit en met het bestemmingsplan (want hotels zijn op deze locatie niet toegestaan) en dat zij niet beschikken over een omgevingsvergunning brandveilig gebruik. Verweerder heeft het pand gesloten door het slot van de voordeur te vervangen en heeft bepaald dat het logiesgebouw/hotel in ieder geval voor drie maanden gesloten blijft.

3.1

De brandweer heeft geconcludeerd dat het pand niet voldoet aan voor logiesgebouwen/hotels geldende brandveiligheidsvoorschriften, zoals de aanwezigheid van brandwerende deuren of gecertificeerde brandveiligheidsinstallaties. Zoals verweerder en de inspecteur van de brandweer ter zitting hebben toegelicht, is een onderhoudscertificaat, zoals overgelegd, daarvoor niet voldoende. Daaruit blijkt niet dat de brandmeldinstallatie in het pand voldoet aan alle geldende eisen en voldoende werkzaam is. Het is daarom evenmin duidelijk of gasten bij brand op tijd worden gewaarschuwd.

3.2

Verzoekers betwisten niet dat het pand niet beschikt over brandwerende deuren of de door verweerder bedoelde certificering van de brandmeldinstallatie. Zij betwisten ook niet dat het pand feitelijk in gebruik was als logiesverblijf en dat daarom wel aan die brandveiligheidseisen voldaan had moeten zijn. Niet in geschil is daarom dat verzoekers een wettelijk voorschrift hebben overtreden. Verweerder was dus bevoegd om handhavend op te treden. Over het gebruik van die bevoegdheid overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

3.3

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal verweerder in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag verweerder dat weigeren. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

3.4

Verzoekers hebben aangevoerd dat zij weliswaar aanpassingen moeten doen om te voldoen aan de brandveiligheidseisen, maar dat het gebruik van het pand als logiesgebouw legaal is. Zij hebben daartoe een vergunning van 22 juli 1966 op grond van de Vestigingswet 1954 overgelegd, waaruit blijkt dat aan de grootvader van verzoekster een vergunning is verleend tot het uitoefenen van een hotel-restaurantbedrijf onder de naam [restaurant] op de [adres] . Verder is een bouwvergunning van 11 juni 2003 overgelegd voor het veranderen van de tweede, derde en de zolderverdieping van het pand tot een kamerverhuurbedrijf. Verzoekers stellen dat het pand al sinds 1966 als logiesgebouw wordt gebruikt. Zij doen een beroep op het overgangsrecht en stellen dat het gebruik daarom niet strijdig is met het bestemmingsplan omdat dit destijds nog niet bestond.

3.5

Verweerder stelt zich samengevat op het volgende standpunt. De bestemming voor het pand op grond van het bestemmingsplan is ‘gemengd’ en hotels/logiesgebouwen zijn niet toegestaan. Het pand heeft ook nooit de bestemming ‘hotel’ gehad. De vergunning op grond van de (ingetrokken) Vestigingswet 1954 voor het niet meer bestaande bedrijf Tosca betrof een kwaliteitskeurmerk voor ondernemers en hield geen verband met planologische regels. Voor zover verzoekers zich beroepen op overgangsrecht of het vertrouwensbeginsel kan dat daarom al niet slagen. Daarbij klopt het niet dat het pand sinds die tijd als logiesgebouw in gebruik is geweest. Het gebouw is in de jaren ’80 gekraakt geweest en is medio jaren ‘80 uitgebrand. Daarna is het ongeveer tien jaar niet in gebruik geweest, tot in 2003 een bouwvergunning werd afgegeven voor kamerverhuur. Dat betreft een woonfunctie en geen toeristische verhuur, zoals volgt uit het Bouwbesluit en ook het Gebruiksbesluit en de Bouwverordening 2003.

3.6

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder met deze motivering voldoende uiteen heeft gezet dat het gebruik van het pand als logiesgebouw niet legaal is. Het pand is lange tijd niet in gebruik geweest en in 2003 is een bouwvergunning afgegeven voor een kamerverhuurbedrijf. Dit is een andere functie dan verhuur aan toeristen of het gebruik als hotelkamer. Daarbij is expliciet overwogen dat het bouwplan in overeenstemming was met het bestemmingsplan, dat toen al geen logiesverblijf op die locatie toestond. Verzoekster heeft het pand ook als kamerverhuurbedrijf verhuurd aan verzoeker. Zoals verweerder gemotiveerd heeft weergegeven valt uit de regelgeving af te leiden dat kamerverhuur een woonfunctie betreft en dat toeristische verhuur voor één of enkele nachten daar niet onder valt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers daarom geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder had moeten afzien van handhavend optreden.

4.1

Verder is aan de orde of verweerder heeft mogen bepalen dat de sluiting drie maanden voortduurt. Verweerder heeft daar ter zitting samengevat het volgende over verklaard. De panden werden al langer gebruikt als toeristenverblijf. Verweerder wil voordat de panden weer geopend worden het vertrouwen hebben dat de panden niet opnieuw als logiesgebouw gebruikt zullen worden. Dat vertrouwen bestaat nu niet, omdat verzoekers in hun verzoekschrift en ter zitting hebben verklaard dat zij het gebruik van het pand als logiesgebouw willen handhaven. Verweerder heeft verklaard dat gebruik van het pand als kamerverhuurbedrijf wel mogelijk is en dat daarover een gesprek mogelijk is. Tot nu toe hebben verzoekers niet kenbaar gemaakt dat zij het pand op die manier willen gebruiken. De periode van drie maanden is nodig om duidelijk te maken dat deze panden niet meer beschikbaar zijn voor toeristen.

4.2

De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op deze motivering van verweerder de sluiting voor de duur van drie maanden niet onredelijk lang is. Verder blijkt uit wat verweerder ter zitting te kennen heeft gegeven dat de sluiting voor het einde van die termijn kan worden beëindigd indien verzoekers bij een heropeningsverzoek uiteen zetten hoe zij het gebouw op rechtmatige wijze zullen gebruiken en exploiteren. Het bestreden besluit zal daarom naar verwachting in bezwaar standhouden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Pier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2016.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.