Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2021:3420

Rechtbank Amsterdam
03-06-2021
08-02-2022
C/13/695259 / HA RK 20-368
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Beschikking

Verzoek verwijderen BKR registratie toegewezen. Voldoende aangetoond dat achterstand samenhing met omstandigheden van destijds, financieel nu stabiel, volledig bedrag afgelost.

Rechtspraak.nl
JBP 2022/43
Module Privacy & AVG 2022/4351

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rekestnummer: C/13/695259 / HA RK 20-368

Beschikking van 3 juni 2021

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoekster,

advocaat mr. C.B.G.M. Foolen te Tilburg,

tegen

de naamloze vennootschap

ING BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

verweerster,

advocaat mr. T.J.P. Jager te Amsterdam.

Partijen zullen hierna [verzoekster] en ING worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen ter griffie op 28 december 2020,

  • -

    de tussenbeschikking van 11 maart 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,

  • -

    het verweerschrift, met bijlagen,

1.2.

Op 21 april 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
De aantekeningen hiervan bevinden zich in het dossier.

1.3.

De beschikking is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoekster] is in 2000 een zakelijk krediet aangegaan bij ING ten behoeve van haar onderneming ‘ [naam onderneming] ’.

2.2.

In 2008 gingen [verzoekster] en haar toenmalige echtgenoot uit elkaar. De echtscheiding is op 15 juni 2009 uitgesproken. [verzoekster] heeft in 2011 de rechtbank verzocht om verdeling van huwelijksgemeenschap.

2.3.

[verzoekster] is in december 2008 in dienst getreden bij haar huidige werkgever. Eveneens in december 2008 heeft [verzoekster] haar onderneming stopgezet en uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK).

2.4.

Per brief van 13 januari 2011 heeft ING aan [verzoekster] medegedeeld dat ING voornemens is het kredietdossier van [verzoekster] over te dragen aan een incassobureau omdat het ING is gebleken dat (i) de onderneming niet meer staat ingeschreven bij de KvK en ING dan geen zakelijk krediet verstrekt en (ii) sprake is van een overschrijding van de kredietlimiet op de zakelijke rekening. ING bood [verzoekster] de mogelijkheid om het gehele krediet, zijnde € 18.016,65, in een keer af te lossen.

2.5.

Op 16 maart 2011 berichtte de incassogemachtigde van ING, Vesting Finance Fidition (hierna: Vesting Finance) aan [verzoekster] dat ING het kredietdossier aan Vesting Finance had overgedragen.

2.6.

[verzoekster] ontving zowel de brief van 13 januari 2011 als de brief van 16 maart 2011 niet, omdat zij niet meer woonde op de adressen waar die brieven naartoe waren gestuurd. [verzoekster] had haar woonadres gewijzigd in de gemeentelijke basisadministratie, maar hierover geen bericht gestuurd aan ING.

2.7.

Via de deurwaarder heeft [verzoekster] Vesting Finance verzocht de invordering van het krediet aan te houden totdat de boedel zou zijn verdeeld. Vesting Finance ging niet akkoord en verzocht [verzoekster] inzage te verlenen in haar financiële situatie ten behoeve van het treffen van een betalingsregeling. [verzoekster] weigerde en deed een aanbod om maandelijks € 50,- af te betalen.

2.8.

Op 9 september 2011 ging Vesting Finance akkoord met een betalingsregeling vanaf 19 september 2011 voor een bedrag van € 50,- per maand. In diezelfde brief berichtte Vesting Finance dat de hoofdsom op dat moment € 21.372,40 bedroeg.

2.9.

Per e-mail van 11 september 2011 verzocht [verzoekster] een nadere specificatie van de opbouw van het openstaande saldo nu ING in haar brief van 13 januari 2011 sprak van een hoofdsom van ongeveer € 18.000,-. Na enige correspondentie bereikten partijen geen overeenstemming over de uitstaande hoofdsom.

2.10.

In het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR) heeft ING op 13 september 2011 het krediet geregistreerd. Het krediet had op 10 februari 2020 de volgende bijzonderheidscodes:

Code Omschrijving Ingangsdatum
A Achterstand 2 september 2011
1 Aflossings/Schuldregeling getroffen 24 september 2012
2 (Restant)vordering geheel opeisbaar 2 september 2011

2.11.

De rechtbank Rotterdam stelde in een uitspraak van 24 augustus 2012 de omvang van het openstaande saldo vast op € 19.929,45.

2.12.

Op 24 september 2012 kwamen [verzoekster] en Vesting Finance een betalingsregeling overeen van onder meer betaling van € 200,- per maand.

2.13.

Op 23 oktober 2019 heeft [verzoekster] , na de verkoop van de echtelijke woning, het resterende openstaande bedrag in één keer betaald. Sindsdien vermeldt de BKR-registratie een einddatum.

2.14.

Bij brieven van 16 maart 2020 en 29 oktober 2020 heeft CoderingVrij namens [verzoekster] aan ING gevraagd om de BKR registratie te verwijderen. Vesting Finance heeft namens ING per brief van 13 mei 2020 en 11 december 2020 afwijzend op dit verzoek gereageerd.

2.15.

[verzoekster] heeft per e-mail van 22 mei 2020 en 3 juni 2020 ING verzocht de codering 2 te verwijderen, nu in 2012 een betalingsregeling is getroffen. Vesting Finance heeft per brief van 16 juni 2020 medegedeeld dat zij de codering 2 bij de registratie zal verwijderen nu zij meent dat [verzoekster] verminderd verwijtbaar is aan het ontstaan van de schuld.

2.16.

[verzoekster] heeft momenteel nog een A1 codering in het CKI van het BKR.

3 Het geschil

3.1.

[verzoekster] verzoekt – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking ING veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van de beschikking de BKR registraties van [verzoekster] te doen of laten verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel dat ING niet aan de veroordeling voldoet, tot een maximum van € 30.000,- en ING veroordeelt in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.

[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij het verwijderen van de BKR registratie. [verzoekster] heeft al jaren een financieel stabiele situatie en vormt geen risico voor de financiële sector. [verzoekster] heeft een zwaarwegend belang bij het verwijderen van de BKR registratie nu deze haar belemmert bij het verkrijgen van een nieuwere auto, die minder onderhoudskosten met zich brengt, dan wel een huurwoning in de buurt van haar werk. Nu zij geen risico vormt voor de financiële sector dient een belangenafweging in haar voordeel uit te vallen.
3.3. ING voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Krachtens artikel 8 van de Europese Richtlijn inzake consumentenkrediet (2008/48/EG) zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever de kredietwaardigheid van de consument voor het sluiten van de kredietovereenkomst of het verhogen van de kredietlimiet beoordeelt op basis van toereikende informatie die, in voorkomend geval, is verkregen van de consument en, waar nodig, op basis van een raadpleging van het desbetreffende gegevensbestand (kredietregistratie). Op grond van artikel 4:32 Wet financieel toezicht (Wft) zijn kredietaanbieders, zoals ING, verplicht om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Deze kredietregistratie wordt uitgevoerd door het BKR. Op grond van artikel 4:34 Wft moet de kredietaanbieder voor de totstandkoming van een kredietovereenkomst of het verhogen van de kredietlimiet in het belang van de consument informatie inwinnen over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst onderscheidenlijk de belangrijke verhoging verantwoord is. Als het met het oog op overkreditering van de consument onverantwoord is, mag de kredietaanbieder niet overgaan tot het sluiten van de overeenkomst of tot de verhoging. Nadere regels staan in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (Wft BGfo). Zo is de kredietverstrekker op grond van artikel 114 BGfo verplicht om bij kredieten van meer dan € 250 het BKR te raadplegen.

4.2.

Het doel van de kredietregistratie is blijkens de wetsgeschiedenis tweeledig: enerzijds het beschermen van consumenten tegen overkreditering, anderzijds het beschermen van aanbieders van krediet tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen. Betalingsachterstanden of andere onregelmatigheden die ontstaan tijdens de looptijd van een kredietovereenkomst, worden in het CKI vermeld met bijzonderheidscoderingen, in het geval van [verzoekster] dus de coderingen A (achterstand) en 1 (aflossings-/schuldregeling getroffen).

4.3.

De verhouding tussen het BKR en haar zakelijke klanten, waaronder ING, is geregeld in het – gepubliceerde – Algemeen Reglement CKI (AR).
Artikel 13 (Welke bijzonderheden worden gemeld) AR luidt, voor zover relevant:

1. De zakelijke klant meldt de onderstaande feiten met de daarbij behorende bijzonderheidscode onmiddellijk, maar in ieder geval binnen vier (4) weken nadat deze feiten zich hebben voorgedaan, bij Stichting BKR:
(…)
code 2 de zakelijke klant heeft betaling van het restant van de of de gehele vordering geëist conform de daarvoor geldende wettelijke vereisten;
(…)

Artikel 14 (Wanneer worden de persoonsgegevens verwijderd) AR luidt, voor zover relevant:

1. Gegevens van afgelopen overeenkomsten worden, tenzij hierna anders bepaald, vijf (5) jaar na de werkelijke einddatum van de overeenkomst door Stichting BKR uit CKI verwijderd. (…)
(…)
10. Het is de zakelijke klant niet toegestaan om een contract, achterstand, herstelcode en/of bijzonderheidscodering uit CKI te verwijderen, tenzij er sprake is van:
a. een onterechte registratie;
b. een terechte registratie die na een zorgvuldige belangenafweging op basis van beschikbare gegevens over individuele omstandigheden, disproportioneel blijkt;
c. een uitspraak van een rechter of een geschillencommissie als de Geschillencommissie BKR of KiFiD, voor zover de uitspraak strekt tot verwijdering van het contract of aanpassing van de achterstand, herstelcode en/of bijzonderheid.

4.4.

In het kader van het deelnemen aan dat stelsel van kredietregistratie verwerken de kredietaanbieders persoonsgegevens. Daarop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (AVG) van toepassing. Volgens art 3 lid 4 AR vindt de verwerking door het BKR – en dus ook door de kredietaanbieders – van persoonsgegevens haar rechtmatige grondslag in artikel 6 lid 1 onder f AVG, omdat de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van het BKR en haar zakelijke klanten.

4.5.

Niet betwist is dat in dit geval de achterstand, de opeising en de aflossing hebben plaatsgevonden en dat de registratie volgens de regels van het AR op zichzelf correct is. De vraag die voorligt is of de registratie moet worden verwijderd.

4.6.

Op grond van artikel 21 lid 1 AVG kan een persoon (hier [verzoekster] ) vanwege zijn of haar specifieke situatie bezwaar maken tegen de verwerking van hem of haar betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6 lid 1 onder (e of) f AVG. De verwerkingsverantwoordelijke (hier ING) moet het bezwaar honoreren, tenzij hij dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoert voor de verwerking die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon of die verband houden met de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. Als het bezwaar wordt gehonoreerd, moet de verwerkingsverantwoordelijke op grond van artikel 17 lid 1 onder c AVG de persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging wissen. Als de verwerkingsverantwoordelijke het bezwaar niet honoreert, kan de betrokkene de rechter zo nodig om een doeltreffende voorziening vragen (artikel 79 AVG en artikel 35 UAVG). De rechter toetst of de verwerkingsverantwoordelijke aannemelijk heeft gemaakt dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen (het tweeledige doel van de kredietregistratie) in dit specifieke geval zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene (overweging 69 AVG).

4.7.

Deze afweging moet worden gemaakt aan de hand van de op het moment van de afweging bekende feiten en omstandigheden, zodat daarbij ook feiten en omstandigheden die zich eerst na de registratie hebben voorgedaan kunnen worden betrokken. Bij een dergelijke registratie en de handhaving daarvan moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zodanig dat de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene ( [verzoekster] ) niet onevenredig is in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel) en dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel). Hiervoor wordt verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ8097). De van toepassing zijnde AVG beoogt hierin geen verandering te brengen. Ook als de gegevensverwerking in beginsel is toegestaan en de verwerker zich aan het AR heeft gehouden, betekent dit niet dat de belangenafweging achterwege kan blijven.

4.8.

De verwerkingsverantwoordelijke zal aannemelijk moeten maken dat in dit concrete geval zijn of haar belangen zwaarder wegen dan de belangen van de betrokkene. Het volstaat niet om in het algemeen te wijzen op de wettelijke plicht tot het deelnemen aan een stelsel van kredietregistratie of op het maatschappelijke belang daarvan. Ook is het niet voldoende om zich op de regels van het AR (bijvoorbeeld dat een code vijf jaar blijft staan) te beroepen; het AR is geen wettelijke regeling en zij geldt in beginsel slechts tussen het BKR en de aangesloten financiële instellingen. Wel geven deze regels, die zijn gepubliceerd, aan eenieder inzicht in de wijze waarop het BKR en de aangesloten financiële instellingen uitvoering willen geven aan de hun in artikel 4:32 Wft opgedragen taak. In zoverre dragen zij bij aan de rechtszekerheid en kunnen kredietaanbieders deze tot uitgangspunt nemen, maar zij zullen zich niet (louter) achter dat uitgangspunt kunnen verschuilen en, afhankelijk van de uitkomst van de onder 4.7 genoemde toets, in voorkomend geval ervan moeten afwijken.

4.9.

In het kader van een verzoek op grond van artikel 21 AVG moet de kredietaanbieder ingaan op de door de betrokkene aangedragen – en naar vermogen onderbouwde – met zijn specifieke situatie verband houdende redenen voor bezwaar. Omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het bezwaar in het geval van een code A en/of 2 zijn bijvoorbeeld:
- de omvang van de schuld en/of de achterstand; - of een eventuele betalingsregeling goed is nagekomen;
- de reden voor (het ontstaan en voortbestaan van) de achterstand en de mate van verwijtbaarheid;
- de huidige financiële situatie van betrokkene (waaronder het inkomen) en als deze weer stabiel is: hoe lang al;
- of betrokkene andere schulden heeft;
- of sprake is geweest van ernstige (al dan niet structurele) wanbetaling;
- de omstandigheid dat betrokkene met de lening (bijvoorbeeld voor de koop van een woning) niet kan wachten tot de vijfjaarstermijn is verstreken (bijvoorbeeld vanwege gezins- en woonsituatie);
- het verstrijken van de tijd sinds het inlossen van de schuld.

4.10.

Ten aanzien van deze laatste omstandigheid – tijdverloop – wordt nog overwogen dat de in artikel 14 AR opgenomen vijfjaarstermijn geen wet in formele of materiële zin is. Die termijn behelst een beleidsbeslissing van de representatieve organisaties die tezamen de Stichting BKR bemensen en heeft als zodanig gezag. Naarmate het einde van de termijn van vijf jaar nadert, krijgt de factor tijdverloop in het algemeen meer gewicht. De reden daarvan is dat de nog wel aanwezige belangen bij het voortduren van de registratie na het verstrijken van een langere periode steeds verder in gewicht afnemen in relatie tot de belangen van de betrokkene bij verwijdering daarvan. Kortom, de ‘lat’ wat betreft het gewicht van de over en weer in aanmerking te nemen belangen komt dus met het voortschrijden van de tijd na de registratie van de herstelmelding, steeds hoger te liggen voor de kredietverstrekker en dienovereenkomstig lager voor degene ten aanzien van wie de gegevens zijn geregistreerd.

4.11.

Voor de beoordeling van het onderhavige geval zijn de volgende omstandigheden van belang.

4.12.

De achterstand op het krediet is ontstaan doordat [verzoekster] en haar toenmalige partner in 2008 uit elkaar gingen. Tussen hen is sprake geweest van een vervelende scheiding, die gepaard ging met financiële problemen, mede doordat [verzoekster] noodgedwongen gezamenlijke kosten in haar eentje moest dragen. [verzoekster] heeft ter zitting toegelicht dat zij in die periode door de ruzie met haar ex-man en de (financiële) problemen die mede hierdoor ontstonden voor haar en haar inwonende jonge kinderen, het krediet uit het oog verloren is. Pas in 2011, toen de deurwaarder bij haar aan de deur kwam, realiseerde zij zich dat zij ook een krediet bij de ING had. Hoewel dit handelen niet verstandig was, is dit ook een omstandigheid die wordt gekleurd door de stress die gepaard ging met de omstandigheden van dat moment. Het afbetalen van de schuld heeft een aantal jaren gekost. Dit komt mede door de tussen [verzoekster] en ING ontstane discussie over de omvang van de hoofdsom. Nadat de kantonrechter in Rotterdam de hoogte had vastgesteld op € 19.929,45 zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen van € 200,00 per maand die [verzoekster] gedurende 7 jaar steeds is nagekomen. [verzoekster] heeft in 2019 het restant bedrag in één keer aan ING afbetaald. ING heeft geen bedrag hoeven kwijtschelden. [verzoekster] werkt sinds 2008 voor dezelfde werkgever. Zij heeft een vast contract en geen andere schulden. Haar financiële situatie is dan ook stabiel. [verzoekster] is er daarnaast in geslaagd om naast de afbetaling van het krediet ook een bedrag te sparen.

4.13.

Al deze omstandigheden in overweging nemende is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de inbreuk die de registratie maakt onevenredig is in verhouding tot het te dienen doel. Het doel van de registratie is immers het beschermen van aanbieders van krediet tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen, dan wel het beschermen van [verzoekster] tegen overkreditering. In het geval van [verzoekster] is hier evenwel geen sprake van, nu zij al jaren geen andere kredieten is aangegaan en zij ondanks een financieel lastige periode het gehele openstaande krediet aan ING heeft afbetaald. De omstandigheden die maakten dat [verzoekster] een registratie heeft in het BKR lijken dan ook volledig te zijn verweven met de periode rondom de echtscheiding. Nu door [verzoekster] is aangegeven dat deze periode met de verkoop van het huis en het meerderjarig worden van de kinderen volledig is afgerond, lijkt ook het risico voor zowel een kredietverstrekker als [verzoekster] zelf voorbij.

4.14.

Hoewel aan ING kan worden toegegeven dat [verzoekster] er goed aan had gedaan om haar verhuizing aan ING door te geven, zodat zij beter bereikbaar zou zijn geweest en het ook verstandig zou zijn geweest om, ondanks de discussie over de omvang van de schuld, in 2011 te beginnen met een afbetaling van € 50,00 per maand, leiden deze omstandigheden niet tot een ander oordeel, nu dit ook samenhangt met de periode rondom de echtscheiding en ook de ING een aandeel heeft in het ontstaan van discussie rondom de uitstaande hoofdsom. [verzoekster] heeft voorts laten zien juist haar verantwoordelijkheid te nemen bij de afbetaling van het krediet en hier op een goede manier mee te kunnen omgaan.

4.15.

De rechtbank zal ING dan ook bevelen de BKR-registratie te (doen laten) verwijderen.

4.16.

ING zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat € 1.126,00 (2 punten x tarief € 563,00)
Totaal € 1.430,00

4.17.

De nakosten zullen worden begroot en toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

veroordeelt ING om binnen 48 uur na de betekening van de beschikking de A1 codering van [verzoekster] in het CKI van het BKR te doen (laten) verwijderen,

5.2.

veroordeelt ING tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat zij niet voldoet aan hetgeen in 5.1 is opgenomen met een maximum van € 30.000,-,

5.3.

veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 1.430,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertien dagen na de datum van de beschikking tot de dag der algehele voldoening,

5.4.

veroordeelt ING in de na dit vonnis aan de zijde van [verzoekster] ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,

5.5.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door
mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.