KG geschil tussen aandeelhouder en andere aandeelhouder/bestuurder. Vordering om bestuurder te schorsen afgewezen. Vordering tot verstrekken van bepaalde informatie wel toegewezen.
zaaknummer / rolnummer: C/13/709567 / KG ZA 21-910 AB/MV
Vonnis in kort geding van 15 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eiseres bij dagvaarding van 23 november 2021,
advocaat mr. H.J. Hagemans te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 2] B.V. gevestigd te [vestigingsplaats 3] , gevoegde partij aan de zijde van eiseres, advocaat mr. H.J. Hagemans te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
advocaat mr. T.J. Teggelaar te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
advocaat mr. G.T.A.J. Vijftigschild te Amsterdam,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. G.T.A.J. Vijftigschild te Amsterdam,
gedaagden.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] , [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden genoemd.
1 De procedure
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 1 december 2021 heeft [eiseres sub 1] de dagvaarding toegelicht. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 2] verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van [eiseres sub 1] . Voeging is toegestaan, nu [eiseres sub 2] bij de uitkomst van deze procedure een belang heeft en geen van partijen hiertegen (inhoudelijk) bezwaar heeft gemaakt.
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben verweer gevoerd. Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van [eiseres sub 1] : [naam aandeelhouder] en [naam 1] met mr. Hagemans;
aan de zijde van [eiseres sub 2] : [naam 2] met mr. Hagemans; aan de zijde van [gedaagde sub 1] : mr. Teggelaar; aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] : [gedaagde sub 3] met mr. Vijftigschild. Na verder debat is vonnis bepaald op 15 december 2021.
2 De feiten
2.1.
[gedaagde sub 1] is op 22 mei 2017 opgericht door [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 2] . [gedaagde sub 2] houdt 55,01% van de aandelen in [gedaagde sub 1] . [eiseres sub 1] houdt 29,99 % van de aandelen in [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 2] houdt de overige 15%. [eiseres sub 1] heeft haar aandelenbelang in november 2018 verkregen tegen betaling van € 250.000,-.
2.2.
[gedaagde sub 2] , [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben een aandeelhoudersovereenkomst gesloten, waarbij ook [gedaagde sub 1] partij is. Uit artikel 5.1 van die overeenkomst volgt dat het bestuur besluiten die in bijlage 4 worden genoemd alleen kan nemen met een meerderheid van 70% van de in een algemene vergadering van aandeelhouders uitgebrachte stemmen. Daaronder valt een besluit tot het geheel of ten dele overdragen van ondernemingsactiviteiten.
2.3.
[gedaagde sub 2] is enig bestuurder van [gedaagde sub 1] op grond van een managementovereenkomst. In die overeenkomst is bepaald dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door [gedaagde sub 3] , bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 2] .
2.4.
Op 16 juli 2021 is een aandeelhoudersvergadering gehouden. Op die vergadering is door de aandeelhouders aan [gedaagde sub 2] geen decharge verleend voor het gevoerde beleid.
2.5.
Op 5 november 2021 is weer een aandeelhoudersvergadering gehouden. Aan [eiseres sub 1] was de toegang tot deze vergadering ontzegd per e-mail van 4 november 2021. [eiseres sub 1] zou als ‘bad leaver’ in de zin van de aandeelhoudersovereenkomst na sommatie haar verplichting tot aanbieding niet zijn nagekomen, met als gevolg dat zij geen vergaderrecht en geen stemrecht meer zou hebben volgens artikel 14 lid 5 van de statuten van [gedaagde sub 1] . [naam aandeelhouder] , bestuurder van [eiseres sub 1] , is fysiek de toegang tot de vergadering ontzegd. Op deze vergadering heeft [gedaagde sub 2] bekend gemaakt met Abiom Communication Systems (A.C.S.) B.V. (Abiom) te zijn overeengekomen dat die vennootschap de activa en passiva van [gedaagde sub 1] overneemt.
2.6.
Op 29 november 2021 heeft [gedaagde sub 2] (als bestuurder van [gedaagde sub 1] ) [eiseres sub 1] gedagvaard te verschijnen voor de rechtbank te Amsterdam. Gevorderd is – kort gezegd – [eiseres sub 1] te veroordelen tot vrije en onbezwaarde levering van de door haar in [gedaagde sub 1] gehouden aandelen aan [gedaagde sub 2] , tegen betaling van € 299,90.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres sub 1] vordert, kort weergegeven: 1. [gedaagde sub 2] met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder van [gedaagde sub 1] (totdat in een bodemprocedure anders zal worden besloten); 2. [gedaagde sub 2] op straffe van dwangsommen te verbieden bestuurshandelingen te verrichten; 3. het stemrecht van [gedaagde sub 2] verbonden aan haar aandelen in [gedaagde sub 1] te schorsen voor de duur van drie maanden;
4. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te verbieden nevenactiviteiten te verrichten (hieronder uitdrukkelijk begrepen het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van Abiom); 5. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te verbieden uitvoering te geven aan besluiten waarvoor blijkens de aandeelhoudersovereenkomst goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders is vereist, waaronder nadrukkelijk begrepen de uitvoering van de activa/passiva transactie met Abiom; 6. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen om de in de brief van 15 oktober 2021 genoemde informatie over de activa/passiva transactie met Abiom te verstrekken, waaronder nadrukkelijk begrepen de koopovereenkomst en andere met Abiom gesloten overeenkomsten (zoals overeenkomsten van arbeid, opdracht, geldlening en/of winstdeling); 7. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen alle tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de periode van 1 april 2021 tot 9 november 2021 gevoerde correspondentie met betrekking tot Abiom te verstrekken; 8. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen het aanbieden en verkopen van de aandelen van [eiseres sub 1] in [gedaagde sub 1] te staken en gestaakt te houden, totdat in een bodemprocedure is komen vast te staan dat [eiseres sub 1] (zoals [gedaagde sub 2] beweert) tot het aanbieden van die aandelen (overeenkomstig artikel 14 van de statuten) verplicht is; 9. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen een afschrift te verstrekken van de notulen van de vergadering van 5 november 2021; 10. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen een afschrift te verstrekken van de correspondentie waaruit blijkt onder welke voorwaarden [gedaagde sub 1] en Abiom hebben ingeschreven op een aanbesteding die is uitgeschreven door de politie te Brussel; 11. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente; 12. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiseres sub 1] stelt hiertoe dat zij een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde. Het voortbestaan van [gedaagde sub 1] wordt bedreigd, omdat [gedaagde sub 2] dan wel [gedaagde sub 3] zonder de vereiste goedkeuring van de aandeelhouders de onderneming van [gedaagde sub 1] heeft verkocht. Dit is evident in strijd met artikel 2:8 BW en rechtvaardigt verstrekkende ordemaatregelen. De beschuldigingen aan het adres van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] komen neer op het volgende. Tijdens de vergadering van 16 juli 2021 is afgesproken dat [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] een plan zou presenteren voor de nabije toekomst. Daarbij heeft [gedaagde sub 2] uitdrukkelijk voorgehouden dat [gedaagde sub 1] “qua liquiditeit prima zat”. Dit plan is er echter nooit gekomen. Kort na die vergadering, op 5 augustus 2021, ontving [eiseres sub 1] een e-mail van [naam adviseur] , die als adviseur van [gedaagde sub 1] was ingeschakeld, waaruit volgde dat er behoorlijke investeringen nodig waren, dat de onderneming die middelen niet had, en ook niet in staat was die uit haar lopende activiteiten of via haar aandeelhouders te genereren. Ook stond in die e-mail dat er een bieding lag van Abiom ter hoogte van € 1,- voor 100% van de aandelen en dat het enige reële alternatief hiervoor zou zijn om de activiteiten van de onderneming te staken. Een en ander riep veel vragen op bij [eiseres sub 1] en zij was teleurgesteld in het handelen van [gedaagde sub 3] . Volgens [eiseres sub 1] liet [gedaagde sub 3] zijn eigen belang (een arbeidsovereenkomst met Abiom?) zwaarder wegen dan dat van [gedaagde sub 1] . In juli 2021 had hij nota bene nog te kennen gegeven de toekomst van [gedaagde sub 1] rooskleurig in te zien en om die reden valt niet in te zien waarom [gedaagde sub 2] ineens zo’n haast had met verkoop. Verder is [eiseres sub 1] van mening dat zij steeds niet de informatie kreeg van [gedaagde sub 2] waarop zij blijkens de aandeelhoudersovereenkomst recht had. Al met al werd het [eiseres sub 1] steeds duidelijker dat de handelwijze van [gedaagde sub 2] de activiteiten van [gedaagde sub 1] schaadt en afbreuk doet aan de waarde van [gedaagde sub 1] . Zo heeft [gedaagde sub 1] het contract met haar belangrijkste sales medewerker niet verlengd, worden er gesprekken gevoerd met Abiom over indiensttreding van de software ontwikkelaar van [gedaagde sub 1] ( [naam 3] ) en onderhandelt ook [gedaagde sub 3] met Abiom om daar in dienst te treden. Alle waardevolle onderdelen van [gedaagde sub 1] zouden dan voor € 1,- toevallen aan Abiom. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zouden met lege handen achterblijven en [gedaagde sub 3] zou als enige partij profiteren van deze transactie. Een en ander klemt te meer omdat een objectief verifieerbare onderbouwing ontbreekt. Wanneer [eiseres sub 1] zich roert wordt zij onder druk gezet om de vereiste toestemming voor de transactie met Abiom te verlenen. Als drukmiddel wordt [eiseres sub 1] er nu van beschuldigd diverse bepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst te hebben geschonden. Om die reden zou zij een direct opeisbare boete verschuldigd zijn. Ook wordt zij ervan beschuldigd een “bad leaver” te zijn, op grond waarvan zij de plicht zou hebben vóór 14 oktober 2021 haar aandelen aan te bieden, bij gebreke waarvan [eiseres sub 1] haar vergader- en stemrecht niet langer zou kunnen uitoefenen. Een en ander wordt uitdrukkelijk betwist door [eiseres sub 1] . Het zijn juist [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] die in strijd hebben gehandeld met de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst door geen informatie over de onderhandelingen met Abiom te verstrekken. Vervolgens is [eiseres sub 1] tot haar grote verbazing geweigerd op de aandeelhoudersvergadering van 5 november 2021, nota bene de vergadering waarop [gedaagde sub 2] de activa/passiva transactie met Abiom bekend heeft gemaakt. Bij deze transactie is niet voldaan aan de voorwaarde dat 70% van de aandeelhouders hiermee moet instemmen. Al met al heeft [eiseres sub 1] gegronde redenen om aan een juist beleid of aan een juiste gang van zaken te twijfelen. Er is hoe dan ook sprake van een tegenstrijdig belang aan de zijde van de bestuurder van [gedaagde sub 1] .
3.3.
[eiseres sub 2] heeft zich achter het standpunt van [eiseres sub 1] geschaard. Hieraan heeft zij ter zitting toegevoegd dat zij als aandeelhouder nooit een verzoek heeft gehad om bij te storten. Het verbaast haar dan ook ten zeerste dat [gedaagde sub 1] niet meer levensvatbaar zou zijn. De vragen van [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 2] ( [gedaagde sub 3] ) werden nooit beantwoord. [eiseres sub 2] wordt ten onrechte over één kam geschoren met [eiseres sub 1] , die ruzie heeft met [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
3.4.
[gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat de Ondernemingskamer (OK) van het gerechtshof Amsterdam dient te oordelen over de vorderingen 1 tot en met 3. Indien de voorzieningenrechter die vorderingen zou toewijzen zou dit in strijd zijn met dwingend recht (alleen de algemene vergadering van aandeelhouders kan besluiten nemen over benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders). Bovendien zou toewijzing door de voorzieningenrechter leiden tot een lacune. Ook vorderingen 4, 5 en 8 lenen zich bij uitstek voor behandeling in een enquêteprocedure bij de OK. [eiseres sub 1] stelt zelf dat zij zich zal wenden tot de OK. In dit geval kan de voorzieningenrechter niet vooruitlopen op een oordeel van de OK. Verder heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat [eiseres sub 1] in haar dagvaarding heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv. Zo doet [eiseres sub 1] het in haar dagvaarding voorkomen dat de activa van [gedaagde sub 1] voor € 1,- aan Abiom worden verkocht en dat [gedaagde sub 3] in dienst zou treden bij Abiom, dit alles over de rug van de aandeelhouders. [eiseres sub 1] schetst een beeld waarvan zij weet dat het niet overeenstemt met de werkelijkheid; zij beschikt immers over informatie over een bod van Abiom van € 250.000,-. [gedaagde sub 3] heeft uitdrukkelijk verklaard niet in dienst te treden bij Abiom. Met verwijzing naar de in het geding gebrachte verklaring van [naam adviseur] , voert [gedaagde sub 1] verder aan dat medio 2021 bleek dat haar onderneming niet levensvatbaar is. Er waren slechts twee opties, te weten het staken van de activiteiten of verkoop van de aandelen of de activa van de onderneming. Uiteindelijk bleek slechts één gegadigde (Abiom) geïnteresseerd in overname van de activa. Bij die overname is van belang dat [gedaagde sub 2] een vordering heeft op [gedaagde sub 1] (op grond van in het verleden ingebrachte activa en op grond van onbetaalde managementfees). De opbrengst van de verkoop van de activa van [gedaagde sub 1] dient als eerste te worden aangewend om de vordering van [gedaagde sub 2] te voldoen. Het was duidelijk dat [eiseres sub 1] , die op de hoogte was van het bestaan van de vordering van [gedaagde sub 2] , hier geen genoegen mee wilde nemen. Om die reden is [eiseres sub 1] , gedreven door eigenbelang, gaan proberen om de door [gedaagde sub 1] ontwikkelde software te verkopen aan de belangrijkste concurrent (Zepcam). Daarbij is [eiseres sub 1] allerlei acties gaan uitvoeren achter de rug van [gedaagde sub 2] om. Mede om deze reden dient uiterst terughoudend te worden omgegaan met het verstrekken van informatie aan [eiseres sub 1] . Dit vormt ook de reden dat [eiseres sub 1] de deur is gewezen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van 5 november 2021. stelt nu wel dat voor de transactie met Abiom vereist is dat 70% van de aandeelhouders ermee instemt, maar zij miskent daarmee dat het bestuur van [gedaagde sub 1] in een uiterst lastige situatie verkeerde en beslissingen moest nemen. Een andere optie was er simpelweg niet, aldus ook de verklaring van [naam adviseur] , waarbij nog van belang is dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voldoende gelegenheid is gegeven om met alternatieven te komen, maar dat hebben nagelaten. Ook in dit geding komt [eiseres sub 1] niet met het antwoord op de prangende vraag wat [gedaagde sub 1] anders had moeten doen dan haar activa verkopen aan Abiom. Tot slot voert [gedaagde sub 1] aan dat het bij de vorderingen 6, 7, 9 en 10 gaat om het verstrekken van informatie. In dit geval is niet voldaan aan de eisen die artikel 843a Rv stelt aan toewijzing van dergelijke vorderingen.
3.5.
Volgens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] kan in de bodemprocedure worden aangetoond dat [eiseres sub 1] heimelijk en op flagrante wijze in strijd handelt met de aandeelhouders-overeenkomst. [eiseres sub 1] heeft concurrentiegevoelige informatie gedeeld, een medewerker software van [gedaagde sub 1] geronseld en gepoogd een van de belangrijkste assets van [gedaagde sub 1] aan een concurrent te verkopen. Als gevolg hiervan moet [eiseres sub 1] haar aandelen aanbieden aan de overige aandeelhouders. Het verwijt aan het adres van [eiseres sub 1] houdt verder in dat zij zich steeds meer als bestuurder ging opstellen. Bij alle acties die zij uitvoerde ging zij alleen uit van haar eigen belang en handelde zij op ontoelaatbare en onrechtmatige wijze. Zij schond haar geheimhoudingsverplichting en voerde steeds aan dat haar geen informatie werd verstrekt, terwijl het tegendeel waar is. Ook beschuldigde zij het bestuur steeds ervan dat het onbetrouwbaar en leugenachtig was en ongeschikt om de vennootschap te besturen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
In artikel 25 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst is bepaald dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is van geschillen tussen partijen kennis te nemen. Deze voorzieningenrechter is dus bevoegd.
4.2.
De aandeelhouders van [gedaagde sub 1] , met name [gedaagde sub 2] ( [gedaagde sub 3] ) en [eiseres sub 1] ( [naam aandeelhouder] ), liggen over tal van zaken met elkaar in de clinch. Op de aandeelhouders-vergadering van 16 juli 2021 werd [gedaagde sub 3] duchtig aan de tand gevoeld door [naam aandeelhouder] . Hij reageerde daarop door een positief beeld van de vennootschap te schetsen. [naam aandeelhouder] en [naam 2] ( [eiseres sub 2] ) waren dan ook hogelijk verbaasd toen zij begin augustus 2021 van de inmiddels ingeschakelde adviseur van [gedaagde sub 1] , [naam adviseur] , te horen kregen dat er niets anders opzat dan overname door Abiom of staking van de activiteiten. Niettemin is in gezamenlijk overleg besloten de mogelijkheid van verkoop van de aandelen aan een derde te onderzoeken. In dat kader zijn gesprekken met Abiom gevoerd. [naam aandeelhouder] heeft zich daar actief mee bemoeid. Van groot belang was daarbij met wie de ontwikkelaar van de software, [naam 3] , in zee zou gaan. [naam aandeelhouder] had de indruk dat [gedaagde sub 3] en [naam 3] achter zijn rug bezig waren bij Abiom in dienst te treden. [naam 3] kreeg na een gesprek met [naam aandeelhouder] het idee dat deze hem buiten [gedaagde sub 3] om naar [eiseres sub 1] wilde halen, wat hij vervolgens tegen [gedaagde sub 3] vertelde, waarna de zaak escaleerde. Inmiddels heeft [gedaagde sub 2] [eiseres sub 1] beschuldigd van het schenden van bedrijfsgeheimen en haar bestempeld als ‘bad leaver’, die geen vergader- en stemrecht meer heeft en haar aandelen moet aanbieden. Aan [naam aandeelhouder] is daadwerkelijk de toegang tot de aandeelhoudersvergadering van 5 november 2021 ontzegd.
4.3.
Dit kort geding is niet de plaats om een en ander nader uit te zoeken. Dat zal in de inmiddels door [gedaagde sub 2] aangespannen bodemprocedure moeten gebeuren en wellicht in een procedure bij de Ondernemingskamer. Hier kan alleen worden geconstateerd dat [gedaagde sub 2] wel heel voortvarend te werk is gegaan door [eiseres sub 1] de toegang tot de vergadering te ontzeggen nog voordat een rechter zich over de zaak had kunnen buigen. Mocht zij er niet in slagen de bodemrechter mee te krijgen, dan zal het uitsluiten van [eiseres sub 1] neerkomen op eigenrichting.
4.4.
De vorderingen onder 1, 2 en 3 worden afgewezen. Niet omdat het schorsen van een bestuurder alleen aan de algemene vergadering van aandeelhouders of aan de Ondernemingskamer zou zijn voorbehouden, maar omdat het schorsen van de enige bestuurder tot onbestuurbaarheid zou leiden. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben wel voorgesteld dat zij dan een tijdelijke neutrale bestuurder zouden aanstellen, maar dat zou in het gunstigste geval tot een situatie leiden die het spiegelbeeld zou vormen van de huidige en daarmee even ongewenst is.
4.5.
Dat de activa van de onderneming in oktober 2021 zijn verkocht is op dit moment een gegeven, of het bestuur daartoe nu gerechtigd was of niet. Wat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] thans uitvoeren is niet bekend, zij het dat [gedaagde sub 3] tijdens de zitting heeft verklaard dat hij toen niet in dienst was van Abiom. Wat hun nevenactiviteiten zouden zijn is niet duidelijk, zodat niet valt in te zien waarom hun die zouden moeten worden verboden en wat de gevolgen daarvan dan zouden zijn. Vordering 4 wordt dus ook afgewezen. Hetzelfde geldt voor vordering 5. In hoeverre aan de verkoop nog uitvoering moet worden gegeven is al evenmin bekend. Ook hier zijn de gevolgen van een verbod niet te overzien. Van andere besluiten die zonder de vereiste meerderheid zijn genomen is niet gebleken.
4.6.
Als aandeelhouders hebben [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] domweg recht op alle informatie over de verkoop van de onderneming die bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voorhanden is. Zij hebben hierbij ook een spoedeisend belang. Een beroep op artikel 843a Rv is daar niet voor nodig. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] hebben niet duidelijk gemaakt wat voor soort gegevens nu ineens te vertrouwelijk zouden zijn om aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] te verstrekken en handelen in strijd met de aandeelhoudersovereenkomst en los daarvan, onrechtmatig, door hun die informatie te onthouden. Daaronder kan ook correspondentie tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vallen, voor zover die gaat over de verkoop van de activa aan Abiom. De vorderingen 6 en 9 zijn dan ook toewijsbaar zoals hierna is vermeld. Vordering 7 is echter te ruim en kan alleen maar tot executiegeschillen leiden. Die wordt dus afgewezen.
4.7.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] nog bezig zouden zijn de aandelen van [eiseres sub 1] aan te bieden of te verkopen. Ze zijn juist een bodemprocedure begonnen om over die aandelen te kunnen beschikken. Vordering 8 wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De grondslag voor vordering 10 en het (spoedeisend) belang bij toewijzing daarvan zijn onvoldoende toegelicht. Ook die wordt afgewezen.
4.9.
Nu [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] enerzijds en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] anderzijds over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend zoals hierna is vermeld. Ofschoon jegens [gedaagde sub 1] geen veroordelingen zijn uitgesproken, is er geen aanleiding ten gunste van haar een proceskostenveroordeling uit te spreken.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [eiseres sub 1] alle bij hen voorhanden informatie over de activa/passiva transactie met Abiom te verstrekken, waaronder nadrukkelijk begrepen de koopovereenkomst en andere met Abiom gesloten overeenkomsten (zoals overeenkomsten van arbeid, opdracht, geldlening en/of winstdeling), op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om binnen zeven werkdagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [eiseres sub 1] een afschrift te verstrekken van de notulen van de vergadering van 5 november 2021, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 25.000,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
verrekent de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.