Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:1059

Rechtbank Amsterdam
07-03-2022
01-04-2022
C/13/712967 / KG ZA 22-58
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Kort geding

kort geding. Opzegging bankrelatie met bejaard echtpaar blijft in stand. strafrechtelijk veroordeeld voor witwassen. Basisbetaalrekening. Geen bewijs nodig van (on)mogelijkheid elders te bankieren na opzegging, feit van algemene bekendheid.

Rechtspraak.nl
NTHR 2022, afl. 3, p. 117
RF 2022/80

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/712967 / KG ZA 22-58 DvH/MAH

Vonnis in kort geding van 7 maart 2022

in de zaak van

1 [eiser 1] ,

2. [eiser 2],

beiden wonende te [woonplaats] ,

eisers bij dagvaarding van 3 februari 2021,

advocaat mr. A. Laghmouchi te Utrecht,

tegen

de naamloze vennootschap

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. A.L. Bremmer te Amsterdam.

Eisers afzonderlijk zullen [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd. Gedaagde zal worden aangeduid als ABN AMRO.

1 De procedure

1.1.

Bij de zitting op 21 februari 2022 waren aanwezig:

- aan de kant van eisers: [eiser 1] en zijn schoonzoon, de heer [naam] , met mr. Laghmouchi,

- aan de kant van ABN AMRO: mr. A.P. van Zijl (bedrijfsjurist) met mr. Bremmer.

1.2.

Op de zitting hebben eisers de dagvaarding toegelicht. ABN AMRO heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.

1.3.

Vonnis is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Eisers beschikken bij ABN AMRO over de volgende bancaire producten:

- betaalrekening [rekeningnummer 1] op naam van [eiser 1] ;

- spaarrekening [rekeningnummer 2] op naam van [eiser 1] ;

- betaalrekening [rekeningnummer 3] op naam van [eiser 2] ;

- spaarrekening [rekeningnummer 4] op naam van [eiser 2] ;

- CJ-betaalrekening [= en/of-rekening – vzr] [rekeningnummer 5] op naam van beiden;

- CJ-spaarrekening [rekeningnummer 6] op naam van beiden;

- Zelf Beleggen Basis op naam van [eiser 2] ;

- krediet met contractnummer [contractnummer 1] op naam van [eiser 1] ; en

- krediet met contractnummer [contractnummer 2] op naam van [eiser 1] .

2.2.

Op deze producten zijn de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) van toepassing.

2.3.

Op 29 maart 2016 heeft de FIOD strafvorderlijk derdenbeslag laten leggen op de betaal- en spaarrekeningen eindigend op [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] (van [eiser 1] ), [rekeningnummer 5] en [rekeningnummer 6] (van beiden).

2.4.

Bij twee strafvonnissen van 27 juni 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:2169 ( [eiser 1] ) en 2170 ( [eiser 2] )) zijn eisers door de Rechtbank Overijssel (bij verstek) ieder veroordeeld tot een geldboete van € 81.000,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden voor het medeplegen van (gewoonte)witwassen van een bedrag van ruim € 850.000,-. Over de straf staat in het vonnis betreffende [eiser 1] onder 7.2 het volgende vermeld:

“Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twaalf jaar samen met zijn partner, en deels zijn dochter, schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.

(…)

Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van fraude/witwassen met als benadelingsbedrag een bedrag van € 500.000,- tot € 1.000.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden. De rechtbank acht een gevangenisstraf, gezien de ernst van de feiten, op zijn plaats.

Gelet echter op de relatief hoge leeftijd van verdachte en zijn zwakkere lichamelijke gesteldheid, zal de rechtbank deze gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen. De rechtbank heeft daarbij ook betrokken dat zij verdachte zal veroordelen voor de door de officier van justitie gevorderde geldboete ter hoogte van € 81.000,-, zijnde de destijds (nagenoeg) maximaal op te leggen geldboete.”

2.5.

Op 4 juni 2020 heeft ABN AMRO aan eisers ieder afzonderlijk schriftelijk aangekondigd contact te zullen opnemen in het kader van doorlopend klantonderzoek. Na drie belpogingen heeft ABN AMRO eisers bij brieven van 18 juni 2020 verzocht om binnen 14 dagen contact op te nemen met de bank. Daarbij heeft ABN AMRO geschreven dat het van belang was om bekend te zijn met de werkzaamheden van eisers, om de activiteiten op de bankrekeningen te kunnen verklaren, om de herkomst van hun vermogen inzichtelijk te hebben, en om de negatieve berichten over hen in de media te kunnen verklaren.

2.6.

Nadat op dit alles niet was gereageerd, heeft ABN AMRO gerappelleerd bij brieven van 2 en 3 juli 2020 en vermeld dat zij bij uitblijven van een reactie de betaalpassen kan blokkeren en de relatie met eisers in heroverweging zal nemen. Eisers hebben ook op deze brieven niet gereageerd. Bij brieven van 20 juli 2020 heeft ABN AMRO een pasblokkade aangekondigd per 3 augustus 2020.

2.7.

Eisers hebben niet gereageerd. De passen van [eiser 2] en [eiser 1] zijn op 24 respectievelijk 25 augustus 2020 geblokkeerd. Daarop heeft [eiser 1] dezelfde dag in de avond de gebeld met ABN AMRO, die de blokkade direct ongedaan heeft gemaakt en met [eiser 1] heeft afgesproken uitvoeriger te spreken op 26 augustus 2020. [eiser 2] heeft op 1 september 2020 contact opgenomen met ABN AMRO, die ook haar pasblokkade direct ongedaan heeft gemaakt en met haar heeft afgesproken uitvoeriger te spreken op 3 september 2020.

2.8.

Naar aanleiding van het gesprek heeft ABN AMRO op 28 augustus (met rappel op 10 september) 2020 aan [eiser 1] geschreven:

“U heeft in dit gesprek aangegeven de door ons gevraagde informatie, met betrekking tot uw vastgoedportefeuille en de uitspraak van de rechtbank in Zwolle, toe te willen sturen.

(…)”.

Daarbij heeft de bank verzocht haar binnen 10 dagen toe te sturen:

“• Overzicht van uw vastgoedportefeuille;

• Documentatie waaruit blijkt met welk initieel vermogen u de panden in uw vastgoedportefeuille heeft kunnen kopen;

• Officiële documentatie van de rechtbank in Zwolle waaruit blijkt dat zij haar excuses aanbiedt aan u en waaruit blijkt dat de rechtbank u in uw gelijk stelt met betrekking tot de veroordeling voor het witwassen van 850.000 euro.”

2.9.

Aan [eiser 2] heeft ABN AMRO op 10 september (met rappel op 2 oktober) 2020 geschreven:

“ Wij hebben u het volgende gevraagd:
Het aanleveren van documentatie waaruit duidelijk wordt dat u niet bent veroordeeld voor witwassen, zoals u beweerde.

(…)

Aangezien u heeft aangegeven geen informatie en/of documentatie te willen en/of kunnen verstrekken aangaande het bovenstaande, kan de bank niet aan haar wettelijke verplichtingen voldoen. De bank gaat daarom de relatie met u in heroverweging nemen. Dit kan betekenen dat de bank de relatie met u beëindigt.”

2.10.

Nadat [eiser 1] op 20 september 2020 enkele documenten aan ABN AMRO had verstrekt, heeft ABN AMRO hem op 7 oktober (en nogmaals op 28 oktober) 2020 geschreven dat niet alle gevraagde informatie was ontvangen en hem verzocht binnen 10 werkdagen te verstrekken:

“- Overzicht van uw vastgoedportefeuille. Nu heeft u enkel het bewijs van het pand aan de Lasondersingel opgestuurd;

- Documentatie waaruit blijkt met welk initieel vermogen u de panden in uw vastgoedportefeuille heeft kunnen kopen. U stuurt een bewijs van lening op, hoe heeft u deze lening kunnen verkrijgen?;

- Officiële documentatie van de rechtbank in Zwolle waaruit blijkt dat zij haar excuses aanbiedt aan u en waaruit blijkt dat de rechtbank u in uw gelijk stelt met betrekking tot de veroordeling voor het witwassen van 850.000 EUR. Nu hebben wij enkel documentatie met betrekking tot een anonimiseringsfout ontvangen.”

2.11.

Op 27 juli 2021 heeft ABN AMRO aan [eiser 1] en [eiser 2] ieder een afzonderlijke “herinnering informatieverzoek” gestuurd, waarin nogmaals werd verzocht om de in de brieven van 28 respectievelijk 2 oktober 2020 gevraagde informatie. Opnieuw is in deze brieven vermeld dat het niet voldoen aan het verzoek kan leiden tot het einde van de bankrelatie. Eisers hebben niet gereageerd.

2.12.

Bij brieven van 9 september 2021 heeft ABN AMRO de bankrelatie met [eiser 1] en [eiser 2] op grond van artikel 35 ABV opgezegd per 9 december 2021 en opname in het interne register aangekondigd voor de duur van vijf jaar.

Als grond voor de opzeggingen is vermeld dat ontoereikend gehoor is gegeven aan de informatieverzoeken, waardoor de bank de activiteiten op de rekeningen niet kan verklaren, niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen en onaanvaardbare risico’s loopt.

2.13.

De advocaat van eisers heeft bij brief van 22 september 2021 bezwaar gemaakt tegen de opzegging en ABN AMRO gesommeerd de opzegging niet door te zetten.

2.14.

In december 2021 is ABN AMRO begonnen met het blokkeren van de rekeningen van eisers. Bij brief van 29 december 2021 heeft de advocaat van eisers ABN AMRO verzocht te reageren op zijn brief van 22 september 2021. Ook is ABN AMRO gesommeerd de bankrelatie te herstellen en de rekeningen te deblokkeren.

2.15.

Bij brief van 12 januari 2022 heeft ABN AMRO aan eisers (niet aan hun advocaat) de ontvangst van de brief van 29 december 2021 bevestigd en meegedeeld dat zij deze zou gaan beoordelen en aan het klantdossier zou toevoegen en dat zij eisers bij eventuele vragen schriftelijk zou informeren.

2.16.

Nadat de advocaat van eisers op vrijdag 14 januari 2022 contact had opgenomen met een advocaat van ABN AMRO, heeft ABN AMRO de rekeningen op maandag 17 januari 2022 tijdelijk weer geopend hangende het door eisers aangekondigde kort geding.

3 Het geschil

3.1.

Eisers vorderen:

I. ABN AMRO te bevelen de bankrelatie volledig te herstellen en op gebruikelijke wijze voort te zetten en te verbieden de bankrekening te blokkeren totdat een verklaring voor recht is verkregen met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de opzegging van die bankrelatie, op straffe van een dwangsom;

II. ABN AMRO te gebieden de persoonsgegevens van eisers uit het Intern Verwijzingsregister (IVR) te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel de registratietermijn van vijf jaar te verkorten, op straffe van een dwangsom;

III. ABN AMRO te veroordelen in de proces- en nakosten.

3.2.

ABN AMRO voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Eisers stellen dat de opzegging van de bankrelatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of misbruik van recht oplevert. ABN AMRO meent dat zij terecht van haar opzeggingsbevoegdheid op grond van artikel 35 ABV gebruik heeft gemaakt.

4.2.

Een vordering tot voortzetting (of schorsing van de opzegging) van een bankrelatie kan in kort geding worden toegewezen indien voorshands voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.

4.3.

Het spoedeisend belang bij de vorderingen volgt in dit geval uit de aard van de vordering.

4.4.

Op grond van artikel 35 ABV heeft de bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht op grond waarvan ABN AMRO bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht moet nemen, waarin ook het belang van betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek; zie HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929). Het ligt op de weg van eisers om dergelijke omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken.

4.5.

Anderzijds hebben eisers op grond van artikel 2 lid 2 ABV de zorgplicht eraan mee te werken dat ABN AMRO aan haar verplichtingen jegens (onder meer) toezichthouders kan voldoen en om geen misbruik van de bankdiensten te (laten) maken, bijvoorbeeld door middel van strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ABN AMRO of haar reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.

4.6.

Voorop gesteld wordt dat eisers ieder door de strafrechter voor ernstige feiten (gewoontewitwassen van een bedrag van € 850.000,- gedurende meerdere jaren in Nederland, Zwitserland en de Verenigde Arabische Emiraten) zijn veroordeeld tot serieuze straffen. Eisers hebben ieder een onvoorwaardelijke – en nagenoeg maximale – boete van € 81.000,- gekregen. Dat de 12 maanden gevangenisstraf niet onvoorwaardelijk zijn opgelegd is uitsluitend te danken aan de leeftijd (toen 79 jaar) en gezondheid van [eiser 1] (zie 2.4). Het strafbare feit waarvoor eisers zijn veroordeeld raakt de integriteit van het financiële verkeer in de kern. Banken hebben de wettelijke plicht om zoveel mogelijk te voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen – waaronder in het bijzonder witwassen – wordt gebruikt (of: misbruikt).

4.7.

Uiteraard is het vertrouwen van ABN AMRO door deze veroordelingen dus geschonden. Het is dan aan de veroordeelden om dat vertrouwen terug te winnen. Eisers lijken dit niet te beseffen en hebben daar in het geheel hun best niet voor gedaan. Integendeel, aanvankelijk hebben zij in het geheel niet gereageerd op de diverse brieven van ABN AMRO die begrijpelijke en gerechtvaardigde vragen bevatten. Pas toen hun bankpassen in augustus 2020 werden geblokkeerd zijn eisers in beweging gekomen en hebben zij de bank gebeld. In de daarop gevoerde gesprekken heeft [eiser 1] informatie en documentatie toegezegd, maar deze vervolgens niet of onvolledig aan ABN AMRO overgelegd. ABN AMRO van haar kant daarentegen heeft direct nadat eisers in augustus/september 2020 hadden gebeld de pasblokkades ongedaan gemaakt.

4.8.

[eiser 1] heeft nog gesteld dat hij een heel andere herinnering heeft aan het telefoongesprek met ABN AMRO op 26 augustus 2020, maar dat maakt in dit geval niet uit. Uit de tussen 28 augustus 2020 en 27 juli 2021 door de bank verzonden brieven blijkt immers zonneklaar welke gegevens ABN AMRO nog miste (zie 2.8 e.v.). Eisers hadden die vragen eenvoudigweg kunnen en moeten beantwoorden en de gevraagde documenten moeten opsturen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de advocaat van eisers in zijn brieven van 22 september en 29 december 2021 en ook nog tijdens de zitting in dit kort geding heeft betoogd dat eisers niet duidelijk was wat er van hen werd verlangd. In dat licht kan in het midden blijven aan welke partij te wijten is dat ABN AMRO op de – al dan niet correct geadresseerde – brief van 22 september 2021 niet heeft gereageerd en op de brief van 29 december 2021 slechts met een niet passend standaardbriefje. Eisers lijken in het algemeen de ernst van de veroordelingen te bagatelliseren. Veelzeggend is dat eisers de strafvonnissen niet alleen niet aan ABN AMRO maar ook niet aan de voorzieningenrechter in dit kort geding hebben overgelegd (dat heeft ABN AMRO gedaan). Ook vertelden zij ABN AMRO dat de veroordelingen op een vergissing zouden berusten en dat de rechtbank excuses had gemaakt. Deze excuses bleken te zien op een foutje bij het anonimiseren van het gepubliceerde vonnis.

4.9.

Dat het gaat om verstekvonnissen, zoals door eisers in dit kort geding voor het eerst ter zitting is aangevoerd, is verder niet van belang. Ook is niet relevant dat eisers (stellen dat zij) daartegen inmiddels hoger beroep hebben ingesteld. In dit kort geding moet worden uitgegaan van de juistheid van de veroordelingen. Eisers hebben niet duidelijk gemaakt waarom dat anders zou zijn. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat in de vonnissen is weergegeven welke uitkomsten van het onderzoek door de Belastingdienst/FIOD en welke verklaringen (uit verhoren) van eisers zelf en van een getuige aan de vonnissen ten grondslag liggen (zie onder meer r.o. 4.4 van die vonnissen). Eisers stellen dat zij geen weet (kunnen) hebben van de stellingen over en weer die tot de vonnissen hebben geleid, maar dat klopt dus niet. Overigens hebben eisers ook niet duidelijk gemaakt waarom het hoger beroep enige kans van slagen zou hebben; zij hebben in dit kort geding zelfs niet duidelijk gemaakt wat hun grieven zijn. Ook hun stelling dat de officier van justitie in de separaat lopende ontnemingsprocedure zou hebben gerekwireerd tot afwijzing van de eerder gevorderde ontneming hebben eisers niet met stukken onderbouwd en blijkt dus nergens uit (nog daargelaten de vraag of dat voor de uitkomst van dit kort geding uit zou maken).

4.10.

De strafvonnissen in combinatie met de gebrekkige medewerking door eisers aan het daarop door ABN AMRO gestarte KYC-onderzoek vormen op zichzelf al voldoende rechtvaardiging voor de opzegging. Daar komt nog bij dat ABN AMRO terecht stelt dat zij, gelet op het feit dat het witwassen blijkens de strafvonnissen langdurig en via diverse banken in binnen- en buitenland heeft plaatsgevonden en dat eisers de bank niet (volledig) hebben willen informeren over de herkomst van de financiering van het vastgoed waaruit zij inkomsten ontvangen op hun ABN AMRO-rekeningen, niet kan uitsluiten dat eisers ook via de rekeningen van ABN AMRO witwassen. ABN AMRO heeft er uiteraard belang bij dat dat niet gebeurt.

4.11.

Daar tegenover staan de belangen van eisers. Zij stellen dat zij zonder volwaardige bankrekening hun AOW-uitkering niet kunnen ontvangen, hun zorg-, energie- en huisvestingskosten niet kunnen betalen en geen boodschappen kunnen doen. Zij stellen dan ook het risico te lopen hun hypotheek niet meer te kunnen betalen en hun huis kwijt te raken. Verder vrezen zij dat ABN AMRO ook de kredieten die al decennia lopen zal opzeggen en uitwinnen. Eisers stellen dat onder meer de Rabobank mondeling de toegang tot een bankrelatie heeft ontzegd.

4.12.

In dit verband weegt zwaar dat het zonder betaalrekening inderdaad vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer (Hoge Raad 5 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1652)). Ook is het algemeen bekend dat het lastig, zo niet onmogelijk, is om elders een bankrekening te krijgen als men eenmaal ergens is geweigerd. Om dat aannemelijk te maken hoeven eisers niet drie afwijzingen door Nederlandse banken over te leggen, zoals ABN AMRO wel suggereert.

4.13.

ABN AMRO erkent het recht van eisers op toegang tot het betalingsverkeer, zij het dat zij zich op het standpunt stelt dat er bij de huidige stand van zaken nog geen sprake kan zijn van het inroepen van dat recht. Zij voert daartoe het volgende aan. Volgens de gegevens van ABN AMRO hebben eisers twee bankrekeningen bij Rabobank en rekeningen bij Volksbank Kronau, Credit Suisse en Abu Dabai Islamic Bank. Uit de strafvonnissen blijkt in ieder geval dat eisers buitenlandse bankrekeningen en credit cards hebben. Niet gesteld of gebleken is dat zij die niet meer hebben, zodat ervan kan worden uitgegaan dat zij langs die weg nog toegang hebben tot het betalingsverkeer. Indien later zou blijken dat eisers nergens anders een betaalrekening kunnen krijgen, zal ABN AMRO op dat moment beoordelen of zij eisers, afhankelijk van de stand van het hoger beroep en/of door eisers aangeleverd bewijs, op grond van artikelen 4:71f en 4:71g Wet op het financieel toezicht dan wel het Convenant Pakket Primaire Betaaldiensten een basisbetaalrekening kan aanbieden. In het laatste geval zou het gaan om een basisbetaalrekening onder beheer van een hulpverleningsorganisatie als bedoeld in dat Convenant. Dit betoog van ABN AMRO wordt gevolgd. Gelet op deze toezegging heeft ABN AMRO vooralsnog voldoende recht gedaan aan het belang van eisers bij toegang tot het betalingsverkeer. Dat eisers door de opzegging de normale kosten van levensonderhoud niet meer zullen kunnen betalen omdat zij niet meer bij hun AOW kunnen, is alleen al vanwege het vangnet van de basisbetaalrekening niet aannemelijk. Overigens is het ook goed mogelijk dat eisers nog andere inkomstenbronnen hebben (bijvoorbeeld de buitenlandse gelden, zoals ABN AMRO heeft geopperd).

4.14.

Met betrekking tot de kredieten heeft ABN AMRO onweersproken aangevoerd dat deze niet de eigen woning betreffen, en dat eventuele opeising door ABN AMRO er dus niet toe zal leiden dat eisers op straat komen te staan. Verder heeft ABN AMRO er terecht op gewezen dat er geen algemeen recht op krediet bestaat.

4.15.

Al met al is in dit geval evident dat de belangen van ABN AMRO prevaleren. Eisers zijn veroordeeld voor witwassen en weigeren uitleg en inzage in hun handelen te geven. Het risico dat de bankrekeningen van eisers bij ABN AMRO daadwerkelijk zijn gebruikt voor witwaspraktijken – en wellicht daarvoor nog steeds worden gebruikt – is iets wat de bank niet hoeft te accepteren.

4.16.

De conclusie is dan ook dat het in dit geval bij de huidige stand van zaken volstrekt onaannemelijk is dat de bodemrechter de opzegging als ongeldig zal beoordelen.

4.17.

Er is ook geen reden om de registraties in het IVR ongedaan te maken. Deze zijn in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving (de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen en de Algemene Verordening Gegevensbescherming). Voor registratie in het IVR is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit al voldoende; eisers zijn veroordeeld voor een strafbaar feit.

4.18.

De gevraagde voorzieningen worden geweigerd en eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:

- griffierecht € 676,00

- salaris advocaat 1.016,00

Totaal € 1.692,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2.

veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.692,00,

5.3.

veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt;

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022.1

1 type: MAH coll: mb

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.