vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13.268524.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Parketnummer: 13/268524-21
Datum uitspraak: 17 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
geboren te Amsterdam op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres], [woonplaats].
1 Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Aynan naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank R. van Zanten, reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Inforsa, gehoord.
2 Tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en geldt al hier ingevoegd.
De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: op 17 september 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair: op 17 september 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2
op 17 september 2021 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
Feit 3
op 17 september 2021 te Amsterdam een Samurai zwaard voorhanden heeft gehad.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 17 september 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- = met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en
- = met een zwaard op voornoemde [slachtoffer] af is gerend en vervolgens zwaaiende en hakkende bewegingen heeft gemaakt met een zwaard in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en
- met een zwaard tegen het linker bovenbeen heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 17 september 2021 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes en met dat mes stekende bewegingen gemaakt in de het lichaam, van voornoemde [slachtoffer];
3.
op 17 september 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie IV, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een (Samurai/Japans) zwaard, heeft gedragen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6 Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat indien de rechtbank van oordeel is dat niet is voldaan aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste bij noodweer, verdachte een beroep toekomt op noodweerexces.
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt. Het verweer wordt verworpen.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 57, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9 Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren en uit een leerstraf Tools4u voor de duur van 20 (twintig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 1 (een) maand.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter,
mrs. J. Knol en L. Medema-Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2022.