vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer: 9395423 CV EXPL 21-11985
vonnis van: 24 maart 2022
vonnis van de kantonrechter
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr M. Pinarbasi-Ilbay
de stichting Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: Ymere
gemachtigde: mr H.M.G. Brunklaus
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 30 juni 2021 met producties;
- antwoord/eis in reconventie met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022. Voor Ymere is mevrouw [naam 1] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [eiser] is in persoon verschenen. Hij heeft een akte wijziging eis genomen en aanvullende producties ingediend. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Mr Brunklaus heeft haar spreekaantekeningen overgelegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser] , 52 jaar oud en alleenstaand, heeft van oktober 1998 tot eind december 2004 met zijn ouders en een zusje gewoond in de sociale huurwoning aan de [adres] , die zijn ouders van Ymere hebben gehuurd. De woning heeft een oppervlak van 65 m² en bevat onder meer een woonkamer en drie slaapkamers. Zijn ouders zijn daar blijven wonen nadat [eiser] de ouderlijke woning heeft verlaten. Na het overlijden van zijn vader is [eiser] in september 2010 bij zijn moeder, mevrouw [naam moeder] , in het gehuurde gaan wonen. De huur bedraagt thans € 531,13 netto. Zijn moeder is op 20 maart 2021 overleden.
1.2.
Ymere heeft het verzoek van [eiser] om de huurovereenkomst van zijn moeder te mogen voortzetten bij e-mail van 20 mei 2021 afgewezen.
Het geschil
2. [eiser] vordert na wijziging van eis dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. zal bepalen dat hij de huurovereenkomst tussen [naam moeder] en Ymere met
betrekking tot de zelfstandige woonruimte aan de [adres]
voor onbepaalde tijd voortzet;
II. Ymere zal veroordelen om hem als huurder van bedoelde woonruimte voor te
dragen bij de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam;
III. Ymere zal veroordelen om een huisvestingsvergunning voor het in gebruik
(mogen) nemen van bedoelde woonruimte aan hem af te geven dan wel aan te
vragen dan wel daarin te bewilligen;
IV. zal bepalen dat hij, bij afgifte van de huisvestingsvergunning, de huur voortzet;
V. Ymere zal veroordelen in de proceskosten.
3. Daartoe stelt [eiser] dat hij gedurende meer dan tien jaar een duurzame gemeen-schappelijke huishouding met zijn moeder heeft gevoerd, zowel in financiële zin als voor wat betreft gezamenlijk ondernomen activiteiten, zoals de huishouding, koken, boodschappen doen, vakanties en familiebezoek. Ook heeft hij zijn moeder verzorgd toen zij minder mobiel werd. Door het onverwachte overlijden van zijn moeder op 78-jarige leeftijd aan de gevolgen van Covid-19 is aan de gemeenschappelijke huis-houding is een einde gekomen.
4. Ymere verzoekt de vordering in conventie af te wijzen. Zij betwist dat [eiser] en zijn moeder een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd zoals bedoeld in artikel 7:268 lid 2 BW. Bovendien komt [eiser] volgens Ymere niet in aanmerking voor een huisvestingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7:268 lid 3 sub c BW. Zij vordert in reconventie de veroordeling van [eiser] , bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en met overgave van de sleutels aan haar ter beschikking te stellen.
5. De argumenten van partijen komen voor zover nodig hierna bij de beoordeling aan de orde.
Beoordeling
In conventie en in reconventie
6. Tussen partijen staat vast dat de woning behoort tot de voorraad van sociale woningen in Amsterdam waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is. Sociale huurwoningen zijn schaars en Ymere dient te zorgen voor een rechtvaardige verdeling daarvan. Zoals Ymere terecht aanvoert en [eiser] niet betwist, wijst de gemeente Amsterdam op grond van artikel 2.3.5. van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016, woningen die tenminste 61 m² groot zijn en drie kamers of meer bevatten bij voorrang toe aan gezinnen. [eiser] , die alleenstaand is, heeft daarom geen recht op een huisvestings-vergunning voor deze woning. Ymere kan dus geen huisvestingsvergunning aan [eiser] verstrekken, dan wel behulpzaam zijn bij het aanvragen van een huisvestings-vergunning, dan wel hem voordragen als huurder bij de Dienst Wonen van de gemeente Amsterdam voor deze woning. [eiser] heeft overigens ook niet aangevoerd dat de gemeente Amsterdam hem wel een huisvestingsvergunning zal verstrekken.
7. De conclusie uit het voorgaande is dat [eiser] niet aan alle vereisten voor voortzetting van de huur conform artikel 7:268 lid 2 en 3 BW voldoet. De vorderingen in conventie worden daarom afgewezen.
8. Hetgeen partijen naar voren hebben gebracht met betrekking tot de al dan niet duurzame gemeenschappelijke huishouding behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking.
9. De in reconventie gevorderde ontruiming zal worden toegewezen, nu [eiser] zonder recht of titel in de woning verblijft. Gelet op de omstandigheden van het geval stelt de kantonrechter de ontruimingstermijn op een langere periode dan gevorderd, namelijk vier maanden na betekening van dit vonnis.
10. Anders dan Ymere heeft gevorderd zal deze veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De omstandigheid dat een eventuele appelprocedure ertoe zal leiden dat Ymere de woning niet op korte termijn aan wachtende huurders ter beschikking kan stellen is geen reden om van het uitgangspunt van artikel 7:268 lid 2 BW af te wijken. (ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3112)
11. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden belast. Nu de vordering in reconventie rechtstreeks verband houdt met de vordering in conventie zullen de kosten daarvan worden begroot op nihil.
BESLISSING
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van Ymere tot aan deze uitspraak begroot op € 374,- aan salaris van de gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,- aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
In reconventie
veroordeelt [eiser] om de woning aan de [adres] binnen vier maanden na betekening van het vonnis te ontruimen, te verlaten en met afgifte van de sleutels en achterlating van al wat tot de woning krachtens de huurovereenkomst behoort in behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het bepaalde in artikel 555 e.v. juncto 444 Rv;
veroordeelt Ymere in de proceskosten aan de kant van [eiser] tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
In conventie en in reconventie
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. B. Brokkaar op 24 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de kantonrechter