Procesverloop
Bij besluiten van 24 april 2019 respectievelijk 9 mei 2019 (de primaire besluiten I en II) heeft verweerder twee verzoeken van eiser op grond van de Wob1, buiten behandeling gesteld.
Eiser heeft op 28 oktober 2019 respectievelijk 21 oktober 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op zijn bezwaar.
Bij besluiten van 1 november 2019 respectievelijk 29 oktober 2019 (de bestreden besluiten I en II) heeft verweerder alsnog beslist op de bezwaarschriften van eiser en deze niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen van eiser hebben van rechtswege ook betrekking op de bestreden besluiten I en II.
Bij besluiten van 22 februari 2020 respectievelijk 12 maart 2020 (de primaire besluit III en IV) heeft verweerder twee Wob verzoeken van eiser buiten behandeling gesteld.
Bij besluiten van 12 juni 2020 en 23 juni 2020 (de bestreden besluiten III en IV) heeft verweerder de bezwaarschriften van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten III en IV beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2022. De rechtbank heeft de zaken gevoegd. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1. Eiser heeft op 4 januari 2019 een Wob-verzoek ingediend bij verweerder. Hij heeft verzocht om alle informatie/documenten/e-mails/video’s/audio-opnames et cetera met betrekking tot de pro Palestina en pro Israël demonstraties op de Dam te Amsterdam. Het gaat om alle informatie vanaf januari 2017 tot heden.
2.1.
Eiser heeft op 4 maart 2019 een Wob-verzoek ingediend bij verweerder. Eiser heeft verzocht om alle informatie vanaf 1 januari 2017 over het opsporen van bijstandsfraudeurs.
2.2.
Op 21 oktober 2019 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
3. Eiser heeft op 5 december 2019 een Wob-verzoek ingediend bij verweerder. Eiser heeft verzocht om alle informatie over het uitdelen van boetes aan daklozen vanaf 1 januari 2019.
4. Eiser heeft op 8 januari 2020 een Wob-verzoek ingediend bij verweerder. Eiser verwijst in dit verzoek naar het verzoek dat door de NRC op 19 september 2019 bij verweerder is ingediend. Daarbij is door de NRC verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op onder meer alle communicatie over en met het Cornelius Haga Lyceum. Eiser wenst hetzelfde verzoek in te dienen.
5.1.
Bij de primaire besluiten, gehandhaafd bij de bestreden besluiten, zijn alle verzoeken buiten behandeling gesteld, omdat de verzoeken volgens verweerder geen redelijk doel dienen en eiser met die verzoeken misbruik van recht maakt.
5.2.
Eiser is het hiermee niet eens en is in beroep gegaan bij de rechtbank.
In het onderstaande zal de rechtbank nader ingaan op de standpunten van partijen.
Beoordeling door de rechtbank
De beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar 1(9/5710 en 19/5587)
6.1.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht. De rechtbank wijst de verzoeken toe.
6.2.
Nu verweerder alsnog heeft beslist op eisers bezwaarschriften, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van de beroepen gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschriften. Deze beroepen zijn daarom in zoverre niet-ontvankelijk.
Voor zover de beroepen gericht zijn tegen de bestreden besluit I en II zijn ze ontvankelijk en beoordeelt de rechtbank de beroepen inhoudelijk.
7.1.
Bij de beoordeling van de beroepen tegen de bestreden besluiten verwijst de rechtbank voor het juridisch kader naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
7.2.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2 heeft overwogen3 kan ingevolge artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15, van het Burgerlijk Wetboek, de bevoegdheid om informatieverzoeken in te dienen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij een bestuursorgaan ingediend verzoek, dat misbruik van recht behelst, en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een daartegen gemaakt bezwaar en ongegrondverklaring van een daartegen ingesteld beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist.
7.3.
Volgens de Afdeling4 laat artikel 3, derde lid, van de Wob, ingevolge welke bepaling de indiener van een Wob-verzoek geen belang bij zijn verzoek hoeft te stellen, onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van een Wob-verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden. Ook kan volgens de Afdeling, hoewel ieder nieuw Wob-verzoek in beginsel op zichzelf moet worden beoordeeld, bij de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht wel rekening worden gehouden met de eerdere handelwijze van de verzoeker.
Misbruik van recht bij eerdere verzoeken
8.1.
De rechtbank stelt vast dat van eerdere Wob-verzoeken van eiser is geoordeeld dat hij misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om die in te dienen bij verweerder. Bij uitspraak van 21 maart 20185 heeft de Afdeling dit geoordeeld over drie afzonderlijke verzoeken. Deze verzoeken hadden, kort gezegd, betrekking op informatie over mogelijke samenwerking tussen Amsterdam en Tel Aviv en informatie over twee kristallnachtherdenkingen. Bij dit oordeel heeft de Afdeling betrokken dat eiser in korte tijd veertien Wob-verzoeken heeft ingediend en vanaf medio 2015 tot mei 2016 ongeveer 600 e-mails aan ambtenaren van de gemeente heeft gezonden. Verder heeft de Afdeling bij haar oordeel betrokken dat eiser op de zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat hij als activist druk wil uitoefenen op de gemeente door ze te spammen en overspoelen met informatie en dat het eisers bedoeling is om met onder andere zijn Wob-verzoeken en de vele e-mails de gemeente te frustreren. Daaruit blijkt volgens de Afdeling dat eiser erop uit is de gemeente te frustreren. Voor dit laatste heeft de Afdeling bevestiging gevonden in eisers handelwijze, die er onder meer uit bestaat dat hij niet heeft gereageerd op verzoeken van verweerder om zijn verzoeken te specificeren.
Bij uitspraak van 9 september 20206 heeft de Afdeling geoordeeld dat eiser ook misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om te verzoeken om herziening van de besluiten waarbij de drie hierboven genoemde verzoeken buiten behandeling zijn gesteld.
8.2.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 8 mei 20197 heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen dat ziet op openbaarmaking van alle informatie over hoe de gemeente Amsterdam omgaat met afwijkende burgers, zoals activisten en klokkenluiders. Bij dat oordeel heeft de rechtbank onder meer betrokken dat eiser zijn onder 12 weergegeven procesgedrag en handelwijze niet wezenlijk heeft gewijzigd. De Afdeling heeft de uitspraak van 8 mei 2019 in hoger beroep bevestigd.8
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze vier Wob-verzoeken, waarin wederom centraal staat hoe de gemeente omgaat met mensenrechten, in het verlengde liggen van de voorgaande verzoeken en dat ook nu weer sprake is van misbruik van recht. Daarbij wijst verweerder op de voorgeschiedenis, met name de eerdere door eiser ingediende Wob-verzoeken waar misbruik van recht is vastgesteld. Volgens verweerder is ook nu weer sprake van ruime verzoeken, die geen redelijk doel dienen. Eiser heeft niet aangegeven wat hij met de verzochte informatie wil doen en heeft zijn belang bij die verzoeken niet (voldoende) aangetoond. Eiser heeft onder meer aangegeven dat hij de gemeente onder druk wil zetten en grip wil krijgen op de situatie en dat hij een verzoek heeft ingediend om vervolgens bezwaar en beroep te kunnen indienen. Gezien de geschiedenis van eiser, waarbij verweerder verwijst naar de bovengenoemde uitspraken van de rechtbank en de Afdeling, ligt het volgens verweerder op eisers weg om het doel van de verzoeken te onderbouwen, en dat is niet gedaan. Er is volgens verweerder geen sprake van een wenselijke wijziging van eisers procesgedrag en handelwijze. Eiser heeft bij de directie Juridische Zaken9 sinds 1 januari 2020 tot en met heden10 acht bezwaar en/of beroepsprocedures lopen en hij heeft in de sinds 2018 lopende juridische procedures meer dan tweehonderd e-mails gestuurd naar verschillende ambtenaren en bestuurders van de gemeente. Daarbij zijn de honderden e-mails en berichten die eiser in de primaire besluitfase heeft verstuurd buiten beschouwing gelaten. Eiser stuurt vaak herhaalde e-mails en verzoeken en stelt vragen waarop hij het antwoord met wat eigen inspanning zelf kan vinden. Ten slotte wijst verweerder erop dat eiser in de afgelopen anderhalf jaar vijf klachten heeft ingediend.
9.2.
Eiser vindt dat hij met de indiening van deze verzoeken geen misbruik van recht heeft gemaakt. Hij vindt dat de verzoeken op zichzelf moeten worden beschouwd. Verder stelt hij dat verweerder niet (steeds) heeft onderbouwd dat hij de gemeente onder druk wil zetten. Ook is zijn verzoek, anders dan verweerder stelt, niet altijd breed geformuleerd. Op deze en andere punten die eiser naar voren heeft gebracht gaat de rechtbank hieronder in.
Het oordeel over deze verzoeken
9.3.
Per saldo is de rechtbank van oordeel, met verweerder, dat de nieuwe verzoeken getuigen van een voortzetting van de oude gedragslijn van eiser en dat verweerder daarom terecht heeft aangenomen dat sprake is van misbruik van recht. Er is sprake van ruim geformuleerde Wob-verzoeken en het doel waarmee ze zijn ingediend is niet helder onderbouwd. Anders dan eiser, vindt de rechtbank ook de formulering van het verzoek in de zaak geregistreerd onder zaaksnummer 20/4119 (zie onder 3.) ruim. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat verweerder hem niet heeft gevraagd zijn verzoeken te specificeren. Dat laat echter onverlet dat zijn verzoeken, evenals in het verleden, bij de indiening ruim en ongespecificeerd waren. Door de eerdere misbruik van recht zaken is het inmiddels aan eiser om een actieve gedragsverandering te laten zien. Dat is niet gebeurd. De rechtbank stelt daarover nog vast dat verweerder in de zaak met nummer AMS 20/4119 wel om een specificatie heeft gevraagd, maar tevergeefs. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij hierin altijd heel erg terughoudend is, omdat hij achterdocht tegen de overheid koestert en omdat bestuursorganen specificering van Wob-verzoeken gebruiken om zo min mogelijk informatie te verstrekken. De rechtbank stelt vast dat eiser hiermee niet getuigt van een gedragsverandering in procesgedrag en handelwijze, hoezeer eiser ook meent dat hij er goed aan doet zijn verzoeken niet nader te specificeren. Verder stuurt eiser nog steeds een grote hoeveelheid e-mails naar verweerder. Op de zitting onderkende eiser dat hij nog steeds ‘ongelofelijk veel’ e-mails naar verweerder stuurt. Verder verklaarde hij dat hij zijn gedrag richting verweerder sinds het jaar 2015 niet gewijzigd heeft. Waarom verweerder inmiddels zijn Wob-verzoeken (anders dan de onderhavige) weer wel inhoudelijk behandelt, is hem een raadsel.
De rechtbank oordeelt niet over nieuwe verzoeken, maar over deze. In deze gevallen is het gedrag van eiser in wezen niet veranderd ten opzichte van de andere zaken waarin misbruik van recht werd aangenomen en ook niet op andere wijze is gebleken dat hij inmiddels andere intenties heeft met zijn verzoeken. Daarom heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd bij deze verzoeken sprake is van misbruik van recht.
9.4.
Anders dan eiser heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat de voorgeschiedenis van eiser meespeelt bij de beoordeling van deze verzoeken. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht kan rekening worden gehouden met de eerdere handelwijze van de verzoeker. De rechtbank verwijst naar wat is opgenomen uit de onder 7.3. genoemde uitspraak van de Afdeling. De rechtbank ziet geen aanleiding daarover in dit geval anders te oordelen.
9.5.
Eiser heeft in de zaak geregistreerd onder 20/4167 aangegeven dat hij wel een specifiek doel heeft bij zijn verzoek, omdat de situatie hem zeer aan het hart gaat en hij echt geïnteresseerd is in de kwestie. De rechtbank vindt dat niet erg specifiek en ook bezien in het licht van de andere hierboven genoemde omstandigheden, geen reden om aan te nemen dat de intenties van eiser wezenlijk zijn veranderd.
9.6.
Eiser vindt de bestreden besluiten verder onvoldoende gemotiveerd en verweerders handelwijze onzorgvuldig. Op de zitting heeft hij daarover aangevoerd dat verweerder zijn e-mails, waarnaar in de besluiten wordt verwezen, had moeten overleggen. Daarbij had verweerder moeten toelichten welke e-mails wel en welke niet bijdragen aan verweerders standpunt dat hij teveel e-mails zou hebben verstuurd. Dit betoog van eiser slaagt niet. Verweerder heeft in zijn besluiten opgenomen dat de hoeveelheid e-mails die eiser is blijven sturen een rol speelt bij de vaststelling dat ook bij deze verzoeken sprake is van misbruik van recht. Eiser heeft deze hoeveelheid e-mails niet betwist, zelfs onderkend, en hij heeft ook niet betwist dat in de e-mails veel herhaling zit. Eiser heeft niet onderbouwd hoe verder inzicht in de e-mails bij kan dragen aan een beoordeling van deze beroepen in zijn voordeel. De rechtbank merkt overigens op dat eiser deze grond pas op de zitting heeft ingediend, terwijl dat veel eerder had gekund. Het feit dat het verweerschrift dateert van 9 maart 2022, zoals eiser aanvoert, stond daaraan niet in de weg. Een laat ingediend verweerschrift is geen geldige reden kan niet worden aangevoerd als excuus om laat gronden in te dienen, als die gronden ook eerder hadden kunnen worden ingediend.
9.7.
De rechtbank is van oordeel dat uit de handelwijze en het procesgedrag van eiser blijken dat de bevoegdheid Wob-verzoeken in te dienen is aangewend met een ander doel dan de verzochte informatie te verkrijgen, zodanig dat dit blijk geeft van kwade trouw.
10.1.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de buiten behandeling stelling van die Wob-verzoeken wegens misbruik van recht terecht bij de bestreden besluiten heeft gehandhaafd.
10.2.
De beroepen tegen het niet-tijdig beslissen zijn niet-ontvankelijk.
10.3.
De beroepen tegen de bestreden besluiten zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser heeft in alle zaken verzocht om toekenning van immateriële schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM11. Vanwege de onlosmakelijke samenhang van die verzoeken met de beroepen wijst de rechtbank deze af.
10.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
In de zaken 19/5710 en 19/5587
- verklaart de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk.
- verklaart de beroepen tegen de bestreden besluiten I tot en met IV ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig - Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2022.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bijlage: Juridisch kader
Burgerlijk Wetboek Boek 3
1. Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij haar misbruikt.
2. Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
(…)
Artikel 15
Artikel 13 vindt buiten het vermogensrecht toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
Wet openbaarheid van bestuur
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
(…).
3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
(…).