Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:2502

Rechtbank Amsterdam
10-05-2022
13-05-2022
9509802 CV EXPL 21-15260
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

De huidige huurster van een winkel in Amstrdam moet de vorige huurders de overeengekomen overnamesom van 3.000 euro voor de winkelinventaris betalen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 9509802 CV EXPL 21-15260

vonnis van: 10 mei 2022

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiseres 1] ,

2. [eiseres 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,

eiseressen,

nader te noemen: [eiseres 1] en [eiseres 2] ,

gemachtigde: mr. Y. Sasson,

t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

nader te noemen: [gedaagde] ,

procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 15 oktober 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2022. [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn verschenen, vergezeld door de echtgenoot van [eiseres 1] en de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen met haar partner. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:

1.1.

[eiseres 1] en [eiseres 2] waren eigenaren van de besloten vennootschap Play Date B.V. (verder: Play Date). Play Date is op 5 januari 2021 opgehouden te bestaan.

1.2.

Play Date huurde van woningcorporatie Rochdale de bedrijfsruimte aan het adres [adres] tegen een huurprijs van

€ 1.500,00 per maand. Play Date exploiteerde in het gehuurde een concept store waar ook activiteiten voor kinderen met hun ouders werden georganiseerd onder de naam Matka Amsterdam.

1.3.

Omstreeks september 2020 is Play Date op zoek gegaan naar een kandidaat die de huurovereenkomst tussen haar en Rochdale wilde overnemen. [gedaagde] heeft zich als kandidaat gemeld. In dit kader hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] de volgende e-mailcorrespondentie gevoerd met [gedaagde] , voor zover relevant:

Op 7 september 2020 schreven [eiseres 1] en [eiseres 2] aan [gedaagde] :

It was very nice meeting you this morning!

As agreed I am sending you all the relevant information (…)

As time is running and we wish to move forward we now offer all candidates to send us an offer for the taking over price between 5000 – 20,000 euro (this price is only for taking over the contract, get the location in a good condition, inventory/ or part of it).

Op 20 september 2020 schreef [gedaagde] aan [eiseres 1] en [eiseres 2] :

“(…) So we thought about the offer and everything we need to build in the store for us. My offer for the take over is € 4000

And that is for an empty store without all the inventory.”

Op 21 september 2020 schreven [eiseres 1] en [eiseres 2] aan [gedaagde] :

“(…) We do have some comments about the takeover:

1. Your offer price is lower than our minimum asked price. Which bring up two points: a. you will need to add 21% vat on this amount

b. Emptying the space will cost us a lot of time and money, so if we will agree on this amount we will empty part of the stuff and not the heavy and big stuff.

2. The takeover will start as from October 1st. Which means that you will pay the October rent.”

Op 22 september 2020 schreven [eiseres 1] en [eiseres 2] aan [gedaagde] :

“We are happy to tell you that we have decided that you will be able to take over our location and open your shop. (…) As agreed you will take over as from October 1st 2020 and we will empty the place based on what we spoke today.

1.4.

Op 22 september 2020 hebben partijen een overeenkomst getekend waarin het volgende staat:

“THE PARTIES HEREBY agree as follow:

1. Tiny Vintage will take over the location at [adres] (…) as per October 1st 2020.

2. The rent of October 2020 onwards will be pay by Tiny Vintage. Based on Rochdale approval for the takeover.

3. Matka Amsterdam will inform the landlord (Rochdale) about this change.

4. Matka Amsterdam will empty the space excluding all stuff hanging on the walls, floors, bar at the entrance.”

1.5.

In verband met een openstaande huurschuld van Play Date op Rochdale, is Rochdale niet akkoord gegaan met een overname van de huurovereenkomst per 1 oktober 2020.

1.6.

Omstreeks 29 oktober 2020 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] de sleutel van het gehuurde aan [gedaagde] gegeven. De huur over oktober 2020 is nog betaald door Play Date. De huur over november 2020 is door [gedaagde] betaald.

1.7.

Op 4 november 2020 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] de volgende e-mail aan [gedaagde] gestuurd, voor zover relevant:

“We were surprised to see the renovation that you have done in the place. That was not coordinated with us and honestly it can create for us problems when handing over the key to Rochdale. (…)

When taking this all into account we cannot skip the “overname” price as we discussed before. We are whiling to pay for the first 5 days of November (since we can sign the contract tomorrow November 5th). This will be 270 Euro.

And to make it a bit easier for you we are whiling to offer an “overname” price of 3,500 Euro. (…) We are ready to take all actions needed tomorrow morning (signing the contracts, payment to Rochdale via a 3rd party, handing over the key)”

1.8.

Tussen 4 en 11 november 2020 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen partijen, waarbij partijen zijn overeengekomen dat de overnamesom wordt verlaagd naar € 3.000,00. Dit bedrag is door [gedaagde] op 11 november 2020 in depot gegeven bij advocaat mr. Rijser. Mr. Rijser heeft diezelfde dag per e-mail aan partijen bevestigd dat hij het bedrag in depot heeft en dat het bedrag na afwikkeling morgenmiddag (dus 12 april) beschikbaar is.

1.9.

Op 16 november 2020 is de openstaande huurschuld door Play Date aan Rochdale voldaan en is tussen hen een beëindigingsovereenkomst getekend. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben [gedaagde] diezelfde dag per Whatsapp hierover geïnformeerd. Daarop heeft [gedaagde] gevraagd: “The payment as well?”, waar [eiseres 1] en [eiseres 2] bevestigend op hebben geantwoord. [gedaagde] heeft daarop gestuurd: “Ok i will contact Rochdale”. Op 17 en 18 november 2020 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] per appbericht om een update gevraagd, maar daar heeft [gedaagde] niet meer op gereageerd.

1.10.

Op 18 november 2020 is namens Play Date contact gezocht met mr. Rijser om het in depot gestorte bedrag van € 3.000,00 op te halen of te laten overmaken. Mr. Rijser heeft daarop medegedeeld dat door [gedaagde] is verzocht het bedrag aan haar terug te storten.

1.11.

Omstreeks 23 november 2020 is een huurovereenkomst tussen Rochdale en [gedaagde] getekend. In deze huurovereenkomst is een huurprijs van € 1.664,00 per maand overeengekomen. Sindsdien exploiteert [gedaagde] een tweedehands kinderkledingwinkel in het gehuurde.

1.12.

[gedaagde] is meermaals aangemaand om aan haar betalingsverplichting jegens Play Date te voldoen. [gedaagde] heeft niet betaald.

1.13.

Op 27 december 2020 is de vordering op [gedaagde] door Play Date gecedeerd aan [eiseres 1] en Fidman.

Vordering

2. [eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van:

  • -

    € 3.000,00 aan hoofdsom, met de wettelijke handelsrente vanaf 17 november 2020;

  • -

    € 425,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;

  • -

    de proceskosten, met wettelijke rente.

3. Aan hun vordering leggen [eiseres 1] en [eiseres 2] ten grondslag dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] voor de goodwill en de inventaris een overnamesom van

€ 4.000,00 aan Play Date zou betalen. Overname zou dan plaatsvinden per 1 oktober 2020. Deze termijn bleek niet haalbaar, waarna partijen begin november 2020 opnieuw in overleg zijn getreden. Toen is mondeling een overnameprijs van € 3.000,00 afgesproken. [gedaagde] schiet tekort in haar verplichting tot betaling van deze overnamesom. Omdat [gedaagde] niet heeft betaald, is zij nu ook rente en kosten verschuldigd.

Verweer

4. [gedaagde] vindt dat zij de overnamesom niet (meer) aan [eiseres 1] en [eiseres 2] hoeft te betalen. [eiseres 1] en [eiseres 2] beloofden steeds dingen die zij niet waar konden maken. Eerst zou alles rond zijn op 1 oktober 2020, toen 5 november 2020, toen 12 november 2020, maar uiteindelijk was alles pas na 16 november 2020 geregeld, terwijl [gedaagde] wel al vanaf 1 november 2020 de huur betaalde. De vertraging is de schuld van [eiseres 1] en [eiseres 2] , omdat zij een huurschuld bij Rochdale hadden. Bovendien was de prijs voor de overname gebaseerd op een indeplaatsstelling, waarbij [gedaagde] het huurcontract met alle voorwaarden zou overnemen. Dat is niet gebeurd. [gedaagde] heeft een nieuwe huurovereenkomst met Rochdale gesloten en betaald ook een hogere huur dan Play Date deed. Omdat geen sprake is van een contractsovername, hoeft [gedaagde] de overnameprijs ook niet te betalen.

Beoordeling

5. Beoordeeld moet worden of [gedaagde] nog € 3.000,00 aan [eiseres 1] en [eiseres 2] moet betalen.

6. Uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen in september 2020, de getekende overeenkomst van 22 september 2020 (zie onder 1.3 en 1.4) en het partijdebat op zitting volgt dat partijen in september 2020 zijn overeengekomen dat [gedaagde] € 4.000,00 aan Play Date zou betalen voor goodwill (de ‘gunfactor’) en inventaris. De voorwaarde was dat de overname zou plaatsvinden per 1 oktober 2020. Dat het uitdrukkelijk moest gaan om een indeplaatsstelling (in de zin van artikel 7:307 BW, zo begrijpt de kantonrechter) volgt niet uit de correspondentie en ook niet uit de overeenkomst van 22 september 2020. Het standpunt van [gedaagde] dat de overnameprijs was gebaseerd op een indeplaatsstelling is ook niet begrijpelijk, omdat [gedaagde] nooit van plan is geweest het bedrijf van Play Date over te nemen of een soortgelijke activiteit in het pand voort te zetten. Dat is wel een voorwaarde voor een indeplaatsstelling. [gedaagde] wilde echter van meet af aan haar eigen kinderkledingwinkel in het gehuurde beginnen. Het ligt dan ook niet voor de hand dat partijen als voorwaarde voor de overnamesom hebben afgesproken dat sprake moest zijn van een indeplaatsstelling, omdat van een indeplaatsstelling nooit sprake kon zijn.

7. Vast staat dat [gedaagde] op 1 oktober 2020 geen beschikking over het gehuurde heeft gekregen. Daarmee is Play Date tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen geldende afspraken. Uit de uitlatingen en handelingen van partijen na

1 oktober 2020 blijkt echter wel dat zij nog steeds de intentie hadden om uitvoering te geven aan de tussen hen gemaakte afspraken. Zo hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] eind oktober 2020 de sleutel van het gehuurde aan [gedaagde] overhandigd. [gedaagde] is toen al begonnen met het inrichten van het gehuurde en in overleg met [eiseres 1] en [eiseres 2] zijn spullen uit het gehuurde weggehaald. Ook zijn partijen opnieuw in overleg getreden over de overnamesom. Bij e-mail van 4 november 2020 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] voorgesteld dat Play Date de huur tot en met 5 november 2020 nog betaalt en dat de overnamesom wordt verlaagd tot € 3.500,00 (zie onder 1.7). Hierover is in de daaropvolgende dagen telefonisch contact geweest tussen partijen, waarbij overeenstemming is bereikt over een bedrag van € 3.000,00. Volgens [gedaagde] was dit op voorwaarde dat de overname op 12 november 2020 geregeld zou zijn. Deze voorwaarde is echter nergens op papier terug te vinden. Ook heeft [gedaagde] onvoldoende toegelicht wat zij dan precies op

12 november 2020 nog van Play Date verwachtte. [gedaagde] had op dat moment immers de sleutels van het gehuurde al en kon daar de voorbereidingen voor het opzetten van haar winkel treffen. Het valt ook op dat [gedaagde] in de Whatsappcorrespondentie met [eiseres 1] en [eiseres 2] op 16, 17 en 18 november 2020 helemaal niet aangeeft dat Play Date volgens haar op 12 november 2020 ergens in tekort is geschoten. [gedaagde] informeert bij [eiseres 1] en [eiseres 2] of de betaling (van de huurschuld jegens Rochdale, zo begrijpt de kantonrechter) in orde is gemaakt en na de bevestiging daarvan geeft [gedaagde] slechts aan dat zij contact zal opnemen met Rochdale. Rochdale heeft vervolgens een nieuw huurcontract met [gedaagde] gesloten en [gedaagde] maakt thans gebruik van de gehuurde ruimte en van de inventaris die daar is achtergebleven, waaronder de voor € 250,00 door [gedaagde] gekochte bar.

8. De kantonrechter begrijpt dat het heel vervelend voor [gedaagde] is geweest dat zij buiten haar schuld om pas anderhalve maand later dan aanvankelijk beoogd beschikking heeft gekregen over het gehuurde en nog veel later pas een huurovereenkomst met Rochdale heeft kunnen sluiten. Echter kan dit [gedaagde] zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet ontslaan van haar betalingsverplichting tegenover Play Date (althans [eiseres 1] en [eiseres 2] ). De overnamesom is in overleg tussen partijen ter compensatie van het geleden tijdsverlies verminderd van € 4.000,00 tot € 3.000,00. Bovendien heeft [gedaagde] eind oktober 2020 wel de sleutel overhandigd gekregen en heeft zij de eerste weken van november 2020 al (inrichtings)werkzaamheden aan het pand kunnen verrichten.

9. Het geschil tussen partijen over wie de huur van november 2020 heeft betaald, wie die huur zou moeten betalen en of er wellicht over de eerste vijf dagen van november dubbel is betaald, staat in deze procedure niet ter beoordeling. De kantonrechter merkt wel op dat het [eiseres 1] en [eiseres 2] zou sieren indien zij [gedaagde] tot en met 16 november 2020 in de huur compenseren, omdat [gedaagde] tot die tijd in onzekerheid heeft moeten verkeren over of de overname uiteindelijk zou doorgaan.

10. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] € 3.000,00 aan [eiseres 1] en [eiseres 2] moet betalen. De gevorderde hoofdsom wordt toegewezen.

11. Over de hoofdsom van € 3.000,00 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] wettelijke handelsrente gevorderd op grond van artikel 6:119a BW. De onderhavige overeenkomst, die ziet op betaling van een overnamesom, kan niet worden aangemerkt als een handelsovereenkomst, nu het bij een dergelijke overeenkomst niet gaat om een overeenkomst tot het leveren van goederen of diensten tegen betaling. [gedaagde] is daarom niet de wettelijke handelsrente, maar de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) verschuldigd. De rente wordt toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.

12. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben bij dagvaarding voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, terwijl de hoogte van het gevorderde bedrag in overeenstemming is met het maximale bedrag onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom toewijsbaar. De wettelijke rente over de incassokosten wordt afgewezen, nu hiertoe onvoldoende is gesteld.

13. [gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.

BESLISSING

De kantonrechter:

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres 1] en [eiseres 2] van:

- € 3.000,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021 tot aan de voldoening;

- € 425,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;

veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres 1] en [eiseres 2] begroot op:
exploot € 121,39
salaris € 436,00
griffierecht € 240,00
-----------------
totaal € 797,39

voor zover van toepassing, inclusief btw en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. van de Poel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.