RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/184593-20
Datum uitspraak: 25 januari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.D. Rijnsburger, naar voren hebben gebracht.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 13 februari 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, te weten de Nieuwe Leeuwarderweg en de A10 Noord, opzettelijk zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden,
- door op een busbaan te rijden en door rood licht te rijden en
- door geen voorrang te verlenen aan een afslaande tegenligger ( [naam 1] ) en tegen die [naam 1] aan te botsen en
- door met een beschadigde auto zijn, verdachtes weg te vervolgen en op de toerit naar de snelweg (A10) tegen de vangrail te rijden en
- door vervolgens op de vluchtstrook te rijden waar dit niet is toegestaan en
- door midden op de snelweg (A10) onverwachts hard en/of abrupt te remmen waardoor verdachte zelf is aangereden en zich achter hem, verdachte, bevindende bestuurders hard moesten remmen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was,
terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op de Nieuwe Leeuwarderweg, op 13 februari 2020 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [naam 1] , schade was toegebracht;
3.
op 13 februari 2020 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (auto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,83 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 5a, 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair en feit 3: eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden van deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 1 (één) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2022.