2 Beschuldiging
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
brand heeft gesticht in een hotelkamer (met kamernummer [nummer] ) in Hampton by
Hilton Centre East Hotel gelegen aan de [adres hotel] ,
immers hebben verdachte en/of haar mededader(s) toen en aldaar in die
hotelkamer opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een deken, matras, bed en/of handdoek,
althans met een brandba(a)r(e) stof/voorwerp en/of de brandmelder afgeplakt,
ten gevolge waarvan die hotelkamer en/of de inboedel in deze hotelkamer geheel of
gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of waarbij een
behoorlijke rookontwikkeling is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- de hotelkamer (met kamernummer [nummer] ) en/of de daarin aanwezige inboedel,
en/of
- aangrenzende hotelkamer(s) en/of de daarin aanwezige inboedel, en/of
- de inventaris van het hotel,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
de zich in dat hotel bevindende perso(o)n(en),in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
in een hotelkamer (met kamernummer [nummer] ) in Hampton by Hilton Centre
East Hotel gelegen aan de [adres hotel] ,
open vuur heeft gemaakt in/nabij het bed matras en/of de brandmelder heeft afgedekt en/of
heeft nagelaten om, nadat er brand was ontstaan in voornoemde hotelkamer, het
hotelpersoneel te waarschuwen en/of heeft nagelaten de brand afdoende te doven, althans
zich er onvoldoende van te vergewissen dat de brand gedoofd was,
tengevolge waarvan het aan haar schuld te wijten is geweest, dat een matras en/of dekbed
geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan in voornoemde
hotelkamer, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
- de hotelkamer (met kamernummer [nummer] ) en/of de daarin aanwezige inboedel, en/of
- aangrenzende hotelkamer(s) en/of de daarin aanwezige inboedel, en/of
- de inventaris van het hotel,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in dat hotel
bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of aderen ontstond
(Artikel 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art. 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, en
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderd vijfenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 351 (driehonderd eenenvijftig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A. Segbedzi, voorzitter,
mrs. C. Klomp en E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 mei 2022.