Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:2793

Rechtbank Amsterdam
20-05-2022
23-05-2022
C/13/717621 / KG ZA 22-423 HH/MB
Civiel recht
Kort geding

Journalisten hoeven voorgenomen publicatie over de online gokbusiness te Curaçao niet op voorhand aan te passen. De daarop gerichte vordering van Cyberluck Curaçao (CEG) in kort geding wordt afgewezen. Onvoldoende aanleiding om onrechtmatigheid op voorhand aan te nemen.

In diverse recente rechterlijke uitspraken is bepaald dat sublicentiëring van On Line kansspelen, de ‘core business’ van CEG, op zichzelf niet illegaal is.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/717621 / KG ZA 22-423 HH/MB

Vonnis in kort geding van 20 mei 2022

in de zaak van

de naamloze vennootschap

CYBERLUCK CURAÇAO N.V.,

gevestigd te Curaçao,

eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 18 mei 2022,

advocaten mr. B. Jongmans en S.M. Andriesse te Haarlem,

tegen

1. de stichting

STICHTING INVESTICO,

gevestigd te Amsterdam,

2. de naamloze vennootschap

N.V. WEEKLBLAD "DE GROENE AMSTERDAMMER",

gevestigd te Amsterdam,

3. de stichting

STICHTING SAMENWERKINGSOMROEP VPRO-HUMAN,

gevestigd te Hilversum,

gedaagden,

advocaat mr. M. Coops te Amsterdam.

1 De procedure

Ter zitting van 20 mei 2022 heeft eiseres, hierna CEG, de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden, hierna gezamenlijk Investico c.s. en afzonderlijk Investico, De Groene, en de VPRO, hebben verweer gevoerd.

Beide partijen hebben schriftelijke stukken en neen pleitnota ingediend.

Ter zitting waren aanwezig:

- Aan de kant van CEG: mr. Jongmans en mr. Andriesse

- aan de kant van Investico c.s.: [naam 1] , [naam 2] , journalisten, en mr. Coops.

In verband met de spoedeisendheid van de zaak is heden (verkort) vonnis gewezen

2 Het geschil

2.1.

Het gaat in deze zaak om een voorgenomen publicatie (een artikel van de hand van [naam 1] en een radio-uitzending) van Investico c.s. over onder meer CEG, die te Curaçao ‘master-licentiehouder’ is voor online kansspelen. Investico c.s. hebben ter zitting meegedeeld dat het artikel volgens planning zal verschijnen op woensdag 25 mei 2022, al is dat nog geen zekerheid, en op maandag 23 mei 2022 naar de drukker gaat.

2.2.

CEG vordert:

Investico c.s. op straffe van dwangsommen te bevelen:

( a) zich te onthouden van het doen van de volgende uitlatingen of een deel daarvan in welke vorm dan ook, in woord of geschrift, alsmede het wekken van de suggestie zoals maar niet beperkt tot de techniek van het stellen van een vraag die de journalist in het artikel onbeantwoord wordt gelaten, dat:

1. CEG en haar partners, inclusief haar advocaten, één of meerdere rechtszaken tegen de persoon [naam 3] [hoofdredacteur van (onder meer) een website met de naam Knipselkrant Curacao, vzr.] voert of voeren met als doel haar te gronde te richten zodat zij over CEG en die gaming industrie niet kritisch kan schrijven;

2. CEG door middel van het uitgeven van zogenoemde sublicenties onrechtmatig handelt omdat deze praktijk illegaal zou zijn, dan wel dat op zijn minst onduidelijk is of die praktijk al dan niet illegaal is.

( b) een duidelijke link te plaatsen en geplaatst te houden, direct onder de titel van het artikel waar dan ook geplaatst en meteen na plaatsing, naar een online weergave van het te wijzen vonnis, onder vermelding in duidelijke letters in 'bold' de vermelding: "Bij vonnis van de voorzieningenrechter in Amsterdam zijn auteurs bevolen om zich te onthouden van het doen van bepaalde uitlatingen over CEG en haar partners. Dat vonnis kan op de volgende locatie worden ingezien: [onder vermelding van de URL]." Dan wel het oplezen van de vermelding en vindplaats indien het gaat om een radio-uitzending en bij iedere eventuele herhaling.

2.3.

Investico c.s. voeren verweer.

2.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna bij de beoordeling, voor zover van belang, nader ingegaan.

3 De beoordeling

3.1.

Gezien de voorgenomen publicatie van volgende week heeft CEG in dit kort geding een spoedeisend belang bij het in behandeling nemen van haar vorderingen.

3.2.

Uitgangspunt is dat toewijzing van de vorderingen van CEG een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 van het EVRM neergelegde grondrecht van Investico c.s. op uitingsvrijheid. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de voorgenomen publicatie onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van Investico c.s. is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van CEG is er met name in gelegen dat zij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. In dit kader hebben Investico c.s. aangevoerd dat CEG geen beroep kan doen op artikel 8 EVRM, nu zij als rechtspersoon geen persoonlijke levenssfeer heeft. Of CEG niettemin een beroep kan doen op artikel 8 EVRM in het kader van haar reputatiebescherming kan in het midden blijven, nu getoetst wordt of er bij de publicatie sprake is van onrechtmatige uitlatingen jegens Investico. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken.

3.3.

Verder is van belang dat CEG een verbod vordert van een voorgenomen en dus toekomstige publicatie. Een dergelijk verbod staat op gespannen voet met artikel 7 van de Grondwet, waarin is bepaald dat er geen voorafgaand toezicht is op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending. Als echter voldoende bekend is over de voorgenomen publicatie om de onrechtmatigheid te kunnen vaststellen, kan in uitzonderlijke omstandigheden, uit het oogpunt van effectieve rechtsbescherming, een verbod vooraf worden uitgesproken (zie het [naam arrest] -arrest van 10 mei 2011 van het EHRM, EHRC 2011/108).

3.4.

De (voorgenomen) publicatie die [naam 1] heeft gemaakt en die maandag naar de drukker gaat en ook de basis zal kunnen zijn van een uitzending van het radioprogramma Argos, is niet aan de voorzieningenrechter voorgelegd. De vorderingen van CEG dienen dus te worden beoordeeld aan de hand van de in het geding gebrachte producties en aan de hand van hetgeen op de mondelinge behandeling van dit kort geding is besproken.

3.5.

CEG stelt dat uit de vragen die door [naam 1] in het kader van wederhoor zijn gesteld, en haar reactie naar aanleiding van de uitvoerige beantwoording van haar e-mail met de vragen, kan worden opgemaakt dat [naam 1] meningen als feiten aanmerkt. Zij spreekt in haar vraag over ‘experts’ die stellen dat dit soort rechtszaken (de rechtszaken van CEG tegen [naam 3] ) bedoeld zijn om mensen zoals [naam 3] die kritisch schrijven over de goksector te isoleren en te gronde te richten. Wie die experts zijn wordt door [naam 1] na herhaald vragen niet toegelicht. Uit de diverse vonnissen blijkt dat [naam 3] telkens ongelijk krijgt, zodat van zogenaamde SLAPP (Strategic lawsuit against public participation) volgens CEG geen sprake is. In een van de vonnissen (r.o. 4.11 in het vonnis van 12 december 2021) wordt dit, zo stelt CEG, door de rechter ook zo geoordeeld.

3.6.

Omdat Investico c.s. niet bereid lijken te zijn om te verwijzen naar uitspraken van diverse rechters in verschillende procedures die gevoerd zijn tegen [naam 3] (en met name die van het Gemeenschappelijk Hof van 14 april 2020) die de feiten staven, kan worden aangenomen dat de publicatie niet evenwichtig zal zijn. Indien in de publicatie staat dat de sublicenties die CEG als haar core-business verstrekt aan derden, illegaal zijn, zal dat CEG schade berokkenen. Uit de diverse vonnissen blijkt immers dat dit standpunt feitelijk onjuist is. Aldus CEG.

3.7.

Investico c.s. hebben ter zitting onder meer meegedeeld dat de vonnissen voor haar publicatie niet relevant zijn en dat zij niet willen vertellen of zij zich zullen uitlaten over de vraag of CEG [naam 3] te gronde probeert te richten, dan wel of zij zal bespreken of sublicenties al dan niet illegaal zijn. Om die reden gaat CEG er ‘voor 99% zeker’ vanuit dat Investico c.s. in de publicatie deze beschuldigingen als feiten zullen presenteren.

3.8.

Duidelijk is geworden dat tussen CEG en [naam 3] veelvuldig geprocedeerd wordt en dat [naam 3] meermaals rechtszaken verloren heeft, waarbij diverse rechters in kort geding (vonnissen van 6 april 2021 en 1 december 2021) hebben overwogen dat de stelling dat CEG illegaal handelt door sublicentiëring feitelijk onjuist en daardoor misleidend is. In deze procedure is [naam 3] echter geen partij en onduidelijk is, of en op welke manier aandacht wordt besteed aan de stellingen van [naam 3] dat sublicentiëring illegaal is en dat er een SLAPP tegen haar gaande is.

Investico c.s. stellen immers dat de publicatie van [naam 1] gaat over de online-gokmarkt op Curaçao en dat [naam 1] 30 partijen heeft geïnterviewd en meer dan 100 documenten heeft onderzocht en dus een breed onderzoek betreft.

3.9.

Gegeven de aard van het onderzoek en het brede kader is op voorhand en zonder de publicatie te kennen niet vast te stellen of de publicatie (op onderdelen) mogelijk onrechtmatig jegens CEG zal zijn. Uit het (onherroepelijke) vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van 14 april 2020, (r.o. 4.14 en 4.15) is wel op te maken dat van ‘onbevoegde overdracht als bedoeld in artikel 3 lid 1 Landsverordening buitengaatse hazardspelen’ geen sprake is. De rechten zijn immers bij het in licentie geven niet overgedragen maar in gebruik gegeven. Het Gerecht heeft in het vonnis van 16 april 2018 de verklaring voor recht dat van onbevoegde overdracht sprake is dan ook geweigerd en dat vonnis blijft in stand. Niet onaannemelijk is dat hieruit volgt, zoals ook door kort geding rechters meermaals overwogen sublicentiëring niet illegaal is. Op dit moment is echter niet bekend of en welke informatie Investico c.s. uit hun onderzoek hebben (anders dan de visie van [naam 3] ) die mogelijk tot een andere opvatting leidt. Een verbod vooraf – of een gebod tot onthouding –

past dan ook niet. Daarmee is er ook geen grond voor toewijzing van de vordering onder b. Indien de publicatie beschikbaar is en onrechtmatigheden bevat, kan dat mogelijk tot een gebod tot rectificatie leiden. Dat dit voor CEG te laat is en er dan sprake is van onherstelbare schade is onvoldoende gebleken.

3.10.

Het voorgaande leidt ertoe dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd, met veroordeling van CEG, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.

4 De beslissing

De voorzieningenrechter

4.1.

weigert de gevraagde voorzieningen,

4.2.

veroordeelt CEG in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Investico c.s. begroot op:

– € 676,- € 676,- aan griffierecht en

– € 676,- € 1.016,- aan salaris advocaat,

4.3.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.1

1 type: MB coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.