RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/130587-22
Datum uitspraak: 6 september 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI]
7 De strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de officier van justitie
In Polen is bij verdachte een bipolaire stoornis vastgesteld maar bij het voorgeleidingsconsult van verdachte door de psychiater is niet een toestand bij verdachte vastgesteld op grond waarvan verdachte geen enkel inzicht in zijn handelen kon hebben gehad. Er is voor verdachte geen persoonlijkheidsonderzoek aangevraagd omdat verdachte heeft aangegeven niet in Nederland te willen blijven.
Op de camerabeelden is waarneembaar dat verdachte vreemd gedrag vertoonde maar uit het dossier blijkt dat verdachte overmatig alcohol gebruikte en dat hij positief op cannabis heeft getest vlak na het begaan van de feiten. Gelet hierop is sprake van culpa in causa met betrekking tot het door verdachte vertoonde vreemde gedrag en is verdachte strafbaar.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft opgemerkt dat het aanvankelijk wel aangevraagde maar vervolgens door het Openbaar Ministerie geannuleerde psychiatrisch onderzoek node wordt gemist omdat hierdoor wellicht meer inzicht in de mate van toerekeningsvatbaarheid zou kunnen worden verkregen. De raadsman verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 november 20152. In die uitspraak heeft de rechtbank gelet op hetgeen de deskundigen hebben opgemerkt omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte aanleiding gezien om aan verdachte geen onvoorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank overweegt omtrent de strafbaarheid van verdachte als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat bij hem in Polen een bipolaire stoornis is vastgesteld. Hij is sinds twee jaar onder behandeling voor deze stoornis en heeft dekapine en olanzapine voorgeschreven gekregen die hij in Polen heeft ingenomen. Ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen bevond hij zich gedurende een week in Nederland en heeft hij vergeten zijn medicijnen in te nemen omdat hij deze is vergeten uit Polen mee te nemen.
Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij op de dag waarop de ten laste gelegde gedragingen hebben plaatsgevonden een koek heeft gegeten waarin zich waarschijnlijk verdovende middelen bevonden.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van
24 mei 2022 dat verdachte, vlak na zijn aanhouding, op de vraag van de politie of hij drugs heeft gebruikt hierop bevestigend heeft geantwoord. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij per week 4 liter wijn, 1 liter whisky en 10 bier gebruikt.
Op 27 mei 2022 heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij één dag voor de feiten aan het picknicken was in het park en daar alcohol heeft gedronken en de volgende dag wakker werd in het ziekenhuis.
Uit het proces-verbaal van de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen van 24 mei 2022 blijkt dat verdachte abnormaal gedrag vertoonde. Hij had uitpuilende ogen, een verwarde blik en schuim om de mond. Ook was hij aan het grommen. In het plaatsingsadvies en advies inzake pro Justitia onderzoek van 27 mei 2022 van psychiater E. Kuiper staat vermeld dat sprake is van overmatig alcoholgebruik en dat verdachte voorafgaand aan het tenlastegelegde op een feestje in het park veel alcohol had gedronken. Verdachte is in Polen gediagnosticeerd met een bipolaire I stoornis waarvoor hij geen medicatie gebruikt. Tijdens de beoordeling is geen floride manische toestand gezien, maar een onderliggende manische ontregeling kon ook niet worden uitgesloten wegens gebrek aan informatie.
De rechtbank overweegt dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, gelet op alle beschikbare informatie, waarschijnlijk niet zichzelf was. Tijdens het psychiatrisch consult drie dagen later, was er geen sprake van een floride manische toestand. Voor zover verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten onder invloed was van verdovende middelen en mogelijk ten gevolge daarvan in een manisch psychotische toestand verkeerde, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het nalaten van de inname van de voorgeschreven medicijnen en het gebruiken van grote hoeveelheden drank en drugs, zoals hiervoor is omschreven, zichzelf willens en wetens in een toestand heeft gebracht waarbij de bewezen verklaarde feiten konden plaatsvinden. Gesteld noch gebleken is dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inname van de verdovende middelen.
Gelet hierop is er geen reden om verdachte niet volledig toerekeningsvatbaar te achten voor de gepleegde feiten.
Gelet op het voorgaande is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8 Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van
24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft zich de toegang verschaft tot het hotel waar aangever werkte, terwijl hij daar geen gast was. Hoewel het slachtoffer hem rustig verzocht om het hotel te verlaten, is verdachte als zeer ernstig tekeer gegaan tegen het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer tegen de grond gewerkt en is na een worsteling bovenop het slachtoffer gaan zitten, waarna hij meerdere malen een lucht- en een bloedverwurging heeft toegepast op het slachtoffer. Op de camerabeelden is waargenomen dat het slachtoffer meerdere malen werd gewurgd, spartelde met zijn benen, meerdere keren naar adem moest happen en om hulp riep. Ook is waargenomen dat het slachtoffer enige tijd bewegingsloos op de grond lag. Nadat het slachtoffer onder verdachte vandaan wist te komen, heeft verdachte hem opnieuw aangevallen en met verschillende voorwerpen geslagen. Dat het slachtoffer niet ten gevolge van het handelen van verdachte is komen te overlijden is een omstandigheid die geenszins aan verdachte is danken. Daarnaast heeft verdachte een ravage aangericht in de lobby van het hotel. Verdachte heeft meerdere spullen, zoals lampen en een monitor, kapot geslagen. Behalve dat deze agressie tegen spullen extra beangstigend moet zijn geweest voor het slachtoffer, heeft verdachte hiermee ook veel schade aangericht aan het hotel.
Door te handelen zoals hierboven omschreven, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven grote impact hebben op de slachtoffers, hetgeen ook uit de verklaring van het slachtoffer blijkt. Tijdens de geweldpleging vreesde het slachtoffer dat hij het er niet levend vanaf zou brengen. Het slachtoffer verklaart door het geweld van verdachte zijn gevoel van veiligheid en onbevangenheid kwijt te zijn geraakt. Voorts heeft hij vlak na de feiten moeilijk kunnen slapen en heeft hij concentratieproblemen gehad waardoor hij zijn werkzaamheden gedurende bijna drie weken niet heeft kunnen uitvoeren. Aan de beet door verdachte heeft hij een blijvend litteken op zijn arm overgehouden. Bovendien veroorzaken feiten als deze veel maatschappelijke onrust.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2022 en op het ECRIS-Uittreksel van 31 mei 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit als het onderhavige is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd en -wat de feiten 2 en 3 betreft- met de LOVS oriëntatiepunten.
De rechtbank acht verdachte, zoals hiervoor onder rubriek 7 is overwogen, volledig toerekeningsvatbaar ten tijde van het begaan van de feiten en ziet gelet daarop geen reden om zijn gemoedstoestand in strafmatigende zin mee te wegen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur gepast en geboden.
9 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en de schadevergoedingsmaatregel
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ), bijgestaan door advocaat mr. B. Roodveldt, vordert € 3.319,44,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering ten aanzien van alle schadeposten voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte de verschillende schadeposten van de vordering tot schadevergoeding niet betwist, met uitzondering van de materiële schadepost loonderving.
Ten aanzien van deze schadepost heeft de raadsman de rechtbank verzocht deze af te wijzen nu deze onvoldoende is gespecificeerd en niet inzichtelijk is.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële- en immateriële schade is toegebracht. De verzochte schadevergoeding is niet betwist voor wat betreft de volgende materiële schadeposten: een schatting van het eigen risico (€ 100,-), taxikosten van het ziekenhuis naar huis (€ 22,50) en herstel achterkant telefoon (€ 99,-). Ook is de verzochte immateriële schadevergoeding voor het bedrag van
€ 1.750,- niet betwist.
De vordering is betwist voor wat betreft de materiële schadepost van gederfde inkomsten voor het bedrag van € 3.097.94. De rechtbank acht deze post echter toewijsbaar. Het betreft hier een schatting en de rechtbank acht aannemelijk dat [benadeelde partij 1] door de gedragingen van verdachte gedurende 19 dagen niet in staat is geweest om in zijn hotel te werken, daardoor personeel heeft moeten inhuren en zijn management fee, die wel is onderbouwd, is misgelopen.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen tot het totaalbedrag van € 5.069,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde partij 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij de Bedstee Capsules Hotel B.V. en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij vordert € 953,23 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij aan vergoeding van materiële- en immateriële schade toe tot een bedrag van € 5.069,44 (vijfduizend negenzestig euro en vierenveertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat een bedrag van € 5.069,44 (vijfduizend negenzestig euro en vierenveertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
De benadeelde partij de Bedstee Capsules Hotel B.V.
Wijst de vordering van de benadeelde partij aan vergoeding van materiële- en immateriële schade toe tot een bedrag van € 953,23 (negenhonderd drieënvijftig euro en drieëntwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat een bedrag van € 953,23 (negenhonderd drieënvijftig euro en drieëntwintig cent), te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 24 mei 2022, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
19 (negentien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2022.