Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:5748

Rechtbank Amsterdam
03-10-2022
07-10-2022
AMS 21/5362
Bestuursrecht, Bestuursprocesrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moet alsnog beslissen op een verzoek van een vrouw om kwijtschelding van haar studieschuld.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/5362

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.S. Vlieger),

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: drs. E.H.A. van den Berg).

Procesverloop

Met besluiten van 19 november 2016, 31 oktober 2017, 9 november 2018,
11 november 2019 en 11 november 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder de maandbedragen voor de periode 2016 tot en met 2020 vastgesteld die eiseres moet terugbetalen ter aflossing van haar studieschuld.

Met een besluit van 23 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het schrijven van eiseres van 5 juni 2021 als een bezwaarschrift geduid en deze niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2022.

Eiseres is, bijgestaan door haar gemachtigde, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit;

  • -

    draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het herzieningsverzoek van eiseres;

  • -

    draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;

  • -

    veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging

1.1.

Eiseres heeft een openstaande studieschuld. Verweerder heeft met de primaire besluiten het te betalen maandbedrag voor de periode 2016 tot en met 2021 van de studieschuld vastgesteld. In de primaire besluiten staat dat voor de vaststelling van de draagkracht van eiseres over 2016 tot en met 2021 het inkomen van de partner van eiseres niet is betrokken bij de berekening en dat eiseres voor elke maand dat het inkomen van haar partner niet meetelt een maand langer moet terugbetalen.

1.2.

Met het bestreden besluit heeft verweerder het schrijven van eiseres van 5 juni 2021 als bezwaarschrift geduid en niet-ontvankelijk verklaard. Omdat volgens verweerder eiseres pas op 5 juni 2021 bezwaar heeft gemaakt, is er sprake van een overschrijding van de bezwaartermijn. In de primaire besluiten staat aangegeven dat de looptijd van de lening wordt verlengd omdat eiseres ervoor heeft gekozen om haar partner niet te laten meetellen. Volgens verweerder was eiseres daarom ervan op de hoogte dat de looptijd zou worden verlengd en had zij hier destijds bezwaar tegen moeten maken.

Standpunt van eiseres

2.1.

Eiseres stelt dat dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de primaire beslissingen, omdat zij het eens was met de vaststelling van verweerder dat eiseres € 0,- per maand moest terugbetalen voor haar lening. Eiseres heeft vervolgens verzocht om haar studieschuld kwijt te schelden omdat door verweerder foutief is uitgegaan van het feit dat zij een partner had. De aflosfase is volgens eiseres daarom ten onrechte verlengd. De brief van eiseres van 5 juni 2021 is daarom een verzoek tot rectificatie met betrekking tot de looptijd van de aflosfase. Voor een dergelijk verzoek bestaat geen indieningstermijn.

2.2.

Verder stelt eiseres dat verweerder ten onrechte haar draagkracht heeft vastgesteld op basis van het feit dat zij een partner heeft. Vaststaat dat eiseres sinds 2014 alleenstaande is. Ook uit het Basis Register Personen dat haar partner was uitgeschreven vanaf die datum. Dit was ook bekend in het systeem van verweerder. Via de site van verweerder kon eiseres immers de status van haar huishouden niet veranderen. Deze systeemfout heeft eiseres telefonisch besproken met een werknemer van verweerder welke heeft bevestigd dat de primaire besluiten zijn gebaseerd op een fout.

2.3.

Naast dat verweerder inmiddels heeft erkend en vaststaat dat in 2015, 2016 en vanaf juli 2021 de berichtgeving onduidelijk was, zodat de looptijd van de aflosfase met 24 maanden is gecorrigeerd, zegt eiseres wat betreft de jaren 2017, 2018, 2019, 2020 en de eerste helft van 2021 dat zij in brieven van verweerder ook als alleenstaande ouder wordt aangemerkt. Dit is tegenstrijdig en heeft tevens de brief onduidelijk gemaakt voor eiseres. Gelet hierop moet de looptijd van de aflosfase nog meer gecorrigeerd worden.

Het oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres sinds 2014 alleenstaande is. In deze procedure gaat het om de vraag of verweerder het schrijven van eiseres van 5 juni 2021 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij bezwaar heeft gemaakt na het verstrijken van de bezwaartermijn.

4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte de brief van eiseres van
5 juni 2021 heeft aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de primaire besluiten. Verweerder had dit schrijven moeten aanmerken als een verzoek om herziening. In haar eerste brief van
5 juni 2021 vraagt eiseres om kwijtschelding van haar studieschuld. Vervolgens heeft verweerder op 16 augustus 2021 gevraagd om nadere toelichting inzake deze brief. Daarop heeft eiseres geantwoord met de brief van 1 september 2021 en geschreven: “Ik ben het eens met de maatregel die in bovengenoemde periode is genomen (…). Wat ik vraag is herziening van onjuiste aannames en elkaar tegensprekende berichtgevingen gemaakt in deze periodes.” Om die reden had verweerder het schrijven van eiseres van 5 juni 2021 moeten aanmerken als een herzieningsverzoek. Gelet hierop moet het bestreden besluit worden vernietigd en moet verweerder alsnog op de aanvraag een primair besluit nemen. Verweerder moet daarbij rekening houden dat het een herzieningsverzoek is in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en daarbij kijken of er nieuwe omstandigheden zijn, maar ook of het besluit niet evident onredelijk is.1 Verweerder moet hierbij niet alleen rekening houden met het verzoek zelf, maar ook de gronden van het beroep in deze procedure waarin wordt aangegeven waarom volgens eiseres herziening geboden is.

Conclusie

5. Verweerder heeft ten onrechte eiseres brief aangemerkt als bezwaarschrift en vervolgens het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De brief van eiseres van 5 juni 2021 betrof een herzieningsverzoek, niet een bezwaarschrift.

6. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt.

7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.G.J. van der Holst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 oktober 2022.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

1 Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.