Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:5868

Rechtbank Amsterdam
19-10-2022
21-10-2022
AWB 22/1026
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Een medische beoordeling voor een WIA-uitkering door een UWV-medewerker was onzorgvuldig.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 22/1026

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L.N. Hermans),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

(gemachtigde: A.J.J.M. van Eijk).

Procesverloop

Met een besluit van 26 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een WIA1-uitkering per 6 januari 2021 afgewezen.

Met een besluit van 17 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld op een zitting van 21 juni 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om nadere vragen te stellen aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Verweerder heeft op 15 september 2022 schriftelijk gereageerd. Eiseres heeft hierop gereageerd met een brief van 23 september 2022. In de schorsingsbeslissing is afgesproken dat de zaak zonder nadere zitting wordt voortgezet.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging

1. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als gastvrouw in een eetcafé voor gemiddeld 38 uur per week. Op 9 januari 2019 heeft zij zich ziek gemeld wegens psychische klachten. Het dienstverband is geëindigd op 1 april 2019. Bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling werd eiseres in staat geacht tenminste 65% van haar maatgevende loon te kunnen verdienen, waarna haar Ziektewetuitkering werd beëindigd. Eiseres heeft met succes bezwaar ingesteld tegen deze beslissing en heeft voor de maximale duur van 104 weken (de zogenoemde wachttijd) een Ziektewetuitkering ontvangen.

2. Nu de wachttijd is volgemaakt heeft in bezwaar alsnog een WIA-beoordeling per einde wachttijd plaatsgevonden. Op basis van een nieuwe functieduiding van
14 oktober 2021 werd eiseres voor 9,59% arbeidsongeschikt geacht, waardoor zij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Aangezien deze beoordeling op een nieuwe functieduiding is gebaseerd, heeft eiseres nieuwe gronden aangevoerd.

3. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 december 2021 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 december 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding voor aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn alle door de arbeidsdeskundige op

14 oktober 2021 geselecteerde functies nog steeds als passend te beschouwen. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt niet.

Standpunt eiseres

4. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig is. Eiseres heeft machtigingen afgegeven aan verweerder voor het opvragen van medische informatie bij haar behandelaren. Verweerder heeft deze medische informatie echter niet opgevraagd. Eiseres overlegt evaluaties van haar behandelingen, die een goed beeld geven van haar psychische beperkingen en stoornissen. Zo wordt in de eindevaluatie nog steeds een significant hoge lijdensdruk en een hoog klachtenniveau gerapporteerd. Deze beperkingen zijn door verweerder onvoldoende onderzocht en gewogen. Eiseres voert verder aan dat de geduide

functies niet passend zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ten onrechte geoordeeld dat eiseres niet beperkt wordt geacht voor accuratesse en verantwoordelijkheidsbesef. Juist de stoornis die daaruit voortkomt is de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid bij eiseres en haar minimale psychische belastbaarheid.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 6 januari 2021 (de datum in geding) juist heeft vastgesteld. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.

6. Uitgangspunt is dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.

7. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten het onderzoek ter zitting te schorsen om nadere vragen te stellen aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Aan deze schorsing ligt het volgende ten grondslag.

Medische grondslag

8.1.

Met betrekking tot de medische aspecten heeft de rechtbank in de schorsingsbeslissing aangegeven het noodzakelijk te vinden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alsnog gebruik maakt van de machtigingen van eiseres en medische informatie opvraagt bij de behandelaren van eiseres. De rechtbank heeft aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep de vraag gesteld om op basis van deze informatie nogmaals te beoordelen of aanleiding bestaat om de FML aan te passen naar een eventuele urenbeperking vanwege energetisch verlies.

8.2.

De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zelf informatie heeft opgevraagd bij de behandelend sector. Naar aanleiding van de schorsingsbeslissing is wel gecorrespondeerd tussen de gemachtigden van partijen en heeft verweerder van eiseres een aantal stukken ontvangen, namelijk de eindrapportage van het interdisciplinaire behandeltraject PHI Zuid-Limburg van 27 december 2021 en de rapportages van psychologe M. Meys over de behandeling in de periode oktober tot en met december 2021.

8.3.

Verweerder heeft deze stukken niet voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat de gegevens niet zien op de datum in geding. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee niet heeft voldaan aan het verzoek van de rechtbank, zoals neergelegd in de schorsingsbeslissing. Het standpunt van verweerder dat de ingebrachte stukken niet van belang zijn omdat ze niet zien op de datum in geding is te kort door de bocht. Het gaat hier immers niet om behandelrapportages die zien op beperkingen die pas zijn ontstaan na de datum in geding, maar om behandelrapportages die samenhangen met beperkingen die erkend aanwezig waren op de datum in geding. Er zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep namelijk beperkingen aangenomen op het psychische vlak. Rapportages die zien op de behandeling na datum in geding, die verband houden met de beperkingen op datum in geding, kunnen wel degelijk iets zeggen over de datum in geding. Of dat wel of niet het geval is, is ter beoordeling aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep, en niet aan de gemachtigde van verweerder.

Arbeidskundige grondslag

9.1.

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van
20 september 2021 onder andere de primair geduide functie assembleerder (SBC-code 265510) laten vervallen omdat geen sprake is van een afgebakende, maar open werkplek met zicht op elkaar. Vanwege de vele prikkels is deze functie in overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet geschikt bevonden. Hetzelfde geldt voor de functie monteur printplaten (SBC-code 267051). De functie samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) is daarentegen wel geschikt geacht. In de toelichting geeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onder meer het volgende aan:

‘Er is geen officiële scheiding, maar de opgestapelde lichte dozen en pallets maken dat je niet de indruk hebt met veel mensen te werken en veel mensen te moeten zien, terwijl het wel een grote hal is.’

In de schorsingsbeslissing is door de rechtbank aangegeven dat deze toelichting onvoldoende overtuigend is om aan te nemen dat deze functie qua prikkels geschikt is. Lichte dozen en pallets zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gelijk te stellen met een officiële afscheiding, waardoor gewerkt kan worden op een eigen werkplek zonder al te veel prikkels van andere werknemers in dezelfde werkruimte. Verweerder is met de schorsingsbeslissing in de gelegenheid gesteld de geschiktheid voor deze functie beter te onderbouwen.

9.2.

In de rapportage van 17 augustus 2022 geeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nadere onderbouwing waarom de functie samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) onverminderd geschikt is voor eiseres. Uit de toelichtingen van de arbeidsdeskundig analisten zou blijken dat sprake is van een andere werkplek dan in de functies met SBC-codes 265110 en 267051. Uit deze toelichting zou onder meer volgen dat sprake is van een rustige werkomgeving waar nauwelijks wordt gepraat, waardoor het in de beleving van de arbeidsdeskundig analist een relatief rustige werkplek is. De arbeidskundig analist merkt daarbij op dat gewerkt kan worden met een koptelefoon, om geluiden weg te filteren, omdat het werk met minimale mondelinge communicatie naar tevredenheid kan worden verricht.

9.3.

De rechtbank vindt ook deze aanvullende onderbouwing onvoldoende overtuigend. De rechtbank overweegt hiertoe dat bij de verworpen functies ook zou kunnen worden gewerkt met een koptelefoon. Dat de mogelijkheid tot het dragen van een koptelefoon bij die functies niet is overwogen is in de ogen van de rechtbank terecht. Hierbij past het verweerder niet om bij deze functie wel de mogelijkheid van een koptelefoon aan te voeren als reden waarom deze functie toch geschikt is. Daarnaast volgt uit de nadere onderbouwing dat de rustige werkplek vooral een subjectieve (‘in de beleving van’) beleving is van de arbeidsdeskundig analist op basis van een momentopname. Zelfs als het op dat moment relatief rustig was, dan nog zegt dat niet veel over andere momenten. De rechtbank ziet ook na de nadere onderbouwing weinig tot geen verschil tussen de functies met de SBC-codes 265110, 267051 en 271130. Het gaat bij alle drie de functies om productiematig werk in een grote werkruimte met dezelfde prikkels, die voor eiseres niet geschikt zijn. De rechtbank had in de schorsingsbeslissing al geoordeeld dat opgestapelde dozen en pallets niet gelijk zijn te stellen met een officiële werkplekscheiding. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier op terug te komen.

9.4.

In de schorsingsbeslissing heeft de rechtbank verder aangegeven te twijfelen aan de passendheid van de functie archiefmedewerker (SBC-code 315132). In zijn nadere onderbouwing heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangevoerd dat het werken met een hoge mate van accuratesse en verantwoordelijkheidsbesef niet per definitie betekent dat sprake is van intensieve concentratie of hoge mate van alertheid, omdat de invulling van de functie voor een beperkt deel aan de functionaris wordt overgelaten. De werkzaamheden liggen daardoor in belangrijke mate vast. De rechtbank volgt deze redenering niet. Ook bij gestructureerd en weinig afwisselend werk kan sprake zijn van werkzaamheden waarbij intensieve concentratie of hoge mate van alertheid aan de orde zijn. De in de functiebeschrijving gehanteerde bewoording: ‘hoge mate van accuratesse en verantwoordelijkheidsbesef”, spreekt voor zich. De nuancering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is niet in overeenstemming met deze duidelijke beschrijving. Gezien de door de verzekeringsarts genoemde beperkingen op het psychische vlak is deze functie niet geschikt voor eiseres.

Conclusie

10. Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Verweerder zal daarom een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.

11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.415,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit;

  • -

    draagt verweerder op binnen acht weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

  • -

    draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,00 aan eiseres te vergoeden;

  • -

    veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van

€ 3.415,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van

mr. I.G.A. Karregat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

19 oktober 2022.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

1 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.