Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:611

Rechtbank Amsterdam
16-02-2022
18-02-2022
C/13/706394 / HA ZA 21-771
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Een advocaat moet zijn voormalige cliënt 10.000 euro schadevergoeding betalen omdat hij beroepsfouten heeft gemaakt.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer / rolnummer: C/13/706394 / HA ZA 21-771

Vonnis van 16 februari 2022

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. M.R. Dill te Dordrecht,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. P.J. de Jong Schouwenburg te Amsterdam.

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 12 augustus 2021, met 36 producties,

  • -

    de conclusie van antwoord met 5 producties,

  • -

    het tussenvonnis van 15 december 2021 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,

  • -

    het proces-verbaal van de op 4 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling,

  • -

    de op 5 januari 2022 ingekomen productie 37 van [eiser] ,

  • -

    het op 25 januari 2022 ingekomen bericht van [gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] was eigenaar van een woning aan het [adres woning] (hierna: de woning).

2.2.

In de periode van 19 januari 2012 tot en met 12 mei 2013 ontving [eiser] een bijstandsuitkering van de gemeente Almere. In deze periode heeft [eiser] de woning onderverhuurd.

2.3.

Bij besluit van 4 juni 2013 heeft de gemeente Almere de bijstandsuitkering per 12 mei 2013 beëindigd, omdat [eiser] zich niet aan zijn inlichtingenplicht had gehouden door geen melding te maken van een op 12 mei 2013 in de woning aangetroffen hennepkwekerij. De onderhuurders van [eiser] hadden deze hennepkwekerij in de woning geplaatst. De hennepkwekerij is vervolgens uit de woning verwijderd.

2.4.

[eiser] heeft op 25 juli 2013 opnieuw een bijstandsuitkering bij de gemeente Almere aangevraagd.

2.5.

Op 31 juli 2013 heeft [eiser] tot [gedaagde] gewend voor rechtskundige bijstand.

2.6.

De gemeente Almere bij besluit van 5 november 2013 de aanvraag van [eiser] tot bijstandsuitkering van 25 juli 2013 afgewezen. Het besluit bepaalt, voor zover hier relevant, het volgende:

“Wij hebben besloten uw aanvraag af te wijzen.

De reden is dat u ons onvoldoende informatie heeft verstrekt om het recht vast te kunnen stellen (…). Wij hebben u op 6 augustus 2013 verzocht ons informatie te verstreken. Dit betrof:

dagafschriften van al uw betaal- en spaarrekeningen.

Deze informatie hebben wij niet van u ontvangen.”

2.7.

Op 11 november 2013 heeft [eiser] wederom een bijstandsuitkering bij de gemeente Almere aangevraagd. De gemeente Almere heeft deze aanvraag bij besluit van 3 december 2013 afgewezen. Het besluit bepaalt, voor zover hier relevant, het volgende:

“Wij hebben besloten uw aanvraag af te wijzen, omdat u niet heeft voldaan aan de inlichtingenplicht voor wat betreft uw woonsituatie. Op grond van bestaande jurisprudentie kan vastgesteld worden dat de woning aan de [adres woning] onbewoonbaar is nu de woning geheel is afgesloten van gas, water en licht.”

2.8.

[gedaagde] heeft op 17 december 2013 namens [eiser] een bezwaarschrift ingediend bij de gemeente Almere tegen het besluit van 5 november 2013. Op 17 januari 2014 heeft [gedaagde] namens [eiser] een bezwaarschrift ingediend bij de gemeente Almere tegen het besluit van 3 december 2013.

2.9.

In de periode van 22 februari 2014 tot en met 5 mei 2014 heeft [eiser] in meerdere e-mails aan [gedaagde] zijn ongenoegen geuit over diens optreden als advocaat.

2.10.

Tijdens een hoorzitting van 11 maart 2014 heeft de gemeente Almere de bezwaarschriften gezamenlijk behandeld.

2.11.

[eiser] heeft op 23 juli 2014 een klacht over het optreden van [gedaagde] als advocaat ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement MiddenNederland (hierna: de deken).

2.12.

Halverwege 2014 heeft [eiser] zich tot mr. G.P. de Vries gewend.

2.13.

Bij brief van 10 september 2014 is de veiling van de woning aan [eiser] aangezegd indien hij niet tijdig de achterstand op de hypothecaire lening bij [naam bank] zou betalen.

2.14.

De gemeente Almere heeft bij besluit van 14 oktober 2014 de bezwaren van 17 december 2013 en 17 januari 2014 ongegrond verklaard. Mr. De Vries heeft hiertegen – namens [eiser] – beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland.

2.15.

Op 26 november 2014 is de woning geveild.

2.16.

In haar uitspraak van 29 april 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep van [eiser] gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank Midden-Nederland het besluit van 14 oktober 2014 vernietigd voor zover het betrekking heeft op het bezwaar tegen het besluit van 3 december 2013 en [eiser] alsnog niet-ontvankelijk verklaard in dit bezwaar. Hiertegen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

2.17.

Bij brief van 18 mei 2015 heeft de deken de klacht van [eiser] over [gedaagde] ter kennis van de Raad van Discipline gebracht. In zijn beslissing van 9 november 2015 heeft de Raad van Discipline de klacht van [eiser] gegrond verklaard en aan [gedaagde] een berisping opgelegd.

2.18.

Op 10 februari 2017 heeft bij de Centrale Raad van Beroep een zitting plaatsgevonden in het hoger beroep tussen [eiser] en de gemeente Almere. Tijdens die zitting hebben [eiser] en de gemeente Almere een schikking getroffen waarbij de gemeente Almere [eiser] over de periode vanaf 25 juli 2013 tot en met 14 maart 2014 bijstand verleent.

2.19.

In de periode van 16 december 2015 tot en met 25 februari 2020 heeft [eiser] [gedaagde] in meerdere brieven aansprakelijk gesteld. In zijn reacties daarop van 4 januari 2016 en 23 juni 2020 heeft [gedaagde] steeds zijn aansprakelijkheid betwist.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

  • -

    een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is jegens [eiser] voor de door hem geleden en te lijden schade,

  • -

    veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 322.315,95, te vermeerderen met rente en kosten,

  • -

    veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten (en de nakosten).

3.2.

[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

Klachtplicht?

4.1.

In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] als advocaat aansprakelijk is in verband met de wijze waarop hij [eiser] heeft bijgestaan in de bezwaarprocedures bij de gemeente Almere. Aan een beoordeling en beantwoording van deze vraag komt de rechtbank niet toe, indien het beroep dat [gedaagde] op artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft gedaan, slaagt.

4.2.

Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie van de schuldenaar geen beroep meer kan doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd.

4.3.

In dit geval heeft [eiser] voldaan aan deze klachtplicht. Hij heeft immers vanaf de e-mail van 22 februari 2014 geklaagd over het optreden van [gedaagde] als zijn advocaat. Op dat moment stond [gedaagde] [eiser] nog bij als advocaat in de bezwaarprocedures bij de gemeente Almere. De hoorzitting van 11 maart 2014 waarbij de door [gedaagde] opgestelde bezwaren tegen de besluiten van de gemeente Almere zouden worden behandeld, moest toen nog plaatsvinden. Daarnaast heeft [eiser] in de periode van 16 december 2015 tot en met 25 februari 2020 [gedaagde] in meerdere brieven aansprakelijk gesteld. Bovendien heeft er een tuchtprocedure tussen [eiser] en [gedaagde] gelopen naar aanleiding van een klacht over [gedaagde] die [eiser] bij de deken had ingediend. De uitkomst van die procedure was dat de Raad van Discipline de klacht gegrond heeft verklaard en [gedaagde] heeft berispt. Gelet op dit alles en de te veronderstellen deskundigheid als advocaat, moet [gedaagde] redelijkerwijs ervan op de hoogte zijn geweest dat [eiser] meende dat hij tekort was geschoten in de wijze waarop hij hem als advocaat heeft bijgestaan in de bezwaarprocedures bij de gemeente Almere. Het beroep van [gedaagde] op artikel 6:89 BW wordt dan ook verworpen.

Beroepsfouten?

4.4.

[eiser] betoogt dat [gedaagde] als advocaat beroepsfouten heeft gemaakt in de wijze waarop hij hem heeft bijgestaan in de bezwaarprocedures bij de gemeente Almere. Volgens [eiser] is [gedaagde] daarmee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten opdrachtovereenkomst althans heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens hem gehandeld, zodat hij gehouden is de door [eiser] geleden schade te vergoeden. Daarover wordt het volgende overwogen.

4.5.

De vraag of sprake is van een beroepsfout van een advocaat moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden beoordeeld aan de hand van het criterium of de advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Deze zorgvuldigheidsplicht brengt met zich mee dat een advocaat bij de wijze waarop hij een procedure voert, zijn cliënt niet onnodig blootstelt aan voorzienbare en vermijdbare risico’s.

4.6.

Vooropgesteld wordt dat [eiser] [gedaagde] hoofdzakelijk had ingeschakeld om namens hem bezwaar te maken bij de gemeente Almere tegen de besluiten van 5 november 2013 en 3 december 2013, waarbij zijn aanvragen tot bijstandsuitkering waren afgewezen. Dat [gedaagde] dit niet goed heeft opgepakt, is duidelijk. Ten eerste heeft [gedaagde] te laat bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 december 2013, omdat op 17 januari 2014 de bezwaartermijn van zes weken reeds was verstreken. Verder heeft [eiser] de bezwaarschriften overgelegd die [gedaagde] op 17 december 2013 en 17 januari 2014 bij de gemeente Almere heeft ingediend. Daaruit blijkt dat [gedaagde] in het geheel niet is ingegaan op de door de gemeente Almere in haar besluiten aangevoerde afwijzingsgronden.

4.7.

Daarnaast heeft [eiser] toegelicht dat [gedaagde] 35 minuten te laat op de hoorzitting van 11 maart 2014 is verschenen en dat hij de bezwaren tegen de besluiten van de gemeente Almere tijdens die hoorzitting niet goed uit de verf liet komen. Daartegenover legt de enkele stelling van [gedaagde] dat hij tijdens de hoorzitting dezelfde bezwaargronden heeft aangevoerd als de advocaat die [eiser] later heeft ingeschakeld (mr. De Vries) en dat hij de bezwaargronden daarom wel degelijk duidelijk over het voetlicht heeft gebracht, onvoldoende gewicht in de schaal.

4.8.

Verder heeft [eiser] onbestreden aangevoerd dat [gedaagde] niet de stukken bij de gemeente Almere heeft overgelegd die hij bij hem had aangeleverd. Daarbij heeft [eiser] toegelicht dat hij onder meer foto’s aan [gedaagde] had overhandigd van de stroomkabel en het aggregaat waarmee zijn woning van stroom werd voorzien. Gelet op de in 2.7 geschetste afwijzingsgronden die de gemeente Almere in haar besluit van 3 december 2013 heeft aangevoerd, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om deze stukken wel aan de gemeente Almere over te leggen.

4.9.

Ook heeft [gedaagde] niet de moeite genomen om bij de gemeente Almere te informeren wanneer een besluit op de bezwaren te verwachten viel. Gelet op de tijd die tussen de hoorzitting over de bezwaren van 11 maart 2014 en het uiteindelijke besluit daarop van 14 oktober 2014 zat, heeft de gemeente Almere de wettelijke beslistermijn van zes weken ruimschoots overschreden. Logischerwijs had [gedaagde] daar na het verstrijken van die beslistermijn voortvarend contact over opgenomen met de gemeente Almere, om zo enige bij [eiser] levende onzekerheid te kunnen wegnemen. Dit heeft [gedaagde] echter niet gedaan.

4.10.

Bovendien heeft [eiser] tijdens de zitting een geluidsopname afgespeeld waaruit blijkt dat [gedaagde] tijdens één van hun telefoongesprekken flink tegen hem tekeer is gegaan. Het standpunt van [gedaagde] dat hij getergd was door het verloop van het bezwaartraject met [eiser] en dat hij tijdens dit telefoongesprek zijn frustraties daarover heeft geuit – wat daar ook van zij – neemt niet weg dat hij in dit telefoongesprek als advocaat zeer onfatsoenlijk met zijn toenmalige cliënt [eiser] is omgegaan.

4.11.

[eiser] verwijt [gedaagde] ook nog dat hij niet goed met de gemeente Almere heeft gecommuniceerd over de reden dat hij niet alle op 6 augustus 2013 gevraagde rekeningafschriften kon aanleveren (zie hiervoor 2.6). [eiser] heeft toegelicht dat hij een rekening had bij ABN AMRO, maar dat die rekening al langere tijd voor zijn bijstandsaanvraag van 25 juni 2013 was beëindigd, zodat het niet meer mogelijk was daarvan afschriften over te leggen. Daarnaast heeft [eiser] aangevoerd dat hij zelf contact heeft opgenomen met ABN AMRO om deze rekeningafschriften alsnog te bemachtigen, maar dat een medewerker van de ABN AMRO hem toen heeft verteld dat alleen zijn advocaat die rekeningafschriften kon opvragen als dat voor een procedure nodig was. Verder bepleit [eiser] dat hij deze gang van zaken met [gedaagde] heeft gedeeld en hem ook het telefoonnummer van de medewerker van de ABN AMRO heeft gegeven. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] daar niets mee gedaan. Dit verwijt gaat niet op. Vaststaat dat [eiser] op 26 november 2013 de door hem ontvangen stukken van de ABN AMRO aan de gemeente Almere heeft verzonden en dat op de hoorzitting door de gemeente Almere desgevraagd niet is gemeld dat die stukken onvolledig zouden zijn. [gedaagde] kan dan ook gevolgd worden in zijn stelling dat hij en [eiser] tijdens de hoorzitting op 11 maart 2014 veronderstelden dat hij de gemeente Almere voldoende informatie had ontvangen. Onder die omstandigheden kon dan ook niet van [gedaagde] verwacht worden dat hij proactief met zowel ABN AMRO als de gemeente Almere communiceren over de (on)mogelijkheden om de afschriften van de beëindigde bankrekening aan te kunnen leveren.

4.12.

Uit het dossier blijkt tenslotte dat [gedaagde] [eiser] enkel heeft geadviseerd om thuis te blijven, omdat het gebruikelijk is dat gemeenten in het kader van de beoordeling van aanvragen tot bijstandsuitkering onverwachte huisbezoeken afleggen om vast te stellen of de aanvrager daadwerkelijk op het door hem opgegeven adres woont.

4.13.

Al met al is de conclusie uit het voorgaande dat [gedaagde] als advocaat niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit betekent dat [gedaagde] beroepsfouten heeft gemaakt.

Causaal verband?

4.14.

Het enkele feit dat [gedaagde] beroepsfouten heeft gemaakt, betekent op zichzelf nog niet dat [eiser] alle door hem gestelde schadeposten in de schoenen van zijn voormalig advocaat kan schuiven. Voor het ontstaan van een schadevergoedingsplicht is namelijk vereist dat er schade is ontstaan als gevolg van die beroepsfouten. In het licht daarvan beoordeelt de rechtbank de door [eiser] gestelde schadeposten als volgt.

Verlies eigen woning

4.15.

De grootste schadepost waarvan [eiser] vergoeding vordert is het verlies van zijn eigen woning. [eiser] verwijt [gedaagde] dat hij door hem een jaar zonder inkomen kwam te zitten, dat hij daardoor zijn hypotheeklasten niet meer kon dragen en zijn woning uiteindelijk is geveild. Daarnaast betoogt [eiser] dat hij door het verlies van zijn woning niet heeft kunnen profiteren van het feit dat zijn woning op dit moment sterk in waarde is gestegen. Volgens [eiser] dient [gedaagde] de schade die hij door het verlies van zijn eigen woning heeft geleden te vergoeden. Daarin wordt [eiser] niet gevolgd.

4.16.

Uit de door [eiser] zelf overgelegde stukken blijkt dat hij al diep in de schulden zat voordat [gedaagde] op 31 juli 2013 in beeld kwam (productie 23, bijlagen 5 tot en met 12 bij de dagvaarding). Uit deze stukken blijkt onder meer dat hij al sinds 2005 een tweetal schulden had bij Telfort, die blijkens verstekvonnissen in 2011 € 2.596,99 respectievelijk € 1.972,75 bedroegen. De facturen van Vesting Finance die [eiser] heeft overgelegd, zien op schulden die bij KPN zijn ontstaan tussen 9 oktober 2012 en 3 januari 2014 en komen gezamenlijk neer op € 591,32. Daarnaast blijkt uit de door [eiser] overgelegde stukken dat hij in ieder geval vanaf 10 juli 2013 een schuld had bij Liander van € 4.679,25 wegens bij hem geconstateerde energiefraude. Ook blijkt uit het bij de dagvaarding gevoegde dwangbevel van 23 januari 2015 dat in de periode van maart 2011 tot en met oktober 2014 een schuld van in totaal € 6.224,14 bij het Zorginstituut Nederland is ontstaan, wegens onbetaald gelaten premies. Daarnaast volgt uit de e-mails van 6 oktober 2017 van incassobureau Janssen & Janssen dat zij heeft geprobeerd om restantschulden van [eiser] te incasseren die al vóór 2013 bij ABN AMRO liepen. [eiser] heeft immers zelf toegelicht dat zijn rekening bij ABN AMRO al lang voordat hij met [gedaagde] in contact kwam was beëindigd (zie hiervoor 4.11). Daarbij wordt opgemerkt dat de rechtbank niet kan vaststellen uit welke periode de schuld van [eiser] bij Hoist van € 19.605,91 precies stamt, maar dat gelet op de hoogte van de daarover op 3 december 2018 verschenen rente van € 13.429,41 wordt aangenomen dat ook deze schuld al geruime tijd openstond (productie 23, bijlage 9 bij de dagvaarding).

4.17.

Naast het feit dat [eiser] al schulden had op het moment dat hij [gedaagde] inschakelde is van belang dat [eiser] tijdens de zitting heeft verklaard dat de maandelijkse hypotheeklasten voor de woning € 639,00 per maand bedroegen. Wanneer voornoemde schulden en hypotheeklasten worden afgezet tegen de hoogte van een bijstandsuitkering, is het uitgesloten dat [eiser] financieel het hoofd boven water hield voordat hij [gedaagde] als zijn advocaat inschakelde. Daarnaast moet niet uit het oog worden verloren dat de bijstandstuitkering van [eiser] werd stopgezet, omdat een hennepkwekerij in zijn woning werd aangetroffen. Dat de veiling van de woning een gevolg is van het handelen van [gedaagde] is dan ook niet komen vast te staan

4.18.

Voorts weegt mee dat hoewel het bezwaartraject met [gedaagde] halverwege 2014 nog liep, [eiser] toen al een nieuwe advocaat had ingeschakeld, namelijk mr. De Vries. Daarbij is van belang dat reeds op 10 september 2014 de veiling van de woning aan [eiser] werd aangezegd. De veiling van de woning heeft uiteindelijk op 26 november 2014 plaatsgevonden. In de periode tussen de aanzegging en de veiling van de woning had [eiser] – bijgestaan door mr. De Vries – de gelegenheid om tegen die veiling in actie te komen. Hij had bijvoorbeeld een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter kunnen vragen om de veiling van de woning uit te stellen. Verder had hij kunnen corresponderen met de kredietverstrekker om de veiling te voorkomen of uit te stellen. Ook had hij zelf de onderhandse verkoop van de woning kunnen initiëren. Dat [eiser] dit allemaal niet heeft gedaan, kan hij nu niet [gedaagde] tegenwerpen.

4.19.

Dat de waarde van de woning inmiddels sterk is gestegen vanaf het moment dat [eiser] de woning had gekocht, wat daar ook van zij, is evenmin aan te merken als schade. [eiser] had dit waardeverschil namelijk alleen kunnen verzilveren als hij de woning op dit moment daadwerkelijk zou verkopen. Daarbij moet worden bedacht dat als [eiser] van dat waardeverschil een andere woning had willen kopen, geldt dat de prijs daarvan op dit moment ook is gestegen. Zonder verdere toelichting van [eiser] hierover valt niet in te zien op welke manier hij van een eventuele waardestijging had kunnen profiteren. Evenmin valt in te zien hoe deze door [eiser] gestelde schade in verband staat tot het optreden van [gedaagde] als zijn advocaat.

4.20.

Dit alles betekent dat de door [eiser] gestelde schadepost voor het verlies van zijn eigen woning wordt afgewezen.

Gederfd woongenot

4.21.

Het betoog van [eiser] dat hij schade heeft geleden als gevolg van de beroepsfouten van [gedaagde] in de vorm van gederfd woongenot wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft namelijk onbestreden aangevoerd dat het gas, water en licht van de woning werden afgesloten, omdat daarin de hennepkwekerij was ontdekt. Dit staat niet in verband tot het optreden van [gedaagde] als de advocaat van [eiser] . Ook het feit dat [eiser] zich momenteel onprettig voelt in zijn nieuwe huurwoning kan niet worden aangemerkt als schade die is veroorzaakt door de beroepsfouten van [gedaagde] . [gedaagde] is dan ook niet gehouden deze door [eiser] gestelde schade te vergoeden.

Psychische schade

4.22.

Ook het standpunt van [eiser] dat [gedaagde] aan hem een vergoeding moet betalen, omdat hij door hem psychische schade heeft geleden, wordt niet gevolgd. Zoals hiervoor 4.16 tot en met 4.18 is overwogen, is het verlies van de woning van [eiser] niet aan [gedaagde] te wijten. Dat [eiser] ernstige depressieve gevoelens heeft ontwikkeld, omdat hij in een woning zonder gas, water en licht heeft gewoond en zich onprettig voelt in zijn huidige huurwoning is – zoals hiervoor in 4.21 vastgesteld – niet het gevolg van de beroepsfouten van [gedaagde] , maar veeleer een gevolg van dat [eiser] zijn woning heeft onderverhuurd, hij dat niet aan de gemeente heeft gemeld waardoor zijn bijstandsuitkering gestopt werd, én de onderhuurders een hennepkwekerij zijn begonnen waarna de nutsvoorzieningen zijn afgesloten. Uit het enkele feit dat [eiser] niet een studie aan het conservatorium kon starten, omdat hij te diep in de schulden zat kan – zonder verdere toelichting – niet worden afgeleid dat [eiser] psychische schade heeft geleden die [gedaagde] moet vergoeden. Dat het leven van [eiser] thans is bemoeilijkt, omdat zijn ziektekostenverzekeraar wegens onbetaald gelaten premies beslag heeft gelegd op zijn huidige uitkering, zodat zijn ADHD-medicatie niet langer gedekt wordt, kan hij bij gebrek aan een concrete onderbouwing [gedaagde] evenmin tegenwerpen. Deze schadepost wordt dan ook afgewezen.

Ontvreemde inboedel en gederfde inkomsten

4.23.

Verder houdt het betoog van [eiser] dat [gedaagde] de schade moet vergoeden die hij heeft geleden, omdat zijn inboedel is ontvreemd en hij inkomsten is misgelopen, geen stand. Dat zijn inboedel – waaronder zijn DJ-apparatuur – is ontvreemd uit de schuur van zijn voormalige woning, waarin hij die inboedel had opgeslagen, houdt geen enkel verband met de beroepsfouten van [gedaagde] . Het is de keuze van [eiser] geweest om zijn inboedel, waaronder dure apparatuur, merkkleding en een laptop in de schuur op te slaan. [gedaagde] heeft daar geen invloed op gehad. [eiser] had de inboedel namelijk ook ergens anders kunnen opslaan. Deze schadepost kan dan ook niet voor rekening van [gedaagde] komen. Dat het als gevolg van de ontvreemde inboedel praktisch onmogelijk werd voor [eiser] om als DJ inkomsten te genereren kan dus ook niet voor rekening van [gedaagde] komen.

4.24.

Het standpunt van [eiser] dat hij als gevolg van de beroepsfouten van [gedaagde] arbeidsongeschikt is geworden en hij daarom inkomsten heeft gederfd, kan in het licht van zijn eigen stellingen niet slagen. [eiser] sluit namelijk zelf niet uit dat hij mogelijk door een andere oorzaak arbeidsongeschikt is geworden. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank niet concluderen dat [eiser] inkomsten is misgelopen, omdat hij door het optreden van [gedaagde] als zijn advocaat arbeidsongeschikt is geworden. Ook gelet hierop komt de door [eiser] gestelde schade in de vorm van gederfde inkomsten niet voor vergoeding in aanmerking.

Rente en incassokosten

4.25.

Daarnaast vordert [eiser] vergoeding van rente en incassokosten die over zijn schulden verschenen. Hij bepleit dat hij door de beroepsfouten van [gedaagde] zonder inkomen kwam te zitten, dat er als gevolg daarvan schulden zijn ontstaan en dat hij reeds bestaande betalingsregelingen niet langer kon nakomen. In aanvulling daarop heeft [eiser] tijdens de zitting verklaard dat hij weliswaar schulden had voordat hij met [gedaagde] in zee ging, maar dat hij die schulden van zijn bijstandsuitkering kon afbetalen. Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 4.16 en 4.17 is overwogen worden de stellingen van [eiser] verworpen.

4.26.

Dat [eiser] als gevolg van beroepsfouten van [gedaagde] zijn al bestaande schulden niet langer kon afbetalen en er vervolgens rente en incassokosten over die schulden zijn verschenen, is dan ook niet vast komen te staan. Deze schadepost is dan ook niet toewijsbaar.

Kosten voor rechtsbijstand

4.27.

Verder betoogt [eiser] dat hij schade heeft geleden in de vorm van kosten die hij heeft moeten maken voor rechtsbijstand. Zonder verdere concrete toelichting kan [eiser] hierin niet worden gevolgd. In het dossier bevinden zich immers geen stukken waaruit blijkt dat hij deze door hem gestelde kosten voor rechtsbijstand daadwerkelijk heeft gemaakt. Deze schadepost wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

Slotopmerkingen

4.28.

Het is de rechtbank duidelijk geworden dat [eiser] in deze procedure alle schade die hij de afgelopen jaren stelt te hebben geleden op [gedaagde] probeert af te wentelen. Mede gelet op de tekst van de door [eiser] zelf opgestelde productie 37, lijkt het erop dat hij [gedaagde] als de zondebok ziet, zonder daarbij inzicht te tonen in zijn eigen aandeel in deze zaak. In dat verband wordt benadrukt dat [eiser] al ruim voordat [gedaagde] in beeld kwam schulden heeft laten ontstaan. Tevens wordt erop gewezen dat hij er zelf voor heeft gekozen om – ondanks het feit dat hij destijds in de bijstand zat – zijn woning onder te verhuren om daarmee meer inkomsten te verwerven. Daarmee heeft hij zelf het risico genomen dat zijn onderhuurders een hennepkwekerij in de woning zouden beginnen, zoals hier is gebeurd. Dat [eiser] zelf bij de gemeente heeft gemeld dat er een hennepkwekerij in zijn onderverhuurde woning zat, laat onverlet dat hij niet zelf in de woning woonde wat de reden was voor de beëindiging van zijn bijstandsuitkering. Daarom kwam hij enige tijd zonder inkomen te zitten, stapelden zijn al bestaande schulden zich verder op en kon hij zijn hypotheeklasten niet meer betalen. Daarbij heeft hij zelf niets gedaan om de uiteindelijke veiling van zijn woning uit te stellen of te voorkomen. De situatie waarin [eiser] zich nu bevindt heeft hij dan ook met name aan zichzelf te wijten.

4.29.

Desondanks kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat [eiser] zeer aangeslagen is door alles wat hij met [gedaagde] heeft meegemaakt en dat dit zijn leven nog steeds lijkt te beheersen. De rechtbank begrijpt dat het doorlopen van het bezwaartraject, de tuchtprocedure en de onderhavige procedure met [gedaagde] een slepend proces is geweest en een behoorlijk negatieve impact heeft gehad op [eiser] . Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat hij na het doorlopen van het bezwaartraject met [gedaagde] extra kosten heeft moeten maken, bijvoorbeeld omdat hij een nieuwe advocaat heeft moeten inschakelen en in (hoger) beroep heeft moeten gaan. In zoverre volgt de rechtbank [eiser] in zijn betoog dat hij schade heeft geleden. Omdat de omvang van deze schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, schat de rechtbank deze door [eiser] geleden schade op € 10.000,00 (artikel 6:97 BW). [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [eiser] .

4.30.

Bij deze uitkomst van de procedure behoeven de overige verweren van [gedaagde] geen bespreking.

4.31.

De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 10.000,00 aan [eiser] ,

5.2.

compenseert de proceskosten tussen partijen, in de zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.